In deze samenvatting staat alle belangrijke informatie uit hoofdstuk 3 uit het boek klinische pathologie. Deze informatie is zeker nog tot ruim in 2026 actueel. Na het doornemen van deze samenvatting heb je alle belangrijke informatie doorgenomen.
Uitgebreide Samenvatting Klinische Pathologie voor Anesthesiemedewerkers en Operatieassistenten
Uitgebreide Samenvatting Anatomie en Fysiologie
Samenvatting Kennislijn AFP Chronische Ziekten
Tout pour ce livre (42)
École, étude et sujet
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Academie Voor Verpleegkunde
Medische kennis
Tous les documents sur ce sujet (86)
Vendeur
S'abonner
annasenna
Avis reçus
Aperçu du contenu
H3 ZIEKTEOORZAKEN
Inleiding
Ziekteoorzaken kunnen worden onderverdeeld in:
Endogene factoren (van binnenuit, erfelijke factoren)
-Cystic fibrose: Taaislijmziekte
-Hemofilie: Bloedziekte
-De ziekte van Huntington: Onwillekeurige bewegingen en dementering
Exogene factoren (van buitenaf, omgevingsfactoren)
-Congenitale afwijkingen: Aangeboren afwijkingen door bijv. medicijngebruik of
bestraling tijdens zwangerschap
-Voorbeelden van omgevingsfactoren na de geboorte: Verkeersongelukken en
besmetting vanuit open tuberculose (tbc)
De meeste ziekten ontstaan door een samenspel van endogene en exogene factoren. Men
spreekt dan van multifactoriële aandoeningen.
Voorbeelden van aandoeningen die ontstaan door een inwerking van omgevingsfactoren op
de erfelijke aanleg zijn:
- Astma en COPD
- Depressie
- Hart- en vaatziekten
- Kanker
- Osteoporose
1. Endogene factoren
Endogene factoren zijn vanaf de bevruchting vastgelegd in de genen. De genetische
afwijkingen kunnen al meteen bij de pasgeborene tot uiting komen, of pas jaren later.
Er zijn drie erfelijkheidspatronen:
Autosomaal recessieve aandoeningen
Autosomaal dominante aandoeningen
Geslachtsgeboden recessieve aandoeningen
Naast deze drie erfelijkheidspatronen bestaat er nog polygene erfelijkheid, waarbij meer dan
twee genen een rol spelen. Het overervingspatroon is dan ingewikkelder en vaak niet geheel
bekend.
Hart- en vaatziekten ontstaan bijvoorbeeld door een polygeen bepaalde aanleg in
wisselwerking met omgevingsfactoren (zoals roken en het eten van verzadigd vet)
Autosomaal recessieve aandoeningen
Bij deze vorm van erfelijkheid wordt alleen een kind ziek, dat van beide ouders het
afwijkende gen krijgt.
, H3 ZIEKTEOORZAKEN
Een recessief gen komt alleen tot uiting met een gelijk gen op het andere chromosoom. Bij
deze ziekten hebben beide ouders gewoonlijk één normaal en één afwijkend gen. Dat is
recessief, dus komt bij hen deze niet tot uiting.
Deze twee dragers kunnen de ziekte wel doorgeven
Het kind heeft dan van beide ouders het recessieve
afwijkende gen gekregen (het kind heeft 25% kans de ziekte
te krijgen)
Waarschijnlijk heeft vrijwel iedereen afwijkende recessieve genen,
maar dat is geen probleem als de partner niet ook drager is.
Autosomaal recessieve aandoeningen komen vaker voor als ouders
familie van elkaar zijn.
Als beide ouders drager zijn is de kans op het krijgen van:
Een ziek kind 25%
Een drager 50%
Een gezond kind, nier drager 25%
Voorbeelden van recessief erfelijke aandoeningen zijn:
Cyctic fibrose = Taaislijmziekte
Phenylketonurie = Phenylalanine in voeding wordt niet verdragen
Congenitale hypothyreoïdie = Aangeboren schildklierhormoon te kort
Andrenogenitaal syndroom = Groei van clitoris en fusie schaamlippen
De hielprik, die baby’s een week na de geboorte ondergaan, dient o.a. phenylketonurie
(PKU), congenitale hypothyreoïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom te ontdekken.
Kinderen met PKU krijgen meteen een dieet en kinderen met CHT en andrenogenitaal
syndroom worden hormonaal behandeld.
Autosomaal dominante aandoeningen
Bij deze vorm van erfelijkheid veroorzaakt één afwijkend gen al ziekte, want dominante
genen komen tot uiting ongeacht de partner.
De zieke ouder heeft vrijwel altijd één normaal en een afwijkend gen. De partner is
gewoonlijk gezond en heeft dus twee normale genen. Een kind heeft dan 50% kans om het
verkeerde gen te krijgen van de zieke ouder en wordt dan ook ziek.
Dominante erfelijke aandoeningen slaan geen generatie over, tenzij iemand kinderen krijgt
en sterft voor de ziekte tot uiting komt.
Een patiënt en een gezonde partner hebben:
50% kans op het krijgen van een kind met de aandoening
50% kans op het krijgen van een kind zonder aandoening
, H3 ZIEKTEOORZAKEN
Voorbeelden van dominant erfelijke aandoeningen zijn:
Familiaire hypercholesterolemie = Te hoog bloedcholesterol
Ziekte van Huntington = Onwillekeurige bewegingen en dementering
Polyposis coli = Veel poliepen/gezwelletjes in de dikke darm
Met bloedonderzoek is vast te stellen of iemand de ziekte heeft of zal krijgen.
Hypercholesterolemie
Hypercholesterolemie geeft een verhoogde kans op hart- en vaatziekten en wordt daarom
behandeld met dieet of cholesterolverlagende medicijnen.
Ziekte van Huntington
Voor kinderen van een Huntingtonpatiënt blijft de keuze tussen wel of niet genetisch
onderzoek moeilijk, want een ‘positieve’ uitslag voorspelt een onbehandelbare ziekte. Een
‘negatieve’ uitslag geeft de zekerheid dat de geteste persoon die ziekte niet krijgt en ook niet
kan doorgeven.
Polyposis coli
Bij polyposis coli dient maligne ontaarding uitgesloten of opgespoord te worden met
endoscopie of biopten. Vaak is een colectomie (=verwijding van de dikke darm) nodig, als
kanker vastgesteld wordt bij histologisch onderzoek.
Histologisch onderzoek: Een macroscopische- en microscopische beoordeling van weefsel
X-gebonden recessieve aandoeningen
Bij deze vorm van erfelijkheid zit het afwijkende gen op een X-chromosoom. Alleen vrouwen
kunnen drager zijn van dit gen, want ze hebben twee X-chromosomen.
Het Y-chromosoom bevat slechts de code die nodig is om testosteron te maken. Er zitten
verder geen genen op die coderen voor bijvoorbeeld stollingsfactoren of bepaalde eiwitten in
spieren. Jongetjes met het afwijkende gen op hun ene X-chromosoom worden dus ziek,
omdat het Y-chromosoom niet kan compenseren.
Een draagster en een gezonde partner hebben:
25% kans op het krijgen van een zoon met de aandoening
25% kans op het krijgen van een zoon zonder de
aandoening
25% kans op het krijgen van een dochter die draagster is
van het afwijkende gen
25% kans op het krijgen van een dochter zonder het
afwijkende gen
Voorbeelden van geslachtsgebonden erfelijke aandoeningen zijn:
Hemofilie A en B (bloedziekte)
Spierziekte van Duchenne (spieren worden steeds minder
sterk)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur annasenna. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,57. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.