Samenvatting Fundamenten van de psychologie - De biologische basis van het gedrag
Samenvatting Fundamenten van de Psychologie
Samenvatting Fundamenten van de psychologie - Algemene psychologie (POL58a)
Tout pour ce livre (20)
École, étude et sujet
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Functieleer (530000B3)
Tous les documents sur ce sujet (48)
Vendeur
S'abonner
meikebeijer
Avis reçus
Aperçu du contenu
Functieleer (boek alleen H1 t/m H10 zonder H2 en de slides van de hoorcolleges)
Je hoeft geen specifieke details te kennen omdat het multiple choice is
Functieleer houdt zich bezig met elementaire functies die de dagelijkse bezigheden mogelijk maken. Deze
basisfuncties zijn: Waarnemen, Aandacht, Leren, Onthouden, Taal, Redeneren en Beslissen. Deze functies zijn pas
een functie als het een neurologische structuur heeft in het brein, je kunt het fysiek aanwijzen in het brein. Bij
sommige functies zijn alle breindelen verlicht en bij andere bezigheden zijn juist specifieke gebieden van het brein
verlicht.
De voorontwikkelingen
Psychologie is een wetenschap die gedrag bestudeerd om interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten
grondslag liggen. De psychologie is begonnen met Wilhelm Wundt.
Hermann von Helmholz was een wiskundige die heeft opgemeten hoe snel zenuwimpulsen in zenuwvezels gingen. De
eerste zenuwcellen werden pas gezien in begin 1900, dit is dus het begin van de psychologie. Hij heeft dit ontdekt
voor 1900, hij wist als eerste hoe dit geleid werd en hoe snel deze geleid werd (30 m/s). Fransiscus Donders is een
Tilburgse oogarts die de leesbrillen heeft uitgevonden. Dit heeft hij gedaan doordat hij erachter kwam dat het oog
soms te lang of te kort kon zijn en hoe hij dit op kon lossen met de bril of lenzen. Mentale chronometrie is een
onderzoek van hem waarbij hij de tijd mat van mentale processen om de structuur van de geest te begrijpen. Hij mat
dit met 3 experimenten.
De truc die hij heeft uitgevonden heet additieve factoren logica, dit wordt nog steeds gebruikt bij fMRI onderzoek
(hierin wordt gekeken hoeveel zuurstof er in je breinbanen is op bepaalde momenten) om breinactiviteit tijdens een
experimentele taak (gezichten) wordt afgetrokken van een controletaak (huizen). Al je neuronen zijn constant
signaaltjes aan het afgeven, 1 actie per seconde. Alle gebieden van het brein gebruiken tijdens dit experiment
zuurstof.
Charles Darwin heeft de evolutietheorie bedacht, deze is als volgt; levende wezens zijn het resultaat van een
aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden (genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the
fittest). Hieruit is dus ook gekomen dat de mens uit dier is geëvolueerd. Dit betekende dat menselijk gedrag op
dezelfde manier bestudeerd kan worden als diergedrag en dat mensen kenmerken hadden geërfd die ook bij dieren
voorkwamen. In die tijd was dat heel wat omdat de filosofie toen was: Mens heeft een ziel die niet verbonden was
met rest van de wereld en niet onderworpen is aan aardse wetmatigheden. Dit werd vooral door de kerk gesteld.
Het ontstaan van de psychologie
Wilhelm Wundt opende het 1e laboratorium voor experimentele psychologie aan universiteit van Leipzig, Duitsland,
dit deed hij in 1879. Hij is de grondlegger van de psychologie. Ze begonnen de natuurwetenschappelijke methode toe
te passen op de studie van de psychologische processen. Structuralisme: onderzoek in psychologie moet richten op
de onmiddellijke ervaring (sensaties, mentale beelden/herinneringen en gevoelens). Op basis van introspectie kan de
structuur en de elementen van het bewustzijn ontdekt worden. Deze methode bleek echter zeer onbetrouwbaar te
zijn. Dit komt doordat het een methode van zelfreflectie is, dit is voor iedereen anders.
,Alfred Binet en Theodore Simon hebben de eerste bruikbare intelligentietest gemaakt. William James was een
belangrijk persoon, omdat hij functionalisme bedacht: Psychologie diende om onderwijs te optimaliseren, gevaarlijke
afwijkingen opsporen en behandelen, bevorderen van industriële productie. John watson was groot in het
behaviorisme, dit is een stroming in de psychologie die echt naar het vertoonde gedrag keek. Behavioristen: In
poging om psychologie wetenschappelijker te maken stelde behavioristen voor om enkel observeerbaar gedrag te
bestuderen (gedrag is gevolg van eenvoudige Stimulus-Respons koppelingen). B. F. Skinner is bekend om zijn
onderzoek naar leerprocessen bij dieren. Een van de belangrijkste personen van de psychologie was Sigmund Freud.
Dit omdat hij de theorie van de psychoanalyse bedacht. Deze theorie stelde dat bewustzijn en gedrag slechts
oppervlakkige fenomenen zijn. De mens is een rationeel wezen, je maakt een bewuste keuze. Echter zijn er
onbewuste krachten die de oorsprong bieden van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen. Deze krachten
zorgen ervoor dat wij keuzes maken, NIET de rationele denkwijze.
De Gestalt psychology (Wertheimer, Wolfgang en Kohler) kwam in opstand tegen de denkwijze van Wundt. Hun
kerngedachte was dat het geheel meer was dan de soms van delen. Ze verzetten zich tegen het structuralisme:
perceptie (waarneming) is meer dan sensatie, en tegen behaviorisme (complex gedrag is meer dan de som der
componenten). De Gestalt psychologen gebruikte het fenomeen van de apparente beweging als bewijs voor hun
stelling: Wanneer 2 lampjes op hetzelfde moment oplichten, op de juiste afstand en timing, lijken ze te bewegen als 1
lampje, hoog-laag of link-rechts.
De manier waarop je dit waarneemt kun je beïnvloeden met je eigen wil. Perceptie is een constructie (het een geheel
maken), een geen passieve reflectie. Je brein zorgt ervoor dat een beweging gemaakt wordt, ook al is er geen
beweging. Ogen hebben dus zenuwen die beweging waarnemen. Je hebt een “generaal” in je brein zitten die ervoor
zorgt dat wanneer je 1 voorwerp op een bepaalde manier ziet bewegen, je alle voorwerpen op diezelfde manier ziet
bewegen. Of je iets links-rechts of hoog-laag ziet bewegen, ligt aan de afstand en de snelheid waarmee dit gebeurt.
Dit gebeurt ook in het auditieve domein, hier is ook sprake van constructie. Eerst hoor je in een galop/ritme een hoge
en lage toon, wanneer de frequentie en snelheid verandert ga je of een hoge toon horen of een lage toon. Het
fenomeen van de 2 stromen heet segregatie je kan de 2 stromen niet meer tegelijk horen maar hoort ze apart. Het
horen heeft te maken met de organisatie, wat pak je bij elkaar en wat niet. Hierdoor is het ook niet mogelijk om 2
liedjes te gelijk te luisteren.
Aspecten binnen de psychologie
Biologie speelt op 4 manieren een rol bij de psychologie:
1. Centrale zenuwstelsel (CZS): Het CZS maakt gedragingen mogelijk. Aandoeningen in het CZS hebben effect op
psychologisch functioneren (psychologische problemen kunnen behandeld worden door geneesmiddelen die
inwerken op CZS). Centrale zenuwstelsel is het brein, de zenuwen en je ruggenmerg.
2. Invloed van lichaam op geest: Lichaam of staat van lichaam kan van invloed zijn op het denken/gedragingen
van mensen (honger, pijn, zonlicht, lichaamsbeweging).
3. Erfelijkheid: Eigenschappen kunnen erfelijk zijn, tweelingenonderzoek, adoptiestudies,
stamboomonderzoeken (IQ, persoonlijkheid, ADHD)
4. Evolutie: Bepaalde gedragingen kunnen worden begrepen vanuit menselijke evolutiegeschiedenis (bijv.
partnerkeuze).
Cognitieve psychologie: Menselijk gedrag begrijpen en voorspellen met informatie-verwerkende cognitieve
processen die zich in de hersenen afspelen. Behavioristen (Watson) ontkenden het bestaan van ‘cognities’. Tolman
deed in de jaren 30 onderzoek met ratten die dit kon weerleggen. Tolman (1932): Ratten leren meer dan simpele S-R
relaties en gebruiken inzicht (mentale kaart) bij een doolhof. Bewijs voor het bestaan van cognities. Als je die in een
doolhof loslaten, waar ze vrij konden lopen, en er werd op gegeven moment eten gegeven dan liepen die ratten
ernaartoe. Hebben de ratten tijdens hun vrije looptijd het doolhof leren kennen? Ja. Ze leren het inzicht te kennen,
wanneer er iets geblokkeerd werd namen ze een andere weg. Ratten die geen vrije looptijd hadden, moesten van
alles gaan proberen. Vele dieren hebben altijd de herinnering waar hun nest is, ook al zijn ze er kilometers vandaan.
,Sociale factoren
De Mens is sociaal wezen dat deel uitmaakt van allerhande sociale netwerken (werd binnen de filosofie en de eerste
jaren van psychologie vergeten). Culturele verschillen ontstaan omdat mensen zich vooral binnen één bepaalde
sociale groep bevinden.
Geert Hofstede onderscheidde 5 (later 6) dimensies waarop (bedrijfs)culturen van elkaar verschillen: 1) individu –
collectief 2)macht - egalitair 3) zekerheid – laissez-faire 4) man-vrouw verschillen 5) lange –kortetermijn denken 6
Sociale factoren
WEIRD people: Merendeel van psychologisch onderzoek is
gebaseerd op blanke personen uit de westerse wereld (mensen
uit Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic
societies, Henrich, 2010). Vraag is hoe generaliseerbaar dit
onderzoek is, je kan het eigenlijk niet gebruiken voor andere
culturen.
Nature-nurture debat: Veel onderzoek is gewijd aan het
relatieve belang van biologische (NATURE: aangeboren, genetische karakteristieken) en sociaal- culturele factoren
(NURTURE: omgevingsinvloeden) voor het verklaren van gedrag.
Man-vrouw verschillen: Overschatting van biologische factoren en onderschatting van sociaal culturele invloeden.
Bijv. mannen kunnen beter kaartlezen dan vrouwen. Komt dit door verschil in breinstructuur, jagen (evolutie), school,
interesse, gewoontes?
Biopsychosociaal model: biologische, psychologische en sociale factoren spelen een rol bij elk menselijke activiteit.
Interactie tussen factoren sommige genen worden pas actief binnen een bepaald sociaal milieu. Voorbeeld: Hoe
ontwikkelt zich crimineel/ agressief gedrag bij kinderen die wel of niet misbruikt zijn? Het hangt niet alleen af van de
ervaring (de mishandeling), maar ook van het gen (MAOA), wanneer het kind én misbruikt is én een defect MAOA-
gen heeft, dan toont het later agressief gedrag.
Onderzoeksmethoden
Verschillende onderzoekstechnieken:
1. Beschrijvend onderzoek (descriptief onderzoek): Correcte informatie verzamelen over een onderwerp.
Vragenlijsten, observatie, interview, kwalitatief onderzoek (een gesprek met client uittypen en onderverdelen
in thema’s) enzovoort.
Gestandaardiseerde testen zijn ook een mogelijkheid dit is een test die speciaal ontworpen is om bepaalde
menselijke vaardigheden en eigenschappen te meten (IQ test bijvoorbeeld).
, 2. Correlatie onderzoek: Beschrijven van verbanden tussen gegevens van een onderzoek.
Bij correlatieonderzoek meet je de mate waarin twee variabelen met elkaar samenhangen. In hoeverre gaan
wijzigingen in ene variabele gepaard met wijzigingen in andere variabele. Correlatiecoëfficiënt is een getal
tussen de -1 en +1 welke richting en mate van het lineaire verband tussen twee variabelen aangeeft. Hoe
meer het getal afwijkt van 0, hoe sterker het verband. Je kan dit niet causaal interpreteren, er is geen
oorzaak-gevolg te interpreteren. Er zijn ook andere onderliggende factoren, denk hierbij aan ijsjes eten en
verdrinking getalen.
3. Experimenteel onderzoek: Onderzoekers manipuleren één of meerdere variabelen en kijken of dit effect heeft
op een andere variabele (al het andere blijft gelijk). Hierbij kan je causale verbanden trekken en bij de andere
methoden niet. In de psychologie worden graag causale verbanden gelegd, we willen weten waarom iets
gebeurd.
1) Hypothese: voorspelling op basis van een theorie die in een proef getoetst wordt
2) Onafhankelijk variabele: de variabele die tijdens het experiment wordt gemanipuleerd → wel/niet-
gewelddadige film
3) Afhankelijke variabele: de variabele die tijdens het experiment wordt gemeten → het agressief gedrag
4) Operationaliseren van variabelen: het omzetten van variabelen in concrete en meetbare handelingen →
hoeveel toonde agressief gedrag bij een gewelddadige film en hoeveel toonde geen agressief gedrag bij
een niet gewelddadige film
5) Verzamelen van data en statistische analyse → kinderen die een agressieve film kijken gedroegen zich
agressiever dan de controlegroep. Verder waren jongens over het algemeen agressiever dan meisjes.
6) Evaluatie: de voorspelling komt uit en je hebt nu een confirmatie van je theorie
Als predictie uitkomt dan confirmatie van theorie. Dit onderzoek kan mogelijk gepubliceerd worden in tijdschrift. Als
deze niet uitkomt zijn er vele mogelijkheden: theorie klopt niet (falsificatie), maar kan ook zijn dat niet goed
geoperationaliseerd, steekproefgrootte, enz. Dat is het onderzoek dat typisch in de la verdwijnt. In de sociale
wetenschappen is dat de overgrote meerderheid. Dit leidt tot publicatiebias: Alleen onderzoek dat in
overeenstemming is met theorie wordt gepubliceerd.
Verschillende variabelen:
- Onafhankelijke variabele: Datgene wat de onderzoeker varieert (wel of niet-gewelddadige film).
- Afhankelijke variabele: Datgene wat gemeten wordt (bijv aantal scheldwoorden, jaren in gevangenis).
- Controle variabelen: Aspecten van experiment die gelijk zijn voor experimentele en controle condities
(lengte filmfragment, proefleidster).Persoonsvariabelen: Manier waarop groepen worden samengesteld
(leeftijd, geslacht).
Veel voorkomende kritiek op experimenteel onderzoek:
- Interne validiteit: wordt verschil inderdaad veroorzaakt door verschil in onafhankelijke variabelen?
- Externe validiteit: in hoeverre is resultaat te generaliseren naar ‘gewone’ wereld en andere personen?
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur meikebeijer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.