Economie
Module 0: De economische invalshoek
Wat is economie?
Economie (‘economics’) versus de economie (‘the economy’)-> Wij doen economics
Studieonderwerp van economen:
in enge zin: “Economics is the study of the economy”
in brede zin: “Economics is what economists do”
Rationele keuze als basis van het gedragsmodel
De keuze van economische agenten, gebaseerd op voorkeuren en beperkingen(Bv student: budget,
goesting, tijd,…), staat centraal in economie als wetenschap
Student: wat zal ik deze week eten in Brussel?
Bedrijf: hoe zal ik mijn product maken?
Overheid: hoeveel straatverlichting moet ik voorzien?
model, voorspelling en data essentieel (descriptief / positief)
-> de realiteit bespreken
Economische agent (homo economicus) maakt rationele keuze-> beste keuze kiezen uit een reeks
aan keuzes door voorkeuren
de beste keuze (volgens zijn/haar voorkeuren)
uit de mogelijke keuzes (bepaald door beperkingen)
Rationaliteit gaat niet over de inhoud van de voorkeuren: ook altruisme, imperfecte informatie,
beslissingsfouten mogelijk
Normatieve evaluatie en bijsturing
Naast het bestuderen van keuze, ook evaluatie en eventuele bijsturing van de resulterende uitkomst
(evenwicht) essentieel:
is deze uitkomst ‘goed’? Zo nee, hoe kunnen we ‘beter’ doen?
voor evaluatie en bijsturing moeten we weten wat ‘goed’, ‘beter’ en ‘best’ is (prescriptief /
normatief)
Minimaal veronderstellen economen het Pareto principe:
als we minstens één iemand beter af kunnen maken
zonder anderen slechter af te maken
dan is het een verbetering
Minimaal omdat Pareto geen uitspraken doet over verdeling; bijkomende ethische principes nodig
Hoe welvarend zijn we?
1
,Consumptie
Welvaart in een maatschappij hangt af van de behoefte-bevrediging (consumptie) van haar leden (als
consumenten)
Consumptie vaak in gezinsverband, echter consument ≠ gezin
Vaak wordt niet het volledige inkomen geconsumeerd:
niet-geconsumeerd deel van het inkomen is sparen
sparen = ‘uitgestelde’ consumptie
consumere betekent ‘verteren, vernietigen, verkwisten’, maar niet alle goederen worden vernietigd
op het moment zelf
duurzame goederen zoals kleding, auto, meubelen, etc
Een auto, bv., heeft zowel consumptie- als spaarcomponent
Productie
Producere betekent ‘voortbrengen, grootbrengen’
Productie omvat alle activiteiten waardoor
goederen en diensten tot stand worden gebracht, en
op de gepaste tijd en plaats ter beschikking worden gesteld
Het productieproces zet inputs om in output
Inputs worden onderverdeeld in
lopende inputs (bv., grondstoffen en hulpstoffen)
productiefactoren (bv., arbeid en kapitaal)
De broodjeszaak als voorbeeld
Inputs via productieproces omgezet naar output
Verschil in inputs
Lopende inputs
productiefactoren: vaak
maar niet altijd arbeid en
kapitaal
Kapitaal: niet geld, maar over
bepaalde
investeringen(gebouwen,machines)
2
,Kapitaalgoederen en investeringen
Kapitaalgoederen zijn duurzame productiemiddelen
slechts een deel gaat verloren in het productieproces
deel gaat verloren door depreciatie of afschrijving
Kapitaalgoederen zijn investeringsgoederen; de bruto-investeringen bestaan uit
vervangingsinvesteringen (bv., om afgedankt kapitaal te vervangen-> kassa kapot->nieuwe
kassa kopen)
netto-investeringen (bv., in geval van uitbreiding van de zaak-> kassa te klein-> grotere kassa
kopen)
Kapitaalgoederen kunnen fysiek zijn (zoals toonbank en oven), maar ook menselijk (zoals vakkennis)
Toegevoegde waarde
Het productieproces zorgt voor een ‘verbetering’:
waarde broodje is groter dan de waarde van de lopende inputs
verschil tussen beide noemen we de bruto-toegevoegde waarde, nl., de waarde die arbeid en
kapitaal aan lopende inputs toevoegen
Indien we de depreciatie van bruto-toegevoegde waarde aftrekken, dan krijgen we de netto-
toegevoegde waarde
Netto-toegevoegde waarde is
wat productiefactoren (arbeid en kapitaal) hebben toegevoegd en dus aan hen kan
uitgekeerd worden als vergoeding
Toegevoegde waarde in de broodjeszaak
1: bruto toegevoegde waarde
0,60: netto toegevoegde waarde
3
, Toegevoegde waarde en inkomen
Cruciale identiteit tussen inkomen en toegevoegde waarde
indien uitbater = eigenaar kapitaal => 0.6 euro verdiend / broodje
Indien uitbater ≠ eigenaar kapitaal, dan opsplitsing:
o loon als vergoeding voor uitbater (werknemers)
o huur, intrest of dividend (winstuitkering) voor eigenaar kapitaal
Voorbeeld broodjeszaak uitbreidbaar tot de gehele economie:
productie door bedrijven én overheid
intermediaire versus finale goederen (zaad-graan-meel-brood)
bbp = bruto binnenlands product (in regio & tijdens periode)
som van alle toegevoegde waardes
marktwaarde van alle finale goederen en diensten
meet de grootte van een economie
bbp als maatstaf van welvaart
Welvaart wordt (onder meer) bepaald door het inkomen
bbp is, als som van toegevoegde waardes, een ruwe indicator van het totale inkomen in, bv., een
land of werelddeel
Echter, onze kijk op welvaart doorheen de tijd voor verschillende landen kent minstens twee
problemen:
hoe vergelijk je bbp doorheen de tijd?
hoe vergelijk je bbp tussen verschillende landen?
o In landen kan je voor hetzelfde bedrag meer/ minder kopen
o Belg met 1000 euro kan minder dan iemand in bosnie met 1000 euro
-> omrekenen naar ppp dan kan je pas landen en tijd vergelijken
Gebruik van koopkrachtpariteiten (ppp): eenheid = 1990-ppp-dollar = de koopkracht die je hebt met
1 US$ in het jaar 1990
4