Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting portaal - Toetsmatrijs HAN - hoofdstuk 1 t/m 8 en 10 + taalbeschouwing €4,19   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting portaal - Toetsmatrijs HAN - hoofdstuk 1 t/m 8 en 10 + taalbeschouwing

 9 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Hierin word de toets matrijs samengevat die in de toets aanbod komt. Ook staan hier 3 korte samenvattingen van de betreffende lessen die aangeboden zijn vanuit de han. Deze samenvatting heeft mij geholpen om bij de eerste kans al een voldoende te halen. Na het schrijven en gebruiken van de samenvat...

[Montrer plus]

Aperçu 9 sur 54  pages

  • Non
  • 1 t/m 10
  • 21 octobre 2023
  • 54
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Les 1 openingscollege
Waarom taal?
 Met elkaar communiceren à lezen en schrijven
 Begrip van woorden
 Kennis (overbrengen)
 Cultuur à eigenheid à wie ben jij?

Waarom (taal)onderwijs?
 Kwalificatie
o Je leert iets
 Subjectivering
o Je leert jezelf worden
 Socialisatie
o Je leert lid te worden van een gemeenschap
(Zie pp voor begrippen)

Receptief
Mondeling Luisteren
Schriftelijk lezen

Gebruik van kunsten bij taal
 Als inspirerende leeromgeving om leerprestaties van taal te vergroten
 Om de leerstof beter te begrijpen door kunst als didactisch middel te gebruiken
 Om kunstzinnige oriëntatie meer naar voren te laten komen

Waarom werkt de combinatie Taal en Drama
(Zie filmpje)
 Plezier in het leren
 Betrokken
 Samenwerken
 Heel spelend, de kinderen hebben niet het gevoel dat ze aan het leren zijn
 Kinderen zien de meerwaarde van de dramalessen, ze gebruiken het ook buiten
schooltijd

Taaldomein op de basisschool
 Mondelinge taalvaardigheid (kringgesprek, discussie, spreekbeurt, poppenhoek)
 Woordenschat (woordweb, thema kastelen, lezen, woordenschrift)
 Beginnende geletterdheid (ABC-muur, voorlezen, rijmen, maan-roos-vis)
 Voorgezet technisch lezen (AVI-lezen, dyslexie, leesmoeders, A/B/C biebboeken)
 Stellen (schoolkrant, kop-romp-staart, opstel, e-mail)
 Jeugdliteratuur (Annie M.G. Schmidt, voorlezen, boekenkring, Kinderboekenweek)
 Begrijpend lezen (wie dit leest, hoofdgedachte, weettekst, zoekend lezen)
 Spelling (nieuwe spelling, dictee, Adje au- Otje ou, ’t fokschaap)
 Taalbeschouwing (woordsoorten, hun zijn groter dan mij, synoniem, ontleden)

Informatie over 1.04 Perspectief Taal en Kunsten

,  Bijeenkomsten
 Toetsing
 Literatuur

 ‘Flipping the classroom’ à voorbereiding is noodzakelijk! Tijdens de lessen nadruk op
de toepassing van de theorie in het maken van lesontwerpen.
Per les is het de bedoeling dat je je voorbereid op de theorie, zodat Paul hierop verder kan
gaan.

Tijdens dit perspectief
 Tijdens je stage ga je een taal en kunst lesgeven
 Je gaat 2 toetsen maken
o Kennistoets Taal (NU AL BEGINNEN MET LEREN, HEEL MOEILIJK!!)
 60 vragen, 42 goed hebben (meerkeuze)
 Portaalboek + meer literatuur leren (zie OO)
o Praktijkdossier taal en kunst
 Drie lesontwerpen maken
 1x Taalvaardigheid
 1x Woordenschat
 1x Jeugdliteratuur
 Praktijkopdracht eyeopeners
 2 grootste leermomenten omschrijven
 Praktijkopdracht taal op je stageschool
 Zie opdracht OO, word nog besproken in de lessen op school

Zie planning van deze periode op onderwijs online. Hierin kan je ook zien welk onderwerp of
hoofdstuk je moet voorbereiden.

Wat heb jij aan taal gezien op de basisschool?
Bij mijn oude basisschool gingen de kinderen op donderdagmiddag naar het ‘taalatelier’. In
dit atelier lagen opdrachten die te maken hadden met taal en het thema die periode. De
kinderen mochten zelf een opdracht kiezen die ze leuk vonden.
 Wat leren de kinderen van deze activiteit?
o Spelenderwijs bezig zijn met taal en het thema van die periode
 Wat doen de kinderen?
o Tijdens de middag bij het taalatelier waren de kinderen bezig met de
opdrachten
 Wat doet de leerkracht?
o Legt uit uit welke opdrachten de kinderen mogen kiezen en legt ook uit wat ze
moeten doen. Loopt vervolgens rond en helpt de kinderen waar nodig

Handige site: lesintaal.nl

Voorbereiding voor volgende les: 2.1 mondelinge taalvaardigheid
Les 2 Mondelinge taalvaardigheid

,Wat gaan we doen?
 Voorkennis ophalen mondelinge taalvaardigheid
 Vragen bedenken bij een kunstwerk
 Tussendoelen mondelinge vaardigheid
 Aan de slag met je lesontwerp
 Voorbeeldlessen
 Complex – minder complex
 Praktijksituaties

Ophalen van voorkennis
 Wat zijn taalgroeimiddelen?
o Taalaanbod
 Moet correct zijn
 Moet begrijpelijk zijn
 Moet rijk zijn (naaste ontwikkeling)
o Taalruimte
 Is er een gelegenheid tot taalproductie
o Feedback
 Positieve feedback
 Interactie feedback (goede voorbeeld)
 Voordoen (goede voorbeeld geven)
o Taalstimulering
 Alles wat je doet om de taal te stimuleren

Taalstimulering: Bevorderen van taalfuncties
 Sociale taalfuncties
o Zelfhandhaving
 Zeggen wat je gaat doen
o Sturen van anderen
 Bijvoorbeeld in de poppenhoek, jij bent mama enzovoort
o Zelfsturing
 Zeggen wat ze aan het doen zijn
o Structurering
 Alvast benoemen wat ze in de hoop gaan doen
 Cognitieve taalfuncties
o Rapporteren
 Een eigenschap van iets benoemen
o Beschrijven
 Uitgebreider dan rapporteren, meer eigenschappen benoemen
o Redeneren
 Oorzaak en gevolg benoemen
o Projecteren
 Te verplaatsen in een ander
o Reflecteren
 Eigen denkproces beschrijven, stap voor stap
Waar gaat het alweer over bij taalstimulering?

,Fragment 1:
Waarom zit het ijzer onder de slee? Redeneren
Wat kun je doen in de winter? (het kind benoemde alleen sleeën) dus rapporteren
Fragment 2:
Allemaal gesloten vragen, kind rapporteert alleen maar
Fragment 3:
Wat gebeurt er met het water in de winter? Beschrijven

Bronnen voor lesdoelen en inschatten beginsituatie
 www.tule.slo.nl
 www.leerlijnentaal.nl
 OO à tussendoelen mondelinge communicatie

Mondeling taalgebruik
 Ingebed in context
o Zelf meegemaakt
o Eenvoudig
 Kennismaking
 Gesprekken over het weer
 Cognitief veeleisend
o Instructie van een bepaalde taak
o Moeilijke woorden
 Instructie geven
 Zonder context
o Luisteren naar een verhaal
 Luisteren naar het nieuws
 Reflecteren op gevoel
 Cognitief niet veel eisend
o Eenvoudig
 Kinderrijmen opzeggen
 Luisteren naar een verhaal

Taalronde
 Is een werkvorm die helpt bij het schrijven van een tekst
 Hulpmiddelen zijn:
o Maken van een kring
o Introduceren onderwerp
o Vertelronde
o Lijstje tekenen/schrijven
o Tweetal gesprek over een ding van het lijstje
o Tekst schrijven
o Voorlezen
o Vervolg

Kinderen met spreekangst kunnen goed leren spreken door gebruik te maken van
handpoppen.

,Flip de beer, de logeerbeer, maakt het voor kinderen gemakkelijk om te vertellen wat ze
samen hebben gedaan die logeerweek

Les 3 Woordenschat
Voor een goede woordenschat les gebruik je viertakt
 Voorbewerken (DAG 1)
o Relevante voorkennis ophalen
o Kinderen motiveren/enthousiasmeren
 Semantiseren (DAG 1
o In deze fase leggen de leerkrachten uit wat de betekenis is van het woord.
Aanleren van de juiste woorden
o Nooit de kinderen zelf eerst laten denken, want dan onthouden ze het foute
antwoord.
 Consolideren (DAG 2 T/M 4)
o Inslijpen (ongeveer 7x voorbij laten komen)
o Zorgen dat het niet meer vergeten wordt
o Uitbreiden
 Evalueren (DAG 5)
o Kijken of de kinderen de betekenis aan het woord hebben begrepen

Viertakt is een weekprogramma

Selecteren van doelwoorden
 De betekenis van het woord is minstens 80% van de kinderen onbekend
 Een woord is functioneel voor de kinderen
 Het woord past bij het thema of project, het prentenboek of de activiteit
 Je kiest woorden in samenhang met elkaar



Les 4 Woordenschat les 2
Belang van woordenschat
 Kinderen hebben woorden nodig om te kunnen communiceren, om te kunnen leren
en zich te kunnen uiten
o Kinderen begrijpen de woorden die ze horen en lezen
o Kinderen kunnen hun eigen ideeën en denkprocessen beter verwoorden
o Kinderen begrijpen dan de lesinhoud
o Kinderen leren elke dag nieuwe woorden bij
o Woorden maken wijzer

Wat is een woord
 Woord
o Vorm à label à het ‘etiket’
o Betekenisaspecten vormen samen het netwerk à concept

Hoe leren kinderen nieuwe woorden

,  Labelen
o = etiket
 Koppeling woord aan een ding of gebeurtenis
 Categoriseren & betekenisverwerving
 Netwerkopbouw

Wanneer kinderen nieuwe woorden hebben geleerd komt er een netwerk in de hersenen en
onthouden ze de woorden goed

Impliciet woordenschat
 Gaandeweg nieuwe woorden leren zonder er bewust van te zijn
o Tijdens voorlezen
o Veel lezen over allerlei onderwerpen
o Taalrijke omgeving
o Levende prentenboeken
o Video’s of programma’s bekijken
o Ouders stimuleren om voor te lezen
Ook wel: incidentele woordleersituaties

Expliciet woordenschat
 Er voordurend mee bezig zijn om woorden aan te leren, bewust
o Kort uitleggen, labelen of bespreken
o Computerprogramma’s, aansluitend bij methodes
o Actuele taalmethode
o De viertakt
o Woordleerstrategie (oudere kinderen)
o Interactief voorlezen (jongere kinderen)




CUVAR-methode
 Context en uitleg: een opticien is iemand die een brillenwinkel heeft
 Variatie: een opticien kan je ogen testen wanneer je niet goed ziet. De opticien kan je
bril afstellen als die niet goed zit.
 Aanvulzin: wat doet de opticien als je bril scheef zit? Of: wat verkoopt de opticien in
zijn winkel?
 Registratie: elke keer als het kind dit woord gebruikt, dan wordt dit geregistreerd

Woordenschat strategieën
 Stap 1: illustraties / toon / lichaamstaal
 Stap 2: woorden en zinnen in de buurt
 Stap 3: woordbouw
 Stap 4: opzoeken of vragen
 Stap 5: controleren

,Samenvatting van de
toetsmatrijs
Hoofdstuk 1 Taalonderwijs, taal en taalontwikkeling (1
of 2 vragen)
1.1 De 3 kernfuncties van onderwijs + voorbeelden
 Kwalificatie: het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die
leerlingen kwalificeren voor het leven in onze rijke multiculturele maatschappij en het
uitoefenen van bijvoorbeeld een beroep. Voor taalonderwijs gaat het dan om basale
kennis van de taal en de taalvaardigheid spreken, schrijven, lezen en luisteren.
Voorbeelden: een loodgieter moet de handleiding van nieuwe apparaten goed kunnen
begrijpen, en een journalist moet helder kunnen schrijven, formuleren en spellen à
beroep uitoefenen, auto besturen, timmeren of brieven schrijven.
 Socialisatie: het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met
eigen tradities, gewoontes, regels en praktijken. Socialisatie is het proces waarbij iemand
bewust en onbewust cultuurkenmerken van een groep overneemt. Voorbeelden: dat de
kinderen op de basisschool kenmerken van de Nederlandse cultuur leren.
 Subjectivering: de vorming van een persoon. Het gaat over menselijke individualiteit
en subjectiviteit. Je eigen specifieke plaats te verwerven in de samenleving.
Voorbeelden: dat de basisschool de leerlingen bewust maakt van hun
verantwoordelijkheid en de ruimte krijgen om zich aangesproken te voelen door hun
omgeving. ‘Ik en mijn wereld’.

1.1 Waarom taalonderwijs
 Via taal kunnen we onszelf uitdrukken en gaan we relaties aan met andere mensen.
Taal zorgt voor expressie en contact. Jezelf kunnen uiten en jezelf verbinden met
anderen. Via taal kunnen we ook kennis vergaren en onszelf ontwikkelen. Taal is
verbonden met onze persoonlijkheid en identiteit.

1.2 Visies op taalonderwijs
 Traditioneel onderwijs: nadruk op schriftelijke vaardigheden, en daarbinnen op
vormaspecten. Het accent ligt op meetbare aspecten van taal, zoals technisch lezen en
spelling. Schrijven en lezen belangrijk!
 Thematisch-cursorisch taalonderwijs: de kinderen leren taal door taal te gebruiken in
zinvolle gebruikssituaties. Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde thema’s
met taal. De leraar bedenkt bij deze onderwerpen interessante taken voor leerlingen,
waarbij zij al werkend taalervaringen opdoen die hun taalvaardigheid vergroten. Naast
thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij leerlingen vak onderdelen
oefenen en die wel belangrijk worden geacht, maar die niet in het kader van een thema
kunnen worden geleerd en geoefend, bijvoorbeeld technisch lezen, spelling en
grammatica. Voordeel à leerlingen kunnen met thema’s bezig zijn die ze zinvol vinden.
Nadelen à kost veel tijd en is moeilijk te combineren met cursorisch werken. Leraar krijgt
moeilijk inzicht wat de leerlingen hebben geleerd.

,  Taal bij vakken: in de visie taal bij vakken wordt ervan uitgegaan dat taal meer is dan
materie die geleerd moet worden en dat je door middel van taal kunt leren. Taal gebruik
je voor het leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. De
leraar is hierbij sterk gericht op interactie in de groep (klassikaal verband of in kleinere
groepen). De leerkracht probeert door uitgekiende instructies en goed omschreven
taaltaken het denkproces bij de leerlingen te ontwikkelen. Zo wordt taal bij alle vakken
gestimuleerd. Voordeel à kinderen leren taal gebruiken in situaties die voor hen zinvol
zijn. Nadeel à sommige onderdelen van de taal worden niet veel of goed behandeld.
 Communicatief taalonderwijs: bij communicatief taalonderwijs staat centraal dat
leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren. De aandacht gaat
minder uit naar de correctheid van het taalgebruik en meer naar het tot stand komen
van de communicatie en het overbrengen van de bedoeling van de spreker/schrijver. Het
accent ligt op leren spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de gedachte: zender à
boodschap à ontvanger.
Voordeel à leerling raakt gemotiveerd door gekozen onderwerp. Nadeel à niet alles
kan in reële communicatieve situatie worden aangeboden.
 Whole-languagebenadering: Bij deze taalvisie wordt in plaats van in hapklare
abstracte stukjes taal als geheel aangeboden. Vertellen, luisteren, schrijven en lezen
wordt in samenhang ervaren en geleerd. Kinderen leren taal door taal te gebruiken. De
leerkracht laat leerlingen vertellen in de kring of in tweetallen (taalronde). Op basis van
die gesprekken worden teksten geschreven, die dan weer in kleine groepjes besproken
worden (tekstbespreking). Binnen taalrondes en tekstbesprekingen worden alle
taalvaardigheden à praten – luisteren – lezen – schrijven geïntegreerd.
 Strategisch taalonderwijs: het strategisch taalonderwijs is gebaseerd op de visie dat
leerlingen voor het uitvoeren van communicatieve taken strategieën moeten leren
beheersen. Leerlingen krijgen procedures aangereikt bijvoorbeeld in de vorm van een
stappenplan, die ze kunnen volgen om iets te doen (brief schrijven, een tekst lezen).
Voordeel à leerlingen krijgen de beschikking over een middel om greep op de taal te
krijgen. Nadeel à leerkracht kan de procedure te makkelijk gebruiken en hiermee
leerlingen vervelen.
 Taakgericht taalonderwijs: in deze visie vindt onderwijs plaats vanuit taken die
leerlingen zelf inhoudelijk interessant vinden. De bedoeling van taakgericht taalonderwijs
is dat leerlingen gemotiveerd genoeg zijn om die kloof te overbruggen en al doende in
interactie met anderen taalvaardiger te worden. Wat leerlingen zelf ontdekken blijft
hangen en leidt tot een fundamenteel leren.
 Interactief taalonderwijs: interactief taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen het
best leren in een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden met hun
individuele verschillen en behoeften. Bij deze vorm van taalonderwijs staan
betrokkenheid en activiteit centraal. Interactief taalonderwijs bestaat uit drie manieren
van leren à betekenisvol leren, sociaal leren en strategisch leren.
(Deze methode wordt in het onderwijs het meest toegepast, maar vaak ook in
combinatie met anderen visies)


1.3 Inhouden het vak Nederlands
 Het vak Nederlands
o Vaardigheden: spreken – luisteren – lezen – schrijven

, o Woordenschat
o Jeugdliteratuur: onder andere kennis uitbreiden en hoe lezen leuker maken
o Taalbeschouwing: nadenken over de taal


1.3 Onderwijsdoelen
 Kerndoelen basisonderwijs: scholen zijn verplicht een onderwijsaanbod te realiseren
dat voldoet aan de kerndoelen. Dit zijn eisen aan de leerkrachten. Voor Nederland zijn er
12 kerndoelen opgesteld (zie blz. 37 Portaal boek)
 Tussendoelen bij de kerndoelen: om scholen te ondersteunen bij de keuze van de
inhouden van het taalonderwijs heeft de overheid tussendoelen en leerlijnen laten
ontwikkelen. Deze zijn te vinden op tule.slo.nl en in verschillende publicaties van het
Expertisecentrum Nederlands. à vormen een concretisering van de kerndoelen.
 Referentiekader taal en rekenen: in het referentiekader staat beschreven wat
leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan op het gebied van taal en
rekenen moeten kennen en kunnen. Het referentiekader onderscheidt voor taal 4
domeinen:
o Mondelinge taalvaardigheid
o Lezen
o Schrijven
o Begrippenlijst en taalverzorging
Voor deze domeinen worden vier niveaus onderscheiden:
o Fundamenteel niveau 1 (1F) à eind basisschool, het speciaal onderwijs en het
praktijkonderwijs
o Niveau 2F à MBO 1, 2, 3 en VMBO
o Niveau 3F à MBO 4 en eind HAVO
o Niveau 4F à eind VWO
 Leerstoflijnen bij het referentiekader taal: de invoering van de wet op de
referentieniveaus leidt ertoe dat basisscholen meer dan vroeger moeten weten wat de
inhoud is van de domeinen van het taalonderwijs. Er is een website ontworpen na de
invoering van de wet door de overheid à taalenrekenen.nl. Basisscholen moeten een
beeld hebben van de eindniveaus 1F en 1S/2F.
 Doelen vanuit de methode of zelfgekozen doelen: sommige scholen werken vanuit
methodische materialen, andere scholen geven taalonderwijs aan de hand van thema’s
en eigen materialen. Deze scholen hebben een taalbeleidsplan waarin alle leerlijnen taal
goed beschreven staan.
 Groep en individuele doelen: kerndoelen en referentieniveaus worden vertaald in
leerlijnen: een bundeling van concrete (les)doelen. Als een leerkracht wil differentiëren,
kan hij ervoor kiezen om aparte taaldoelen te formuleren voor groepjes leerlingen of
zelfs voor individuele leerlingen.

1.4 Hoe kinderen leren
 Incidenteel: spontaan en onbedoeld leren
 Intentioneel: als een kind er bewust voor kiest om iets te leren, bijvoorbeeld als het
kind zelf opzoek gaat naar kennis of vaardigheden enzovoort.
1.4 Soorten leersituaties

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jollewillems. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67474 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,19
  • (0)
  Ajouter