In dit bestand staat een samenvatting van hoofdstukken 1 t/m 7, 9, 11, 12, 14 t/m 18, 20, 21 en 22
Alle hoofdstukken zijn puntsgewijs, in het Nederlands langsgelopen met hier en daar een relevant figuur om het te verduidelijken.
Het bestand is vrij uitgebreid, maar alles staat erin.
Samenvatting Economie van de Publieke Sector (EPS) Universiteit Leiden
Exam (elaborations) Uectc602 (Uectc602) Public Finance
College aantekeningen Economie van de publieke sector Public Finance
Tout pour ce livre (5)
École, étude et sujet
Universiteit Leiden (UL)
Bestuurskunde
Economie van de publieke sector
Tous les documents sur ce sujet (10)
1
vérifier
Par: nevaozturk • 2 mois de cela
Vendeur
S'abonner
twansteneker
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Public Finance
Hoofdstuk 1: Introductie
- Openbare financiën is het gebied in de economie dat de belastingheffing en
overheidsuitgaven analyseert.
-> het gaat hier niet fundamenteel over financiën in de vorm van geld, maar meer
over het gebruik van hulpmiddelen.
-> hierom gebruiken anderen de term publieke sector economie of publieke
economie.
- Focus ligt op de micro-economische aspecten, dus hoe de overheid haar middelen
verdeeld en inzet en de verdeling van het inkomen.
-> macro-economische aspecten, zoals inzet van belastingheffing en monetair
beleid, komen voor in andere vakken.
Openbare financiën en ideologie
- Economen in deze sector analyseren niet alleen effecten van daadwerkelijke
activiteiten van de overheid, maar ook wat deze activiteiten zouden moeten zijn.
-> meningen over hoe de overheid zou moeten functioneren in economische sfeer
worden bepaald door ideologische standpunten over de relatie tussen het individu
en de staat.
-> er zijn twee benaderingen die politieke filosofen onderscheiden:
1. Organische kijk op de overheid: de maatschappij is een natuurlijk organisme,
waarbij elk individu deel uitmaakt van het organisme, en de overheid het hart
is.
-> de gemeenschap staat boven het individu, en de overheid stelt de doelen
van de samenleving.
-> deze doelen, beargumenteerd door voorstanders van deze visie, komen
voort uit wat natuurlijk is voor het gemeenschappelijke organisme (bv.
soevereiniteit in bepaald geografisch gebied)
2. Mechanische kijk op de overheid: de overheid is hier een bedenksel gemaakt
door individuen om hun eigen individuele doelen beter te bereiken.
-> het individu staat in deze visie centraal, maar de vraag is wat ‘goed’ is wat
de overheid moet realiseren voor het individu.
-> meningen hierover verschillen, van liberalen die staan voor een sterk
gelimiteerde rol van de overheid tot sociaaldemocraten die een substantiële
rol van de overheid nodig achten.
Overheid in één oogopslag
Wettelijke grondslag
- In het boek staat een beschrijving van het Amerikaanse systeem.
- Kern hiervan is dat de wettelijke basis van belastingheffing en het doen van
uitgaven is geregeld in de Grondwet en dat delen hiervan ook kunnen zijn
gedelegeerd naar lagere overheidslagen.
Grootte van de overheid
- De grootte van de overheid wordt vaak gemeten in het aantal werknemers in de
publieke sector.
-> dit kan misleidend zijn, omdat het aantal werknemers niet altijd veel zegt over
de impact en het belang van de overheid.
- Een andere en logischere benadering is het meten aan de hand van de jaarlijkse
uitgaven, waar drie soorten van zijn:
1. Aankoop van goederen en diensten.
2. Overdracht van inkomsten naar mensen, bedrijven of andere overheden
, (herverdeling)
3. Rentebetalingen
- Hoewel de jaarlijkse uitgaven een goed beeld geven van de grootte van de
overheid, zegt dit ook niet direct alles.
-> regelingen kosten relatief weinig geld, maar de impact hiervan op de economie
kan groot zijn (bedrijven moeten zich aanpassen, productieketens moeten zich
aanpassen, etc.)
- Om een vergelijking te maken over verschillende jaren in overheidsuitgaven dien
je rekening te houden met de inflatie over de betreffende jaren (waardoor de
waarde van de valuta veranderd)
- Daarnaast kan het ook handig zijn om deze bedragen te corrigeren naar
populatiegroei.
-> het is logisch dat overheidsuitgaven stijgen naarmate de bevolking is gegroeid.
- Ook kan het inzicht geven om overheidsuitgaven af te zetten tegen het BBP van
dat betreffende jaar.
-> zo is te zien in hoeverre de uitgaven zijn gestegen ten opzichte van de
inkomsten.
- Een groot deel van de uitgaven van de overheid is niet veel aan te doen.
-> deze uitgaven staan grotendeels vast door regelgeving of door keuzes van
voorgaande regeringen.
-> om deze wel aan te passen, dient er dus een verandering te komen in de wet.
Hoofdstuk 2: Tools of positive analysis
- Dit hoofdstuk gaat over de instrumenten die economen gebruiken om de impact
van overheidsprogramma’s in te schatten op het gedrag van individuen.
Rol van theorie
- Economische theorie is hiervoor een goed startpunt, omdat het een kader schetst
voor de eventuele factoren waar aan gedacht moet worden om het gedrag te
onderzoeken.
- Een voorbeeld hiervan is een verlaging van belastingtarieven dat zou moeten
zorgen voor meer prikkels om te gaan werken, dus dat mensen meer gaan
werken.
-> de aanbodtheorie stelt dat mensen besluiten om te gaan werken gebaseerd op
hun rationele tijdsbesteding.
-> iemand heeft een aantal uren te besteden op een dag, hoeveel daarvan zal hij
daarvan besteden aan werk en hoeveel aan vrije tijd?
-> iemand haalt voldoening (nut) uit vrije tijd, maar om inkomen te verdienen
dient hij vrije tijd in te ruilen om te werken hierin moet een balans gevonden
worden om nut te maximaliseren.
- Stel iemand verdiend €10 per uur, dan kost elk uur vrije tijd €10.
-> hoewel vrije tijd dus kostbaar is, zullen mensen vrije tijd nemen totdat de
kosten ervan de baten overtreffen (het nut wat eruit word gehaald)
- Dit model is gesimplificeerd, het houdt bijvoorbeeld geen rekening met keuzes
van familieleden, of als iemand meer zou willen werken dan mogelijk is.
- Stel nu dat de overheid 20% inkomensbelasting zou heffen, dan zou het netto-
uurloon nog €8 zijn.
-> er bestaan meerdere argumenten over hoe een rationeel individu hierop zou
reageren, maar het is niet mogelijk om de impact hiervan op basis van theorie te
voorspellen.
- Allereerst het zogeheten substitutie-effect: een inkomensbelasting verlaagd de
effectieve prijs van vrije tijd (nu slechts €8 in plaats van €10), waardoor vrije tijd
, ‘goedkoper’ is om te nemen.
-> mensen zullen hiervoor uren die ze werken meer inruilen voor vrije tijd, wat
goedkoper is geworden.
- Daarnaast een gelijktijdig effect dat naar voren komt, het inkomenseffect.
-> ervan uitgaande dat vrije tijd een normaal goed is (consumptie stijgt als
inkomen stijgt, en consumptie daalt als inkomen daalt), zorgt hogere
inkomensbelasting voor lager inkomen en daardoor dus minder consumptie van
vrije tijd.
-> minder vrije tijd betekent meer werk.
- Deze twee effecten werken in tegengestelde richting, waardoor de theorie niet
kan voorspellen welke kant het effect sterker op zal bewegen.
-> de rol van de theorie is dan vooral om ons bewust te maken van de gebieden
waar we eigenlijk weinig over weten, en daarnaast ook om hypotheses te creëren
die moeten worden getest uit de empirie.
Causaliteit versus correlatie
- Om te stellen dat een overheidshandeling (X) zorgt voor een maatschappelijke
effect (Y) moet er sprake zijn van drie voorwaarden:
1. De oorzaak (X) moet voor het effect (Y) zijn in de tijd oorzaak leidt tot
gevolg.
2. Oorzaak en gevolg moet in correlatie met elkaar zijn (ze moeten samen
bewegen) en dit kan zowel positief zijn als negatief.
3. Andere verklaringen voor de geobserveerde correlatie moeten worden
geëlimineerd.
- De derde is ingewikkeld, want dit betekent dat alle andere factoren die van
invloed kunnen zijn op Y (factor Z) moeten worden weggespeeld voordat X als
oorzaak kan worden benoemd
- Stel een onderzoek naar de vraag of hogere werkloosheidsuitkeringen zorgen voor
langere werkloosheidsperiode.
-> stel dat het mogelijk is om data te verzamelen waarbij een groep mensen een
hogere uitkering kregen (de behandelingsgroep of treatment group) en een groep
mensen die geen verhoging kregen (die dus niet aan de behandeling of treatment
zijn blootgesteld, de controlegroep)
-> stel dat de behandelingsgroep minder lange werkloosheidsperiodes hadden,
dan kunnen de eerste twee voorwaarden al worden afgevinkt, maar de derde is
ingewikkeld, omdat we rekening moeten houden met andere verklaringen.
- Als er wel sprake is van een factor Z, in dit geval bijvoorbeeld een hogere
motivatie bij mensen met hogere uitkeringen, betekent dat dat er wel sprake is
van correlatie tussen X en Y, maar dat betekent niet direct dat er ook sprake is
van causaliteit.
Experimenteel onderzoek
- Er is sprake van een biased estimate als het de daadwerkelijke causale impact
combineert met de impact van externe factoren, zoals de hierboven genoemde
hogere motivatie die liet lijken dat een lagere werkloosheidsperiode samenging
met hogere uitkeringen.
- Om andere factoren uit te sluiten willen we eigenlijk de counterfactual weten: de
uitkomst voor mensen in de treatment groep als ze niet ‘behandeld’ waren.
-> vaak is dat lastig, omdat mensen in die groep de behandeling wel hebben
gehad.
- Een alternatief hiervoor is een experimenteel of gerandomiseerd onderzoek, waar
de proefpersonen willekeurig toegewezen zijn aan de behandelgroep of de
controlegroep.
-> gemiddeld gezien hebben de mensen in beide groepen gelijke karakteristieken.
, - Bij een kleine steekproef is het nog steeds mogelijk dat er grote verschillen zijn in
de gemiddelde karakteristieken van de twee groepen.
-> zodra de steekproefgrootte groter wordt de kans groter dat de gemiddeldes
dichter bij elkaar zitten.
- Experimenteel onderzoek is lastig in de economie, soms door ethische
uitdagingen.
-> het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een onderzoek iets vraagt wat ten koste zou
gaan van mensen hun gezondheid.
- Daarnaast ook technische problemen mogelijk, bijvoorbeeld door het gedrag van
mensen.
-> mensen zijn geen passieve objecten in een onderzoek, maar hun gedrag kan
ertoe leiden dat de willekeur in het onderzoek wegvalt.
- Daarnaast kan het ook voorkomen dat mensen niet meer meedoen met
vervolgonderzoek, waardoor het lastig is om de effecten van een bepaalde
verandering te meten.
- Ten slotte kan het ook zo zijn dat mensen zich niet hetzelfde gedragen gedurende
een experimenteel onderzoek dan dat ze zouden doen in de samenleving, vooral
als het onderzoek van korte duur is.
-> bijvoorbeeld een verhoging van zorgverzekering in een jaar lang durend
onderzoek, waardoor mensen in dat jaar veel vaker naar de dokter gaan omdat
het later duurder wordt.
- Dergelijke problemen kunnen de generaliseerbaarheid van een onderzoek lastig
maken.
-> maar ook de tijdsperiode, de plaats en bijvoorbeeld de hoogte van een
verhoging van de uitkering maken dat het lastig is om de onderzoeken te
generaliseren naar vandaag de dag, een andere plaats of met andere bedragen.
Observationeel onderzoek
- In veel gevallen is een experimenteel onderzoek niet mogelijk, bijvoorbeeld door
wettelijke of politieke beperkingen, maar ook omdat mensen soms moeten weten
of ze in een bepaalde groep zitten, en dat beïnvloed hun gedrag.
- Een alternatieve vorm van onderzoek waar economen dan op terugvallen is
observationeel onderzoek.
-> deze vorm van onderzoek gebruikt data dat is vergaard gedurende het
observeren en meten van daadwerkelijk gedrag buiten een experimentele setting.
-> data uit bijvoorbeeld enquêtes, administratieve gegevens of
overheidsgegevens.
- Zonder randomisatie moeten er andere technieken worden gebruikt om
interveniërende variabelen uit te sluiten.
-> de econometrie gebruikt statistische technieken om causale relaties te
ontdekken in economische data.
- Om met observationeel onderzoek conclusies te trekken over een relatie tussen
bijvoorbeeld een verandering in netto-uurloon en een verandering in het aantal
gewerkte uren is een regressie analyse handig.
-> door alle datapunten te verwerken in een grafiek (scatterplot) is te zien of er
een relatie bestaat, met name met een regressielijn.
-> er zal waarschijnlijk geen rechte lijn door alle punten heen kunnen komen,
maar het doel van een regressieanalyse is om een lijn te vormen die het beste
past bij de relatie.
-> de helling van deze lijn, de regressiecoëfficiënt, is een schatting van de relatie
(X Y).
-> stel dat de regressiecoëfficiënt 1,5 is, dan zou een verhoging van het netto-
uurloon met €10 betekenen dat er een verhoging is van het aantal gewerkte uren
met 15 uur.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur twansteneker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,94. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.