Hoorcolleges bijzonder strafrecht
HC 1
Bijzonder strafrecht: boek II: art. 101 tot 566
We gaan ons oriënteren op boek II van SW de belangrijkste misdrijven vanuit de praktijk
Belangrijk dat je onderscheid kan maken tussen bv. oplichting en misbruik van vertrouwen
Delictstypiciteit: de constitutieve bestanddelen: materieel en moreel bestanddeel, daaraan gekoppeld
de bestraffing
Val terug op boek bachelor strafrecht
Leerstof? Colleges, geen vragen over misdrijven die niet zijn bestudeerd (beperkt tot de misdrijven die
in de hc’s worden besproken). De toelichting van die misdrijven gebeurt vaak a.d.h.v. rechtspraak
(rechtspraak die geannoteerd is soms). Je hoeft de rechtspraak op zich kennen. Je gaat geen vraag
krijgen over een bepaald cassatie-arrest. Rechtspraak is bij wijze van illustratie zodat je het misdrijf
beter begrijpt.
Indeling:
Materieel strafrecht = strafwetboek
o Algemeen strafrecht: boek I
o Bijzonder strafrecht: boek II
Formeel strafrecht = wetboek strafvordering
Examen: mondeling: korte casus (kan een voorbeeld uit rechtspraak zijn) en een korte vraag
Handboek ‘Inleiding tot het bijzonder strafrecht’: basiswerk voor bijzonder strafrecht
Er zijn 2 geannoteerde wetboeken die we mogen gebruiken (wel niet op examen). Klassiek
geannoteerd: naast artikelen de meest relevante rechtspraak per misdrijf
Seksueel strafrecht is vernieuwd sinds 1 juni 2022. Niet terecht volgens de prof, onder druk van
publieke opinie. Publieke opinie kent nooit het volledige dossier, moet je echt mee oppassen. Men
verhoogt dan de criminele straf, maar wordt toch gecorrectionaliseerd, wordt allebei 1 tot 10 jaar ofzo;
BEHALVE verkrachting, daar is criminele straf verdubbeld.
Boek II bestaat uit 10 titels: 1-9 handelt over misdaden en wanbedrijven. Titel 10 gaat over
overtredingen
Titel 10 is in 2004 volledig afgeschaft. Men wou dit eventueel uit de strafwet doen en opnemen in de
GAS-wet. Dit is uiteindelijk niet gelukt. In 2005 heeft men een 4-tal overtredingen heringevoerd. Er
was een periode van niet-strafbaarheid. Een afschaffing (zelfs van enkele maanden) werkt retroactief.
De nieuwe toepassing is strenger waardoor dat niet retroactief mag toegepast worden.
Lichte gewelddaden is bv. heringevoerd (bv. iemand duwen zonder dat de betrokkene valt). Die
overtredingen zijn niet zo goed. Een gevangenisstraf van 7 dagen worden toch niet uitgevoerd. Prof
zou lichte correctionele straf beter vinden voor die misdrijven. Bv. 8 dagen tot een maand GVS. Het
grote verschil is de verjaring. Wat heeft het voor zin om iets een overtreding te maken want in de
meeste gevallen is het toch al verjaard. De verjaring bij een wanbedrijf is 5 jaar, maar bij een
overtreding 6 maanden. Dat gaat niet lukken, het systeem kan dat niet aan om alles binnen de 6
maanden te verwerken. Dat is spijtig, dus als ze de straf iets was opgetrokken, dan zal de strafrechter
wel zien welke ze moet opleggen, maar dan heb je een verjaringstermijn van 5 jaar en kan je rustig
zien of de misdrijven effectief moeten vervolgd worden of niet.
In 2011 heeft men nog een artikel toegevoegd: art. 563bis SW. Men heeft eerst alles afgeschaft, dan
heeft men er toch 4 artikelen heringevoerd en in 2011 heeft men een nieuwe overtreding toegevoegd:
het boerkaverbod (waarbij je u in het publiek begeeft en uw aangezicht geheel of gedeeltelijk bedekt is
waardoor je onherkenbaar bent). Het is het herkenbaarheidsaspect dat de kern is van het misdrijf, dit is
,voor de veiligheid. Dit misdrijf heeft niks te maken met het hoofddoekenverbod maar het is toch
aangevochten geweest. Straatsburg heeft het toch goedgekeurd.
Tweede lid: niet van toepassing wanneer nodig is door verordening of arbeidsreglement, bv.
brandweerlieden
De problematiek van de verjaring bij overtredingen is opgelost (altijd aan verjaring denken). Door de
herinvoering van 2005 is er een soort restcategorie in titel 10. Er is een opvangartikel in titel 10 als aan
bepaalde voorwaarden van een misdrijf niet is voldaan.
Wij gaan ons in hoofdzaak bezighouden met titel 1 tot 9. Titel 8 beschermt de persoon en zijn leven.
Daarom ga je in deze titel artikelen vinden over moord, doodslag, vergiftiging, misdrijven op de
lichamelijke integriteit. Titel 9 gaat over eigendom. Veiligheid van de staat staat in titel 1.
Artikel 100 Sw: het afschaffen in het nieuwe strafwetboek. De straffen gaan allemaal wijzigen.
Artikel 100: je algemeen strafwetboek zit in boek 1. Wetten die niet in boek 1 zitten maar die geacht
worden er deel van uit te maken = complementaire straffen. Ze hadden evengoed in boek 1 kunnen
staan maar de wetgever heeft een afzonderlijke wet aangenomen (bv. de probatiewet, de wet op
verzachtende omstandigheden). Bijzonder strafrecht staat in boek 2.
Is dat algemeen strafrecht sowieso van toepassing op het bijzonder strafrecht of moeten we daarmee
oppassen? Boek 1 is altijd van toepassing op boek 2, tenzij er in boek 2 andersluidende bepalingen
zijn die afwijken van de algemene regels uit boek 1 of complementaire wetten. Een bijzondere
bepaling primeert op een algemene bepaling. Het kan zijn dat er strengere bestraffingsnormen in boek
2 staan dan in boek 1, dan moet je dat van boek 2 toepassen. Vind je dit niet, dan moet je gewoon boek
1 toepassen.
Boek I Sw. en de complementaire strafwetten zijn in principe van toepassing op de bijzondere
strafwetten (art. 100 Sw.)
Maar: 3 uitzonderingen: (1) andersluidende bepalingen, (2) hoofdstuk VII van boek I (art. 66 tot 69),
(3) VO bij wanbedrijven (art. 85)
Een geldboete in het algemeen strafrecht moet ALTIJD met vervangende GVS worden toegepast (ook
al worden die eigenlijk nooit uitgevoerd).
Er is 1 afwijkende bepaling en die zit in de wegverkeerswet: bij een geldboete bestaat geen
vervangende GVS maar een vervangend rijverbod (8d tot 1j). Mooi voorbeeld van een andersluidende
bepaling. Een politierechtbank is vandaag de dag een verkeersrechtbank (want er zijn nauwelijks
overtredingen).
2de uitzondering: hoofdstuk VII van boek I: deelneming: Over mededaderschap en medeplichtigheid
kan je mededader zijn aan bv. bankgeschrift of boekhouding die vervalst is? Bv. adviseur of
boekhouder? Eigenlijk: NEEN als het in een bijzondere wet staat, JA als het in Sw staat (behoudens
andersluidende bepaling).
3de uitzondering: art. 85 Sw over VO bij wanbedrijven
In bijzondere wet zeg je dat art. 85 Sw wel van toepassing is. Dit is verwarrend.
Er is 1 bijzondere strafwet die het meest wordt toegepast in de praktijk: de verkeerwet. In de
wegverkeerswet van 1968 staat er niks over de afschaffing van art. 100. Je mag daarom zeggen dat er
geen strafbare deelneming mogelijk is aan een verkeersmisdrijf. Je kan dus niet medeplichtig zijn aan
een vluchtmisdrijf.
Wat doet de verkeerswetgever soms: van die gedragingen die normaal deelneming zouden uitmaken,
een APART misdrijf maken. Bv. voertuig afstaan aan iemand waarvan je weet dat die dronken is
Boek 2: Boek 1 is sws van toepassing behoudens andersluidende bepalingen
MISDRIJVEN
,De morele integriteit: misdrijven die de eer en de goede naam van personen aantasten titel 8 van
boek 2 Sw. Er zijn momenteel 5-tal misdrijven die de morele integriteit van de persoon willen
beschermen.
Art. 443-444: laster en eerroof (eerroof verdwijn in nieuw Sw)
Art. 448: misdrijf van belediging
Art. 449: misdrijf over kwaadwille ruchtbaarmaking (gaat verdwijnen)
Art. 445: misdrijf van lasterlijke aangifte en lasterlijke aantijging
Het zwaarst bestrafte is momenteel laster en eerroof (1j)
Je hebt voor al deze misdrijven bijzonder opzet nodig
Laster en eerroof: voorwaarden:
Je treedt kwaadwillig op (bijzonder opzet)
Je gaat een welbepaald feit aan een persoon ten laste leggen (zowel (overleden) natuurlijk
als rechtspersoon, gestelde lichamen (bv. parlement, rechter)) dit moet je plaatsen tegenover
belediging (als het gaat om een onbepaald feit) welbepaald feit is een feit dat je kan
bewijzen
Dat zijn eer kan krenken of aan de openbare verachting kan blootstellen
Waarvan u geen bewijs levert
U doet dat in het openbaar in de zin van art. 444 Sw lees artikel want daar staat ook bij in
het 3de lid: om het even welke plaats, dus ook privé, in tegenwoordigheid van de beledigden en
in tegenwoordigheid van de getuigen. Het kan dus zelfs een privéplaats zijn maar dan moet de
gesmade persoon aanwezig zijn en ook in aanwezigheid van getuigen. Dit is een geval van
openbaarheid dan. Lid 4: geschrift mag ook, maar moet verspreid worden.
Laster is wanneer de wet het bewijs toelaat, maar u levert het niet. Eerroof is wanneer de wet
het bewijs NIET toelaat. 1 gedraging kan NOOIT laster én eerroof zijn. Meest realistische
voorbeeld van eerroof: als je zegt dat iemand een misdrijf heeft gepleegd 10 jaar geleden, maar dat is
ondertussen al verjaard. Het is verjaard dus het misdrijf zal je nooit kunnen bewijzen.
Als het een onbepaald feit is, dan moeten we terugvallen onder belediging, dat lichter bestraft wordt.
Als je een algemeen feit over iemand zegt (je bent een racist, een zot, een pedofiel …). Het wordt niet
op dezelfde manier gestraft. Art. 448 heeft 2 onderdelen:
Beledigingen door gebaren of geschriften (bedoeling om te kwetsen) lid 1
Als het mondeling is, dan staat het in het 2 de lid, en dan is het beperkt. Art. 448 straft enkel de
mondelinge belediging t.a.v. een openbare gezagdrager in uitoefening van zijn functie.
Vandaag bestaat alleen nog maar de correctionele belediging. Als je nu openbaar mondeling een
particulier beledigt, dan is dat niet strafbaar. Tot 2004 wel strafbaar, dan moest je terugvallen op
restcategorie van belediging-overtreding, maar die is intussen opgeheven. Nu niet langer strafbaar.
HvB Gent 24 febr 2011: het ging over een klacht, vervolging, wegens laster én belediging (kan in
principe niet want zijn niet compatibel, maar wil het zo doorschuiven naar de rechter) vervolging
wegens laster (art. 443) en art. 448 belediging, dubbele vervolging, komt voor corr RB Oudenaarde.
Gaat over vaag feit, kan eigenlijk geen voorwerp zijn van laster.
Iemand noemde een politiecommissaris een kieken. Hof zegt daarbij: geen laster, vrijspraak. 448 dan?
Ja was mondeling, dus lid 2, is t.a.v. openbare gezagsdrager hier, maar niet met betrekking tot zijn
functie hier: dader viel eigenlijk de functie van het slachtoffer niet aan, was ook een opmerking in de
privésfeer je kan 448 eigenlijk niet toepassen, maar we hebben nog een opvangartikel 561, ten
zevende: belediging overtreding (bestaat nu niet meer), dateert van 9 maart 2004: op dat moment
bestond het artikel nog. Dus: retroactieve toepassing mildere strafwet (want opgeheven). Dus:
vrijspraak wegens laster (onbepaald feit) en vrijspraak wegens belediging-overtreding want bestaat
niet meer.
, HC 2: 5/10
We gaan verder met misdrijven tegen de morele integriteit van de persoon
Laster & eerroof al gezien, bepaald feit. Laster: je kan bewijs leveren maar doet het niet. Als je bewijs
niet mag leveren is het eerroof
Belediging = onbepaald feit
Art. 445: het misdrijf van lasterlijke aangifte het proberen van de eer en goede naam van iemand te
schenden
1. Bijzonder opzet
2. Spontaan (zonder dat u bent uitgenodigd)
3. Gaat u schriftelijk (kan een ondertekening van een PV zijn)
4. Bij een overheid
5. Een valse aangifte doen
Strafbaar met 6 maand
Het zit tussen de belediging en laster & eerroof
Een aangifte die ofwel een feit bevat dat onjuist is (verzonnen) ofwel een feit dat misschien wel juist is
maar waarvan je het bewijs niet kan leveren speelt geen rol of het een bepaald of onbepaald feit is
voor de strafbaarstelling
Dit is moeilijk aan te tonen: je moet bewijzen dat die persoon wist dat het een vals feit betreft.
Dat is vaak niet evident.
Strafrecht:
1. Wat is soms het probleem bij deze misdrijven? Dat het wel eens in een geschrift terechtkomt.
Dan gaat het een drukpersmisdrijf zijn en dan zitten we quasi vast omdat dat voor het HvA
moet komen en dat wordt nooit bestraft. Dan heb je zogezegd feitelijke immuniteit omwille
van art. 150.
2. Art. 452 Sw: de immuniteit van het pleidooi: het zegt dat het geen aanleiding kan geven tot
strafvervolging wanneer u woorden uitspreekt voor de RB of geschriften zou neerleggen die
betrekking hebben op de zaak of op de partijen. Dat kan niet bestraft worden, o.a. omwille van
het recht van verdediging. Stel dat je in uw verweer zegt dat de tegenpartij een leugenaar is,
dan is dat geen misdrijf van belediging. Dit geldt alleen voor de advocaat en partijen, een
getuige en deskundige kan hier geen beroep op doen.
Je bent immuun wat de strafvordering betreft. Je moet toch opletten want je kan wel
burgerrechtelijk en tuchtrechtelijk daarop aangesproken worden, niet strafrechtelijk.
3. Bepaalde immuniteiten, zoals die van parlementsleden. Die kan niet strafbaar worden
gesteld voor een uitspraak/mening tijdens zijn functie. Dat is beperkt tot de parlementaire
functie. Als hij zich laat gaan op een politieke meeting of tijdens een tv-interview, dan speelt
die immuniteit niet. Het is een absolute immuniteit. Je kan daar geen opheffing van vragen.
Strafprocesrecht:
1. Art. 450 Sw: klachtmisdrijven: voor de instelling van de strafvordering heeft het OM een
klacht nodig. Er zijn niet veel klachtmisdrijven meer. Voor belaging/stalking is een klacht
nodig. Zolang de strafvordering niet is ingesteld, heb je geen klacht nodig. Zou de PdK een
OO willen doen naar belaging? Wanneer wordt de SV ingesteld bij een OO? Bij de
rechtstreekse dagvaarding. Wordt de klacht ingetrokken voor de dagvaarding, dan heeft het
OM niks. Als het wordt ingetrokken na het instellen van de SV, dan blijft de SV bestaan.
2. Er is een heel korte verjaringstermijn van 3 maanden o.b.v. een decreet van 1831 op de
drukpers, wanneer het gaat over laster, eerroof, belediging t.o.v. openbare gezagdragers. Dat
is heel kort. De verjaringstermijn kan wel gestuit worden, maar enkel binnen de
oorspronkelijke termijn. Art. 25 VT/SV is een uitzondering: je kan ook stuiten buiten de
oorspronkelijke termijn.