Werkgroepen Polarisatie
Week 2
Opleggers artikel Dekker & Den Ridder
Wat is de vraag/het probleem?
Politiek-culturele polarisatie in Nederland in de afgelopen decennia.
Onderzoeksvragen:
1. Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?
2. Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?
3. Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?
4. Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?
Op welke manier wordt er een antwoord gezocht op de vraag?
De vragen willen de onderzoekers met enquêtedata beantwoorden. Bevolkingsenquêtes uit twee
langlopende onderzoeken worden gebruikt (Progressiviteit en conservatisme & Nationale
Kiezersonderzoeken). En gebruikte andere onderzoeken.
Hoe verhoudt de vraag zich tot het thema/onderwerp van het bijbehorende hoorcollege?
Door polarisatie kan het zo zijn dat kinderen niet met genoeg andere kinderen omgaan die niet tot
dezelfde groep behoren. Deze interacties zijn juist van belang voor de sociale cohesie.
Wat zijn de bevindingen van de auteur(s)?
In de afgelopen decennia geen veelomvattende politiek-culturele polarisatie (toenemende
tegenstellingen tussen individuele Nederlanders). Vooral depolarisatie voor oude kwesties; voor
politiek zelfvertrouwen polarisatie. Nieuwe kwesties bij Europese eenwording polarisatie, maar bij
multiculturele samenleving eerder depolarisatie.
Wel aanleiding om polarisatie tussen bevolkingsgroepen te signaleren: vrouwen zijn linkser en worden
dat nog meer, lageropgeleiden worden rechtser. Tegenover ook gevallen van depolarisatie of
convergentie. Verschillen tussen opleidingsniveaus niet altijd bijzonder groot en opleidingsniveaus
zijn niet bij uitstek een bron van polarisatie.
Geen algehele versterking van samenhang tussen inhoudelijke tegenstellingen en tegengestelde
houdingen tot politiek. Nieuwe politieke tegenstellingen hangen wel en oude politieke tegenstellingen
nauwelijks/niet samen met politiek zelfvertrouwen. Polarisatie gevolg van stijgend belang van
globaliseringskwesties in politiek?
Op politiek gebied minder verschillen. Er lijkt in Nederland geen sterke tendens te zijn om over de
hele linie meer of minder sociale tegenstellingen te zien. Kerkelijkheid meer tegenstellingen zien in
2010/2011. Hoger opleidingsniveau en voorkeur voor PvdA minder tegenstellingen zien.
NL’ers in afgelopen decennia minder (partij)politieke tegenstellingen gaan zien, maar wel vaker
grote sociale tegenstellingen.
Welke centrale begrippen/theorieën worden in het artikel gebruikt/besproken?
Polarisatie: (1) Een toenemende verdeeldheid in de hele bevolking, (2) toenemende verschillen in
gemiddelde posities van bevolkingsgroepen en (3), een sterker wordende samenhang tussen politiek-
culturele tegenstellingen.
Politiek zelfvertrouwen (political efficacy): een combinatie van overtuigingen dat men er politiek toe
doet, men in staat is om invloed uit te oefenen en politici geneigd zijn om te luisteren.
Welke voor de pedagogische praktijk relevante adviezen kun je uit het artikel halen/afleiden?
??Weet ik niet??
Studievragen bij Dekker en Den Ridder (2014)
1. Dekker en Den Ridder beschouwen polarisaties als “een verbreding van tegenstellingen”
(p.104) Wat bedoelen zij hiermee?
Een toenemende verdeeldheid in de hele bevolking, toenemende verschillen in gemiddelde
posities van bevolkingsgroepen en een sterker wordende samenhang tussen politiek-culturele
tegenstellingen.
2. Welke onderzoeksvragen willen Dekker en Den Ridder beantwoorden?
- Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?
, - Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgebieden groter geworden?
- Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?
- Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?
3. Geef in eigen woorden weer wat het verschil tussen de eerste en de tweede onderzoeksvraag
is.
Tussen de hele bevolking of tussen groepen.
4. Dekker en Den Ridder maken in hun onderzoek gebruik van enquêtedata. Wat zijn
enquêtedata? Hebben Dekker en Den Ridder zelf respondenten benaderd?
Data uit eerder afgenomen enquêtes, hebben ze niet zelf afgenomen en benaderd.
5. Wat is het verschil tussen een beschrijvend of een verklarend onderzoek? (Let op: het
antwoord op deze vraag is niet in het artikel te vinden)
Beschrijven van een probleem of verklaren van een probleem. Hoe iets zit vs waarom iets zo is.
6. Is het onderzoek van Dekker en Den Ridder een beschrijvend of een verklarend onderzoek?
Leg uit.
Verklarend
7. Welke antwoorden vinden Dekker en Den Ridder op de gestelde onderzoeksvragen?
In de afgelopen decennia geen veelomvattende politiek-culturele polarisatie (toenemende
tegenstellingen tussen individuele Nederlanders). Vooral depolarisatie voor oude kwesties; voor
politiek zelfvertrouwen polarisatie. Nieuwe kwesties bij Europese eenwording polarisatie, maar bij
multiculturele samenleving eerder depolarisatie.
Wel aanleiding om polarisatie tussen bevolkingsgroepen te signaleren: vrouwen zijn linkser en
worden dat nog meer, lageropgeleiden worden rechtser. Tegenover ook gevallen van depolarisatie
of convergentie. Verschillen tussen opleidingsniveaus niet altijd bijzonder groot en
opleidingsniveaus zijn niet bij uitstek een bron van polarisatie.
Geen algehele versterking van samenhang tussen inhoudelijke tegenstellingen en tegengestelde
houdingen tot politiek. Nieuwe politieke tegenstellingen hangen wel en oude politieke
tegenstellingen nauwelijks/niet samen met politiek zelfvertrouwen. Polarisatie gevolg van stijgend
belang van globaliseringskwesties in politiek?
Op politiek gebied minder verschillen. Er lijkt in Nederland geen sterke tendens te zijn om over de
hele linie meer of minder sociale tegenstellingen te zien. Kerkelijkheid meer tegenstellingen zien
in 2010/2011. Hoger opleidingsniveau en voorkeur voor PvdA minder tegenstellingen zien.
8. In de conclusie wordt vermeld: “We onderzochten polarisatie uitsluitend als kenmerk van de
opgetelde opvattingen en houdingen van individuen en niet als iets wat politiek en
maatschappelijk speelt in de interactie van burgers, in de media en in relaties tussen partijen en
maatschappelijke verbanden” (p. 125) Wat wordt hiermee bedoeld en waarom is het van
belang dat Dekker en Den Ridder dit vermelden?
Individuen hebben opvattingen/houdingen polarisatie is hier een kenmerk van. In
politiek/maatschappelijk speelt dit niet in de interactie van burgers/in de media/in relaties tussen
partijen en maatschappelijke verbanden.
Individuen kunnen dus de opvatting hebben dat er polarisatie is in de samenleving, terwijl dit op
politiek of maatschappelijk gebied niet speelt, dus dat het wel meevalt hoe erg dit aanwezig is in
de samenleving/tussen mensen onderling.
Opleggers artikel Bakker
Wat is de vraag/het probleem?
De cultureel-etnische (de)segregatie van met name het primair onderwijs. ‘Witte’ en ‘zwarte’ scholen
zijn geen qua populatie geen juiste afspiegeling van de wijk waarin ze liggen. Kwaliteit is belangrijker
dan zwart/wit. Gaat dit ten koste van de ontwikkeling van kinderen?
, Of segregatie of juist integratie de beste manier is om sociaal achtergestelde minderheidsgroepen te
doen emanciperen.
Op welke manier wordt er een antwoord gezocht op de vraag?
Empirisch onderzoek (pp. 105)
Hoe verhoudt de vraag zich tot het thema/onderwerp van het bijbehorende hoorcollege?
Het hebben van witte/zwarte scholen leidt tot polarisatie/segregatie in de samenleving: niet
representatief. Het is belangrijk dat kinderen met veel andere kinderen omgaan van verschillende
afkomsten om op deze manier de sociale cohesie te bevorderen (en ontwikkeling?).
Tegenstellingen die besproken worden. Onderwijssegregatie. Redenen voor segregatie/scheidslijnen.
De opdracht van de Stadsschool.
Wat zijn de bevindingen van de auteur(s)?
Kinderen afkomstig van cultureel-etnische minderheidsgroepen presteren tot op zekere hoogte beter in
heterogeen samengestelde scholen dan in gesegregeerde – en dus meer homogeen – samengestelde
scholen. (dus heterogeen (depolarisatie) > homogeen (polarisatie)). Andere onderzoeken tonen dan
weer geen grote effecten van schoolsamenstelling op leerprestaties van leerlingen aan. Soms pakt het
uit in het voordeel van de leerlingen uit de hogere sociale klassen, soms voor die uit lagere sociale
klassen. Diversiteit doet taalprestaties bevorderen. Leerkrachten hebben vooroordelen die invloed
hebben op het niveau van de leerling, in het nadeel van leerlingen met een etnische
minderheidsachtergrond.
Multi-etnisch samengestelde scholen leiden tot interetnische vriendschappen en positieve attitudes
over en weer jegens leden van de andere groep.
Etnisch gemengd samengestelde schoolklassen leiden niet onvermijdelijk tot het interpersoonlijk
contact dat aan attitudeverbetering ten grondslag ligt.
Intercultureel onderwijs levert niet de gewenste, soms zelfs averechtse effecten op, mogelijk
omdat daarmee het ‘anders-zijn’ van de anderen te zeer wordt benadrukt.
Een optimale verdeling van leerlingen met en zonder onderwijsachterstanden op school leidt tot
betere kansen voor kinderen met onderwijsachterstanden, terwijl de overige kinderen daar geen
nadeel van ondervinden.
Toch geen duidelijke verbanden tussen schoolsamenstelling en leerprestaties.
Welke centrale begrippen/theorieën worden in het artikel gebruikt/besproken?
Segregatie: scheiding tussen bv zwart en wit, afkomst, religie, etc.
Social Identity Development Theory:
Ruimtelijke/residentiële segregatie: woonsegregatie, homogene buurten. Groeperingen die zich niet
met anderen mengen in de wijken.
Contacthypothese: contact tussen groepen zou onder bepaalde voorwaarden de wederzijdse
vooroordelen verminderen (dissolutie stereotypen, verminderde vooroordelen & discriminatie).
Welke voor de pedagogische praktijk relevante adviezen kun je uit het artikel halen/afleiden?
Desegregatie van het onderwijs zou de interetnische verhoudingen ten goede komen en daardoor de
sociale cohesie in de samenleving helpen bevorderen. Leidt tot afbouw van mogelijke vooroordelen en
stereotypen jegens elkaar. Maar geen eenduidig antwoord op te geven, er is geen zekerheid over.
Studievragen bij Bakker, J. (2012)
1. “De komst van grote groepen migranten gedurende de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw ging
als het ware kleur geven aan de reeds bestaande sociaal-economische segregatie in de
samenlevingen als geheel, die in het onderwijs in het bijzonder” (p.106) Wat bedoelt Bakker
hiermee?
Zwarte en witte scholen
2. Geef een korte beschrijving van de drie hoofdoorzaken van schoolsegregatie.
Het onderwijssysteem (privaat en publiek onderwijs scheiding tussen arm en rijk. Openbaar en
bijzonder onderwijs cultuuretnische segregatie)
Ruimtelijke of residentiële segregatie (dat de immigranten of mensen met een andere cultuur in
andere wijken wonen dan mensen die in Nederland geboren zijn)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur esmeepruijssers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.