Zintuigen, hersenen en beweging II (GNBA200106)
Tous les documents sur ce sujet (26)
Vendeur
S'abonner
liekevaniep
Aperçu du contenu
HC week 1
ICF model
= International Classification of function, disability and health
- Beleid
- Factoren voor ontstaan/instant houden van aandoening
Perspectief van menselijk organisme, menselijk handelen en deelname aan de maatschappij
Aandoening → stoornis → beperking → functioneren
Factoren kunnen invloed hebben op de aandoening/ziekte
Positieve en negatieve factoren benoemen die als bescherming/probleem gezien kunnen worden
,Anatomie steun- en beweginsstelsel
Onwikkeling extremiteiten
,Somieten
Embryo bestaat uit drie kiembladen (endoderm, mesoderm, ectoderm). Er ontwikkelt een neurale plaat,
neurale groeve en wallen die fuseren tot een neurale buis. Hierdoor komen neurale lijstcellen vrij die CZS
structuren gaan vormen
Somieten ontstaan uit het mesoderm
paraxiale mesoderm → spieren en subcutis
Laterale plaat mesoderm → botten, pezen, ligamenten
Axiaal mesenchymaal mesoderm → gewrichten
- Dermatoom – huid
o Innervatie gebaseerd op segmentale organisatie somieten
▪ Spinale zenuw afkomstig uit
hetzelfde niveau
- Myotomen – spieren
o Innervatie gebaseerd op segmentale organisatie somieten
▪ Ontstaan uit meerdere somieten
- Sclerotomen – wervels
o Ventraal wervellichaam, inductie chorda dorsalis
o Dorsaal wervel boog, inductie neuraal weefsel
Somietmesoderm paraxiaal
spieren en subcutis
Somatisch lateraal plaatmesoderm
botten en pezen
Centrale as en gewrichten
Segmenten gerangschikt vanuit centrale as uit laterale
plaatmesoderm (bot) en axiaal mesenchymaal mesoderm
(gewricht)
- Mesencymale verdikking in extremiteitsknop
- Aanleg kraakbeen op plaats waar bot komt
- Fibreuze verdikking bij gewricht
- Hyaline kraakbeen vorming
- Bindweefsel dikker in gewricht
- Holtes in bindweefsel en verdikking
→ intra-articulaire ligamenten vorming
Knie gewrichtsholte gevormd uit 2 aparte holtes die gefuseerd
zijn
,Extremiteitsknoppen
Extremiteitsknoppen ontstaan uit mesoderm en ectoderm en groeien vanaf
een segment.
Aan de rand van de knop ligt de apicale epidermale richel. Caudaal ligt de zone
van proliferatieve activiteit met de groeifactor FGF fibroglas growth factor
Arm: dag 24, C5-C8
groei naar lateraal vanuit C7 segment
Been: dag 28, L3-S3
groei naar distaal vanuit L5/S1
Dorsaal en ventraal van de centrale as groeien spiermesoderm en
dermatoommesoderm de extremiteitsknoppen binnen. Spieren
- Sensibele structuren in de subcutis (temperatuur, pijn, gevoel)
Extremiteiten lateraal aangelegt, niet handig voor het functioneren van vooral
de benen
→ endorotatie van de benen en kleine exorotatie bij elleboog
- Dermatomen been spiraalsgewijs opgebouwd
- Laterale onderarmspieren komen ventraal
,Spierfunctionaliteit
Bewegingsstelsel
Centrale as zijn botten en gewrichten, verbonden door spieren en pezen die aangestuurd worden door
zenuwen. Spieren zijn de motor, vering en remming van het bewegingsapparaat
Spierbeweging
1. Concentrisch actief - origo en insertie naar elkaar toe bewegen, actieve spierverkorting
- voortstuwing
2. Isometrisch actief - tegengestelde kracht gecompenseerd, geen beweging in het gewricht plaatsvinden,
spierlengte blijft hetzelfde
- Stabiliserend
3. Excentrisch actief - origo en inserta van elkaar af, actieve spierverlenging
- Schokabsorptie
4. Pliometrisch = vanaf een hoogte springen, energie van buiging bij neerkomst gebruiken om weer omhoog
te springen – afwisselend excentrisch en concentrisch
Passief insufficiënt = bij bepaalde lengte spier niet verder rekken
Actief insufficiënt = tot bepaalde lengte verkorten – max 50% van eigen lengte verkorten
,Eigenschappen spier: kracht, uitslag en richting
Een spier heeft een functie als hij de bewegingsas passeert
- Manier waarop passeren bepaalt de functie – bewegingsas heeft eigen beweging
- De spier kan meerdere assen passeren en in meerdere vlakken liggen
→ spier kan meerdere functies hebben
Spier verloopt aan de ventrale zijde
→ anteflexie van de heup
Spier verloopt aan de dorsale zijde
→ retroflexie van de heup
Spier verloopt aan de mediale zijde
→ adductie van de heup
Spier verloopt aan de laterale zijde
→ abductie van de heup
Hamstrings dorsaal en mediaal → retroflexie en adductie van de heup
Heup en schouder Anteflexie, retroflexie, abductie, adductie,
exorotatie, endorotatie
Elleboog* en knie Flexie, extensie, pronatie, suppinatie*
Enkel Eversie inversie
Pols Ulnairdeviatie, radiaaldeviatie
Hand Palmair flexie, dorsaalflexie
Voet Plantair flexie, dorsaalflexie
Bewegingen hand
Elke beweging frictie opleveren, maar je wil niet dat het schuurt tegen niet-bewegende structuren
→ slijmbursen
pees: peesschedes aan de onderkant van de pees en huid met synoviaalvocht bursae synoviales
- vermakkelijken van beweging
- voorkomen van ruwe frictie
Ontsteking in peesschedes door overbelasting = bursitis
,Effectiviteit spier
1. Hoek waarin spier het gewricht passeert → ontbinden in stabiliserende en bewegende component
2. Werklijn = richting waarin spier trekt
3. Arm = afstand waarlangs de spier het gewricht passeert
Moment = kracht (F) x Arm (d)
hoe groter het moment, hoe groter de effectiviteit beweging spier
Door de werklijn van een spier te veranderen, kan je meer kracht of meer stabiliteit genereren
Spier samenwerking
Controle over gewricht → spieractiviteit aan beide kanten van het
gewricht
De agonist flexor en de antagonist extensor zijn beide actief. De
mate waarin bepaalt de richting van de beweging
Synergist = spieren die dezelfde beweging veroorzaken
Spiertonus altijd in een spier aanwezig – zowel flexoren en extensoren - evenwicht
,Spiereigenschappen
Physiological Cross Sectional Area = dwarsdoorsnede van spier die loodrecht op
vezelrichting loopt
groen
Anatomical Cross Sectional Area = dwarsdoorsnede loodrecht op longitudinale as
van de spier
blauw
Fusiforme (lange) spieren = spiervezels in lengterichting van de longitudinale as van de spier
Contractiele delen achter elkaar
m.biceps brachii, hamstrings
- Grote ACSA → spiervezels = spierlengte
→ grote verkortingssnelheid en grote beweginsuitslag
- Kleine PSCA → minder kracht leveren
Pennate (korte) spieren = spiervezels in hoek met de longitudinale as van de spier – maximaal 30 graden
Contractiele eenheden naast elkaar
m.vastus lateralis
- Grote PCSA → grote kracht genereren
- Kleine ACSA → spiervezellengte < spierlengte
Waaiervormige spieren = meerdere kanten op contraheren
,Typen spiervezels
Bindweefselstructuren
Spieren bestaan uit een spierbuik (contraherend) en een pees peritendineum (niet-contraherend)
De spierbuik bestaat uit bundels van dwarsgestreept spierweefsel
= fasciculi
1. epimysium = externe schede dicht onregelmatig bindweefsel,
volledige spier omgeven
2. perimysium = dunne bindweefsellaag om fasciculus,
zenuwen, lymfevaten en bloedvaten kunnen perforeren
3. endomysium = omgeven spiervezels,
bevat cappilair netwerk voor de O2 aanvoer naar spiervezels
, Spiervezel
Type I = slow twitch fibers = slow oxidative
veel mitochondria, omgeven door meer capillairen, hoge resistentie tegen vermoeidheid, aeroob
metabolisme
Type II = fast twitch fibers
- IIa = fast oxidative glycolytic
meer kracht dan type I, maar houden het minder lang vol
- IIb = fast glycolytic
grote glycolytische capaciteit, zeer krachtig maar snel uitgeput door lage hoeveelheid mitochondriën
- IIx zit tussen IIa en IIb in
Type I rood door myoglobine, donker bij microscopie door zure ATPase
Sacrolemma = celmembraan van een spiervezel
➔ scheiden interne en externe milieu
➔ selectief stoffen in en uit de vezel
Bevat buisvormige inkepingen die de myofibrillen
omcirkelen = T-tubuli
Verspreiden Ca2+ gelijktijdig in hele spier → opname in
sacroplasmstisch reticulum → uniforme samentrekking
myofibrillen
Myofibril bestaat uit actine en myosine filamenten. Deze liggen naast elkaar gerangschikt in sacromeren.
- Myosine eiwit: dik, staart en kop met bindingsplekken voor Actine en ATP
- Actine complex: tropomyosine, troponine, actine
o G-actine bevat bindingsplaats voor ATP
o F-actine is filamenteuse vorm
o Dystrofine eiwit: verbinding van actine filament met het sacrolemma
→ stabiliteit aan spiervezels tijdens contractie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur liekevaniep. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.