Psychologie van het leren
Hoofdstuk 4: hoe wij leren door directe ervaring en door
nadoen
§ 4.1 inleiding
• Associatief leren: is het leren van verbanden of relaties, zoals het
verband tussen het eten van bepaald voedsel en de misselijkheid op
een iets later tijdstip.
o De twee bekende vormen zijn Klassiek conditioneren en
operant conditioneren, deze beide vormen zijn niet uniek voor
mensen (ook dieren)
• De gedragstheorie: is een begrip waarmee men gewoonlijk de
theorieën over klassiek en operant conditioneren bedoelt.
De derde leervorm is sociaal leren of observationeel leren.
De drie bovenstaande leervormen vinden meestal direct plaats zonder
noemenswaardige reflectie. Mensen kennen ook veel intelligentere
leervormen: imiteren, observeren, verhalen vertellen, experimenteren, theorie,
reflecteren.
Mensenkinderen blijven na de geboorte nog lang afhankelijk van de ouders
en hebben dan ook de langste kindertijd in het dierenrijk. Er wordt niet alleen
schools geleerd, maar ook sociaal.
• Instinct (soortspecifiek gedrag): is een aangeboren patroon van
handelingen dat kenmerkend is voor een specifieke diersoort. Bij het
uitoefenen van een instinct speelt ervaring of leren geen rol. Instincten
zijn aangeboren en het doel ervan is de overlevingskans van een
individu (en daarmee de soort) vergroten (egel → bolletje,
moederinstinct). Mensen kunnen ondanks dat het instinct onbewust
verloopt er wel over nadenken en zo meester worden over hun
instincten. Dieren kunnen dit niet.
• Rijping: is de ontwikkeling van een persoon in de loop der tijd. Ze
verloopt relatief onafhankelijk van omgevingsinvloeden, ervaring en
oefening.
§4.2 wat is leren?
• Leren: is een verandering of aanpassing in gedrag, kennis of waarden
als gevolg van ervaring. Ten grondslag aan het leren liggen nieuwe
verbindingen tussen neuronen.
De vier belangrijke aspecten te onderscheiden bij de meeste definities van
leren:
1. Leren veroorzaakt een ‘relatief permanente verandering’: degen die
iets leert is tot iets anders of nieuws in staat.
2. Leren produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en nieuwe kennis.
3. Bij leren spelen de gevolgen – beloning of straf- vaak een rol. Het
bepaalt of het gedrag vaker, nooit meer of zo nu en dan vertoond
wordt (reinforcement)
, 4. Bij leren speelt oefening vrijwel altijd een rol. Een goede manier is om
de betreffende kennis of vaardigheden in veel verschillende situaties
en op veel verschillende manieren te gebruiken. Hierdoor wordt het
beter eigen gemaakt. (Uitzondering bij klassiek conditioneren en iets
na-apen)
• Stimulus (prikkel): is een verandering binnen of buiten een organisme
waarop gereageerd wordt door het organisme. De reactie wordt een
respons genoemd
• Respons: is een reactie van een organisme op een verandering
(stimulus) in het organisme zelf of in de omgeving.
o overte respons: is een reactie die tot uitdrukking komt in
(zichtbaar) gedrag
o coverte respons: is een reactie die niet tot uitdrukking komt in
gedrag en dus niet zichtbaar is voor anderen (bijv. gedachte of
een gevoel).
• Stimulus-responspsychologie: verklaart het leren geheel vanuit het leren
van associaties tussen stimuli en responsen.
• Behaviorisme: was een invloedrijke (wetenschapsfilosofische)
benadering in de psychologie waarin objectiviteit in het
wetenschappelijk onderzoek benadrukt werd. Het richtte zich vooral op
de wetenschappelijke studie van het gedrag.
§4.3 hoe leren wij door klassiek conditioneren?
• Klassiek conditioneren: is een eenvoudig vorm van leren die
automatisch verloopt. De ene gebeurtenis (stimulus) wordt met een
andere geassocieerd, doordat zij meerde keren gelijktijdig plaatsvinden
en vervolgens dezelfde reactie (respons) uitlokken.
- Pavlov, experiment met hond, bel en speekselproductie.
• Associatie: is een relatie. Associatief leren houdt in dat iemand twee
situaties, of een gedrag en het gevolg op het gedrag met elkaar
verbonden heeft.
• Ongeconditioneerde stimulus: is de prikkel die een reflex in gang zet.
Erop volgt altijd de ongeconditioneerde respons. Het is een
aangeboren niet-aangeleerde relatie.
• Ongeconditioneerde respons: is het eindgedrag van een reflex. Deze
wordt altijd in gang gezet door een specifieker prikkel: de
ongeconditioneerde stimulus.
, • Geconditioneerde stimulus: is een prikkel die door een organisme
verbonden (geassocieerd) wordt met de ongeconditioneerde stimulus
en eenzelfde reactie uitlokt. Het is een geleerde prikkel
• Geconditioneerde respons: is een geleerde respons die wordt
opgeroepen door een geconditioneerde stimulus.
Klassiek conditioneren is op twee manieren het oudste leermechanisme:
• Evolutionair: zorgt ervoor dat het organisme zich snel aanpast aan de
omgeving, waardoor de overlevingskansen vergroot worden.
• Ontwikkeling van een mens (vb. zuigreflex)
Nieuwe associaties die geleerd zijn door klassiek conditioneren zijn moeilijk af
te leren of te onderdrukken. Dit is vooral het geval als de stimuli geassocieerd
zijn met het vergroten of verkleinen van onze overlevingskansen.
• Fobie: is een extreme en irreële angst voor een object, dier, situatie of
persoon. De persoon met een fobie wordt er ernstig door belemmerd.
(Watsons experiment met little Albert). Een fobie is moeilijk af te leren.
De 4 Leerwetten bij klassiek conditioneren:
1. Stimulusgeneralisatie (verbreding): houdt in dat de respons die
geassocieerd is met (uitgelokt wordt door) een bepaalde prikkel, ook
gaat verschijnen bij prikkels die lijken op de oorspronkelijke prikkel.
2. Discrimineren: bij klassiek conditioneren houdt in dat een organisme
alleen maar op een stimulus leert te reageren als deze aan
bepaalde kenmerken van de oorspronkelijke (ongeconditioneerde)
stimulus voldoet (specialiseren). Hoe specifieker die kenmeren des te
groter de discriminatie en des te minder er gereageerd wordt op
prikkels die erop lijken.
3. Reinforcement (bekrachtiging): bij klassiek conditioneren vormt de
ongeconditioneerde stimulus de reinforcement en lokt deze de
respons uit.
4. Extinctie (uitdoving/uitsterven): bij klassiek conditioneren betekent dit
dat geleerd gedrag niet meer wordt getoond als de
ongeconditioneerde stimulus uitblijft. In dat geval vindt er geen
reinforcement plaats. (Uitzondering bij fobieën)
§4.4 Hoe leren wij door operant conditioneren?
• Operant conditioneren: is het leerproces waarin het gedrag van een
mens verandert als gevolg van de consequenties die het gedrag
oproept. Zijn de consequenties prettig, dan zal het gedrag herhaald
worden. Zijn er geen of onprettige consequenties, dan zal het gedrag
stoppen. Het gedrag treedt spontaan op.
• Skinner box: is een instrument waarmee de verandering van
diergedrag door operante conditionering wetenschappelijk (op
gestandaardiseerde wijze) kan worden onderzocht.
, • Wet van het effect: houdt in dat gedrag (respons) in frequentie zal
toenemen, als het gevolgd wordt (consequentie) door een prettige
gebeurtenis voor het organisme.
• Trial-and-errorleren (proefondervindelijk leren): is verwant aan het
operant conditioneren. Het is iets uitproberen en leren van de
gevolgen die het oproept. Zijn het wenselijke gevolgen, dan wordt het
gedrag voortgezet; zijn het onwenselijke gevolgen, dan stopt het
gedrag.
Net als bij klassiek conditioneren verloopt het leerproces bij operant
conditioneren automatisch. Ook deze leervorm is niet typisch menselijk (ook
door dieren). Het vereist misschien ietsje meer intelligentie.
De 4 leerwetten bij operant conditioneren:
1. Generalisatie: houdt in dat de respons die in een specifieke situatie
bekrachtigd wordt, ook gaat optreden in situaties die lijken op die
specifieke situatie – mits ook hier het gedrag bekrachtigd wordt.
(beloning bevordert de generalisatie, geen beloning of straf gaat de
generalisatie tegen)
• Discriminatieve stimulus: is een situatie of prikkel waarbij het
organisme (mens of dier) heeft geleerd dat juist dan er een positieve
bekrachtiging volgt op gedrag.
2. Discrimineren: bij operant conditioneren houdt in dat het
organisme leert dat alleen bij specifieke kenmerken van de
discriminatieve stimulus het gedrag bekrachtigd wordt. Dus de
situatie of gebeurtenis die het gedrag uitlokt wordt steeds
specifieker.
3. Reinforcement (versterking/bekrachtiging): het is het gevolg op het
gedrag (zoals een beloning) dat ervoor zorgt dat gedrag vaker gaat
plaatsvinden. De bekrachtiging moet tegelijk of vlak na (uitzondering is
het eten van verkeerd voedsel) de respons plaatsvinden → gaan we
gedrag verbinden (associëren) met de bekrachtiging.
• Negatieve reinforcement (vervelend/straf): zijn alle gevolgen op het
gedrag die het opnieuw optreden van het gedrag minder kansrijk
maken.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Pien1238. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.