Import-en exportmanagement (Internationale handels-en
betalingstechnieken)
Hoofdstuk 1: INTERNATIONALE HANDEL
1.1 Praktijkvoorbeeld (de begrippen)
20 voet reefer container: is een container (= reefer) waarvan men de temperatuur en de
vochtigheid kan controleren. De temperatuur kan dus variëren van -25°C tot +25°C en kan
ingesteld worden naargelang de goederen die in die container zitten. Deze container is zowel
voor vrachtvervoer als ook voor op het schip of op de kade. (De lengte van de container
drukt men uit in voet.)
Stuffen: de goederen op een kritische wijze in de container plaatsen.
Rederij: een onderneming die schepen, al dan niet met bemanning, ter beschikking stelt van
een andere partij die dan de economische exploitatie voor haar rekening neemt.
Transittijd: is de tijd die nodig is om van de ene naar de andere haven te geraken.
Documentair krediet: een betalingswijze specifiek voor de internationale handel (zie H5).
Derde land: een land die vreemd is aan de 28 landen van de EU.
Uitklaren: alle documenten in orde brengen om een land buiten te mogen.
Inklaren: alle documenten in orde brengen om het land binnen te mogen.
1.2 Wat we verstaan onder internationale handel
Bij handel denken we vooral aan kopen en verkopen.
Het uiteindelijke doel van handel drijven: goederen een meerwaarde geven door ze van plaats van
voortbrengst naar de plaats van ge- of verbruik te brengen, en winst te maken op deze activiteit.
De ondersteunende functies van deze distributie (kopen en verkopen):
• vervoer (incl. Laden en lossen),
• verzekeren tegen schade tijdens het vervoer,
• opslag,
• douane,
• betaling (snelheid, soepelheid, zekerheid).
1.3 De redenen voor internationale handel
1. De goederen zijn niet overal beschikbaar
Bv: aardolie, koffie, bananen, ...
Dit valt te verklaren door natuurlijke factoren zoals:
- ondergrond,
- klimaat (temperatuur, neerslag)
- reliëf.
2. Op sommige plaatsen kun je de goederen goedkoper aankopen
Bv. elektronica, schoenen, ...
Deze verschillen tussen landen zijn te verklaren door verschillende factoren:
- lagere lonen en sociale lasten,
- lagere economische ontwikkeling,
- lagere belastingen,
- hogere productiviteit,
- betere scholing,
- aanbod arbeidskrachten.
1
, 3. De vervoertechnieken (ontwikkelen zich steeds verder)
- koelschepen,
- tankschepen,
- containervervoer (TEU1),
- luchtvervoer (bv. een vrachtvliegtuig),
- pijpleiding (= komen er langs de ene kant in en langs de andere uit).
4. Globalisering van de economie
1) Door intensievere contacten tussen de verschillende delen van de wereld leren we andere
producten kennen. Deze gaan we dus ook vaker op regelmatige basis gaan consumeren.
Bv. de kiwi.
2) Een goed wordt vaak niet meer op 1 plaats geproduceerd.
TRANSPORTMODE = 5
1. Baan (= het meest gebruikelijke)
2. Zee (= 3x goedkoper dan luchtvervoer)
3. Lucht (= het duurste vervoer)
4. Pijpleidingen (= het veiligste vervoer)
5. Spoorvervoer
1.4 De Europese Unie in een notendop
1.4.1 Beknopte geschiedenis
1957/1958: Verdrag van Rome: hierin werd er bepaald dat de samenwerking tussen de
lidstaten via de vorming van een douane-unie en een gemeenschappelijke markt uiteindelijk
moet leiden tot een economische unie.
1958: Start van de Europese Economische Gemeenschap (EEG)
1979: Start van het Europees Monetair Systeem (EMS): hierbij legden een aantal lidstaten
onder elkaar de koersen vast met hun munten. Op de wisselmarkten mochten die koersen
maar beperkt schommelen (± 2,25%).
1991/1993: Verdrag van Maastricht. Hierin werd vastgelegd dat de Europese samenwerking
moet leiden tot de vorming van een Economische en Monetaire Unie (EMU) en het gebruik
van een gemeenschappelijke munt (de euro). Sinds dit verdrag in werking is spreken we van
een Europese Unie (EU) i.p.v. de Europese Gemeenschap (EG).
1999: Eurozone (girale EURO). De euro wordt in gebruik genomen (Alleen maar voor girale
transacties en ook met vaste koersen!).
2002: Invoeren van de euro. De euro wordt een dagelijks betaalmiddel in die landen.
1 mei 2004: uitbreiding van de EU met 10 nieuwe lidstaten.
2007: Toetreding van Bulgarije en Roemenië.
2009: Het verdrag van Lissabon.
Doel: Eu democratischer en beter bestuurbaar maken.
Omvat: enkele wijzigingen op de basisverdragen van Rome en Maastricht.
2 nieuwe functies:
1. permanente voorzitter van de Europese Raad van staatshoofden en
regeringsleiders:
2010-2014: Herman Van Rompuy
2015-2019: Donald Tusk
2. de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken:
1
TEU: een lading van een schip wordt altijd uitgedrukt in TEU. Het schip vaart onder de naam van
de rederij.
2
, 2010_2014: Catherine Ashton
2015-2019: Federica Mogherini
2013: op 1 juli wordt Kroatië de 28ste lidstaat.
28 lidstaten van de EU:
Zweden, Finland, Estland, Letland, Litouwen, Ierland, UK, Denemarken, Nederland, België,
Luxemburg, Duitsland, Polen, Frankrijk, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, Hongarije, Italië, Slovenië,
Portugal, Spanje, Griekenland, Malta, Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië.
1.4.2 Economische samenwerking in de EU
1957/1958
EEG+6
Douane-unie*
De gemeenschappelijke markt
(EG) = een Douane-unie + vrij
verkeer van diensten en
productiefactoren
1991/1993: Verdrag van Maastricht
NU EU: GEHARMONISEERDE HANDEL
2007/2009: Verdrag van Lissabon (zorgt er bv
voor dat wij op Erasmus kunnen).
Monetair beleid: 19 landen werken met de
euro.
3) Douane-unie:
- Een gemeenschappelijke handelspolitiek: afspraken maken over de handel met
derde landen.
- Vrij verkeer van goederen (bv. zonder IR kun je binnen deze Unie de goederen
vervoeren.)
- GBT: gemeenschappelijk buitentarief iedereen past dezelfde invoerrechten toe
op goederen ingevoerd uit derde landen (niet toepasbaar op accijnzen en BTW!
(Bv op textiel 14% IR.)
4) Gemeenschappelijke Unie
Dezelfde kenmerken als de Douane-unie, plus;
Ook naast vrij verkeer van goederen ook vrij verkeer van diensten en
productiefactoren (arbeid en kapitaal).
5) Economische Unie
Dezelfde kenmerken als de gemeenschappelijke markt, plus;
Geharmoniseerd economisch beleid. (bv. fiscaal-, vervoer-, prijs-, energie-,
landbouwbeleid)
3
, 6) Monetaire Unie
Dezelfde kenmerken als de economische unie, plus;
Geharmoniseerd monetair beleid en vaste wisselkoersen tussen de munten van de
leden. Een gemeenschappelijke munt is niet noodzakelijk, maar de kroon op het werk
van de samenwerking.
1.4.3 Vrij verkeer van personen – Schengenakkoord
Geen controle meer op het personenverkeer aan de binnengrenzen in de EU.
Dit wordt geregeld door het Schengenakkoord dat ondertekend werd door hun 22 lidstaten +
4 EFTA-landen (Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein).
Het VK en Ierland maken geen deel uit van het Schengengebied.
Bv. vanaf 2015 voerden men opnieuw grenscontroles in om de immense toestroom van
vluchtelingen onder controle te houden.
1.4.4 Lid worden van de EU
Je kan lid worden van de EU als je voldoet aan de 4 criteria van Kopenhagen:
1. Stabiele instellingen (democratie, rechtstaat, mensenrechten, minderheden)
2. Functionerende markteconomie
3. Akkoord gaan met de politieke, economische en monetaire doelstellingen van de EU
4. Aanpassen van de administratieve structuren met het oog op integratie in de EU
1.4.5 De voordelen van de uitbreiding voor de Europese Unie
1. Stabiliteit in Europa
2. De EU kan haar invloed op wereldvlak vergroten
3. Economische groei bevorderen door uitbreiding van de markt meer consumenten
1.4.6 Toekomstige lidstaten van de EU
Macedonië, Turkije, IJsland, Montenegro en Servië.
De EU onderhoudt ook nauwe contacten met heel wat andere landen via handelsakkoorden. Zeer
belangrijk zijn de akkoorden met de EFTA (European Free Trade Association- of EVA (Europese
Vrijhandelsassociatie) die bestaat uit Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland). Deze landen
willen nauw samenwerken met de EU, maar willen nog niet snel lid worden.
1.4.7 Beslissingsstructuur in de EU
Europese Raad en Europees Parlement: nemen samen de beslissingen ofwel unaniem ofwel met
gekwalificeerde meerderheid dus een meerderheid van landen (minstens 55%) voor stemmen terwijl
die landen minstens 65% van de EU-bevolking moeten vertegenwoordigen. (=principe van dubbele
meerderheid.)
Elk land heeft zijn aantal qua stemmen gebaseerd op de bevolkingsgrootte en het economisch belang
van het land.
De Europese Commissie: Voeren het Europees beleid en is de motor van de EU.
Voorzitter: de Luxemburgse Jean-Claude Juncker (zorgt voor de uitvoering vd beslissingen)
Voor België: 2010-2014: Karel De Gucht
2015-2019: Marianne Thyssen
1.4.8 Beleidsinstrumenten van de EU
Het Europees recht bestaat uit verordeningen en richtlijnen.
Verordeningen: zijn bindend voor alle lidstaten.
Richtlijnen: bepaald resultaat behalen. Elke lidstaat moet, waar nodig, zijn nationale wetgeving
aanpassen om het gestelde doel te bereiken.
4