Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Celbiologie deel 2 (1e Bach kine) €18,29   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Celbiologie deel 2 (1e Bach kine)

 39 vues  1 fois vendu

Volledige samenvatting van celbiologie deel 2 gedoceerd door Vangheluwe Peter: H9, H11, H12, H14, H15, H17, H18, H19, H20.

Aperçu 5 sur 102  pages

  • 4 novembre 2023
  • 102
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
mattiseclaeys
CELBIOLOGIE: DEEL 2

HOOFDSTUK 8: regeling van genexpressie: aan- en uitzetten van genen

Genexpressie en differentiatie

Zygote (bevruchte eicel, diploïd) -> differentiatie in 200 celtypes: zenuw-, spier-, epitheel-
= genexpressie is anders, unieke celfunctie

Dezelfde DNA in elk celtype, maar andere genen komen tot expressie: andere functie
 Differentiële genexpressie: genen overgeschreven naar RNA en/of eiwitten
 (Terminale) differentiatie ((on)omkeerbaar): sommige celtypes zijn te gespecialiseerd waardoor
ze hun vermogen tot verdere differentiatie verliezen bv. neuronen.

Differentiatie = weinig gespecialiseerde stamcel vermenigvuldigt zich naar grote aantallen
verschillende soorten gespecialiseerde, weefselspecifieke cellen.

4 soorten cellen

- Epitheelcellen
- Spiercellen
- Bindweefselcellen
- Zenuwcellen

Bewijs dat alle cellen in ons lichaam hetzelfde DNA bevatten: 3 proeven

Het genoom van een gedifferentieerde cel wordt overgezet naar de kern
van een lege eicel of wordt onder ideale omstandigheden grootgebracht.
Uit deze (nieuwe) cel ontstaat er een nieuw organisme met hetzelfde
genoom (clonen).

Besluit: gedifferentieerde cellen bevatten alle info nodig voor de vorming
van een heel nieuw organisme: in het proces van genexpressie gaan er
dus geen genen verloren, alleen het expressiepatroon veranderd.

Verschillende cellen exprimeren verschillende genen
= expressie: uit een stuk gen wordt er RNA of een eiwitproduct gevormd

Selectieve expressie 1900 eiwit coderende genen

- ‘House – keeping’ eiwitten: genen die altijd aanstaan (belangrijk voor alle cellen): bv. genen
voor genexpressie zoals DNA - polymerase

- Gespecialiseerde celtypes: komt uitzonderlijk tot expressie, typische voor speciale celfunctie
bv. insuline in pancreas = geregelde expressie

Selectieve expressie 5000 RNA coderende genen

, Expressiepatroon aangepast aan omgevingsfactoren: externe
stimuli/signalen voor nodig

Tijdens inspanning/vasten worden er suiker gewonnen uit aminozuren.
Dit wordt geregeld door cortisol (= steroïde hormoon uit de bijnier)

Verschillende stappen die genexpressie kunnen regelen

1) Wanneer en hoe vaak een gen wordt afgeschreven
2) RNA-processing controleren (splicing, …)
3) Selecteren welke mRNA’s naar cytosol gaan
4) Regelen hoe snel mRNA’s worden afgebroken
5) Selecteren welke mRNA’s proces van translatie ondergaan in de ribosomen
6) Regelen hoe snel eiwitten worden afgebroken nadat ze zijn aangemaakt
7) Activiteit van proteïnen controleren

Transcriptieregeling (meest efficiënt) – post transcriptioneel – post translationeel

Hoe transcriptieschakelaars werken

Transcriptiefactoren: genregulatorische eiwitten binden aan regulatorische DNA – sequenties
= DNA + DNA–bindend eiwit: aan/uit schakelaar

Als je transcriptie wil regelen, moet je RNA – polymerase regelen:




Genen bevatten promotor sequenties (50nt stroomopwaarts) waar RNA – polymerase op kan binden
en zo de transcriptie in gang zet. Deze promotor sequentie bevat zowel bij pro- als eukaryoten een
transcriptie initiatieplaats waar de RNA-synthese begint.
Meer stroomopwaarts van de promotorsequentie is een genregulatorische gebied dat wordt
gebruikt om genen aan en uit te zetten. Deze regulatorische DNA-sequenties werken alleen als ze
herkend worden door transcriptiefactoren: die kunnen de transcriptie stimuleren of verhinderen.


Transcriptiefactoren (pos) binden op het DNA (neg) d.m.v. trial &
error: transcriptieregulatoren binden op de DNA-dubbelhelix, maar
dit zijn zwakke interacties waardoor het eiwit na het scannen weer
lost komt. Er zijn veel waterstofbruggen nodig om een sterke
binding mogelijk te maken
= de perfecte match

Normaal gesproken binden proteïnen zich aan de kant van de grote groeve van de dubbelhelix. De
sterkte hangt af van de onderlinge chemische reactie tussen de aminozuren en de nucleotiden.

,Hoe baseparen herkend worden door genregulatorische eiwitten zonder de DNA-helix te openen

Ieder basepaar heeft een unieke code van uitstekende functionele groepen.
Deze unieke code wordt herkend door transcriptiefactoren.

Epigenetische modificaties: de waterstofgroep op cytosine kan gemethyleerd
worden (CH3) waardoor transcriptieregelaars hun match niet vinden en niet
meer kunnen binden. Code blijft onveranderd, maar de functie van het gen
veranderd.

Er zijn 10 - 20 waterstofbruggen tussen donor en acceptor nodig zodat het
eiwit blijft vasthangen: perfecte match


Regeling van gentranscriptie bij bacteriën

De levenswijze prokaryoten hebben invloed op de genexpressie, ze leven niet lang en kunnen leven
in veel verschillende omgevingen

Escherichia coli (bacterie): E. coli: codeert voor 4300 verschillen
proteïnen.
=> Niet alle genen gelijktijdig afgeschreven
=> Regeling afhankelijk van de omgeving

Escherichia coli is een modelorganisme die ons de principes van
transcriptieregulatie leert

PROKARYOTEN

Belangrijke begrippen: zelf kunnen tekenen of definiëren

▪ Operon = cluster van genen die simultaan tot expressie worden gebracht
▪ Promotor = bindingsplaats voor RNA-polymerase
▪ Operator = klein stukje DNA in de promotor waar de repressor of activator op kan binden
▪ Repressor = onderdrukt transcriptie en activator stimuleert transcriptie
▪ Polycistronisch mRNA (<-> mono-)
▪ IRES: internal ribosome entry site (<-> 5’ cap bij eukaryoten)
▪ Constitutieve expressie (<-> gecontroleerde expressie)

De expressie van genen bij bacteriën hangt af van voedingsstoffen die aanwezig zijn in de omgeving




*Lac operon – katabool: cluster van genen staan in om lactose af te breken (3 genen)
2 voorwaarden: er moet lactose zijn + er mag geen glucose zijn (voorkeurssuiker)

*Trp operon – anabool: cluster van genen staan voor tryptofaan synthese bij een tekort aan het aminozuur tryptofaan (5
genen)

,Polycistronisch mRNA: meerdere open leesramen achter elkaar (één start- en stopcodon)

De expressie van het operon wordt geregeld door één promotor
(eukaryoot: 1 gen = 1 promotor). De omgeving bepaald of het operon
wel of niet tot expressie wordt gebracht.

Operators zijn kleine stukje DNA in de promotor. Hier kunnen
transcriptieregulatoren op binden die de transcriptie bevorderen of
tegenhouden


▪ De tryptofaan respressor is een allosterisch eiwit waardoor het met binding aan
tryptofaan een beetje van vorm veranderd en het zo aan de operator kan
binden. Trp wordt niet meer aangemaakt als de concentratie hoog is.

▪ De lactose repressor bindt aan het DNA in afwezigheid van lactose en onderdrukt
de afbraak ervan. Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose op de repressor
waardoor deze niet meer op DNA kan binden, de transcriptie start.

- Lac = actieve repressor niet gebonden aan lactose
- Trp = actieve repressor wel gebonden aan tryptofaan

*Actieve repressor = de repressor is aan het DNA gebonden

Repressors schakelen genen uit en activators zetten ze aan

▪ Repressors onderdrukken de transcriptie = negatieve transcriptiecontrole Lac en Trp
▪ Activators stimuleren de transcriptie = positieve transcriptiecontrole CAP

De activiteit van één promotor wordt vaak gecontroleerd door verschillende transcriptie regulators
 Lac operon: Lac repressor en de CAP-activator

Activators werken in op promotors die het RNA-polymerase
alleen niet volledig kunnen laten binden. Deze inefficiënte
promotors kunnen geholpen worden door activators om het
RNA-polymerase goed te binden.

Net als repressors moeten activators vaak eerst binden met een ander molecuul voordat ze aan DNA
kunnen binden: de CAP-activator moet eerst cyclisch AMP (cAMP) binden. Als het CAP-eiwit wordt
geactiveerd zullen er meer H-bruggen komen tussen RNA-polymerase en de promotor.

cAMP is een signaalmolecule in E.coli dat aangeeft dat er te weinig glucose is
= stuurt het gebruik van andere suikerbronnen aan.

De cAMP concentratie stijgt wanneer de glucose concentratie laag is (hongersignaal). Het CAP-eiwit
bindt eerst aan cAMP en vervolgens binden ze samen aan het DNA, deze binding zorgt voor de
transcriptie van enzymen die het gebruik van andere suikerbronnen aansturen.

, Het Lac operon staat onder invloed van de Lac repressor en de CAP-activator:

Het lac operon codeert voor proteïnen die instaan voor de afbraak van lactose

- Geen lactose = Lac repressor bindt
- Geen glucose = CAP-activator gebonden, andere suikerbronnen inclusief lactose


+ Glucose + lactose: de voorkeur gaat uit naar glucose, zolang er
glucose is wordt lac operon niet afgeschreven

+ Glucose – lactose: Lac repressor bindt waardoor RNA-polymerase
niet kan binden, onderdrukt afbraak lactose.

- glucose – lactose: geen glucose = alarmsignaal: cAMP bindt aan
CAP-eiwit. RNA-polymerase kan niet binden omdat de Lac repressor
dit tegenhoudt.

- glucose + lactose: geen glucose = alarmsignaal. CAP-eiwit bindt en
helpt RNA-polymerase (geen repressor die dit tegenhoudt)


EUKARYOTEN

Het stukje DNA in de promotor waar de activator op bindt wordt in eukaryote cellen geen operator
genoemd, maar een enhacer. De enhancer met activator kan zich op een grote afstand van het
transcriptie-initiatie complex bevinden: RNA-polymerase + activator eiwitten en andere algemene
transcriptiefactoren. Het DNA kan een lus vormen waardoor het complex en de activator elkaar
kunnen bereiken, soms met tussenkomst van een mediator.

De TATA box is de promotor waar de transcriptiefactoren
één voor één aan binden (zie H7 deel 1)




Verschillen tussen transcriptie prokaryoten en eukaryoten:

1) Verschillende types RNA – polymerase
- RNA-polymerase I: voor transcriptie rRNA genen
- RNA-polymerase II: transcriptie van eiwitten en kleine RNA’s (bv. spliceosomen)
- RNA-polymerase III: transcriptie tRNA, het 5s rRNA en genen voor kleine structurele RNA’s

2) Initiatiecomplex: RNA-polymerase werken samen met algemene transcriptiefactoren

3) Enhancers: zoals operator bij prokaryoten maar kunnen verder binden

4) Epigenetische regeling: verpakken hun DNA (chromatine), transcriptie wordt bemoeilijkt

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mattiseclaeys. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €18,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72042 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€18,29  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter