Samenvatting Psychologie:
1. Geest, gedrag en psychologische wetenschap
Psychologie = de wetenschap van gedrag en geestelijke (PSYCHE) processen
- Wetenschap = evidence based !!!
- Geestelijke processen (Intern): denken, voelen, begeren, …
- Waarneembare processen (extern): praten, glimlachen, lopen, …
Drie soorten psychologen
1) Experimentele psychologen
2) Docenten psychologie
3) Toegepaste psychologen
a. Arbeids- en organisatiepsychologen (A&O psych): productiviteit en
arbeidsmoraal op de werkplak maximaliseren
b. Sportpsychologen: helpen atlenen met hun prestaties en motivatie
c. Schoolpsychologen: deskundig op het gebied van lesgeven en leren
d. Klinisch psychologen: helpen mensen op sociaal en emotioneel gebied
e. Forensische psychologen: helpen mensen in het wets- en rechtssysteem door
bv gevangenen testen om te kijken of ze vrijgelaten kunnen worden
f. Omgevingspsychologen: onderzoeken de invloed van onze omgeving en
milieu op mensen
g. Gerontopsychologen: beoordelen het functioneren van ouderen en
verstrekken begeleiding om om te gaan met leeftijdsgerelateerde problemen
Maar: ook andere medewerkers in de GGZ
Psychotherapeuten, Bach. Toegepaste psychologie (psychologisch consulent), (Life-)coaches
Andere bachelors werkzaam in de psychiatrie: ergotherapie, verpleegkunde, sociaal werker,
Psychiatrie = specialisme in de geneeskunde voor mensen die ziek van geest zijn
- De psychiater heeft een geneeskundige achtergrond
- Deze mag medicatie voorschrijven
- Werken met patiënten ipv met cliënten
Pseudo-psychologie = niet-onderbouwde psychologische aannamen die zich als
wetenschappelijke waarheid voordoen
Zes belangrijke perspectieven v/d psychologie:
1) Biologisch perspectief: Biomedische therapie
a. Zenuwstelsel
b. Hormoonstelsel
c. Genetica
d. Fysieke kenmerken
2) Behavioristisch persepectief: Gedragstherapie
a. Leren
b. Beheersing van gedrag door de omgeving
c. Stimuli en responsen (niet op mentale processen)
, 3) Ontwikkelingsperspectief: Ontwikkelingsgerichte therapie
a. Veranderingen in psych functioneren tijdens het leven
b. Erfelijkheid en omgeving
4) Cognitieve perspectief: Cognitieve therapie
a. Mentale processen zoals leren, geheugen, gedachten en perceptie
b. De geest als computerachtige machine
c. Hoe emotie en motivatie gedachten en perceptie beïnvloeden
5) Whole-personperspectief: Psychodynamische therapie
a. Psychodynamisch perspectief
i. Psych stoornissen en persoonlijkheid komen voort uit processen uit
het onbewuste
b. Humanistisch perspectief
i. Psych moet nadruk leggen om menselijke groei ipv op stoornissen
c. Perspectief van karaktertrekken en temperament
i. Individuen worden begrepen in termen van hun temperament en
blijvende karaktertrekken
6) Socioculturele perspectief:
a. Sociale invloeden op gedrag en mentale processen
b. Hoe individuen functioneren in groepen
c. Culturele verschillen
Waarom leert de vpk over psychologie?
- Kunnen doorverwijzen
- Referentiekaders nodig in eigen werk
- Historiek patiënt begrijpen
- Opzetten behandelplan
2. Bio psychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard
a. Evolutie en natuurlijke selectie
Kernconcept: evolutie
= de verandering van bio en psych processen in de mens, waarbij genetische variaties die
gunstig zijn voor overleving en voortplanting zullen worden doorgegeven van generatie op
generatie.
De mens heeft, net als dieren, aangeboren neigingen en capaciteiten zoals bv
taal, sociale interacties (imitatie) en reflexen
Evolutietheorie (Charles Darwin) verklaart gedrag als resultaat van natuurlijke selectie
- Variatie onder individuen en strijd om hulpbronnen maakt dat meest adaptieve
gedrag overleeft, net als de meest geschikte kenmerken
- Survival of the fittest
- Verklaren groot deel van ons gedrag
Toepassing op psychologie: veel psychologische waarnemingen worden begrepen door dit
proces van aanpassing en evolutie
, bv. Menselijke fobieën waren bijna altijd voor onze voorouders een teken van gevaar
(hoogte, bliksem, ongedierte)
b. Genen en erfelijkheid
De genetische code bepaalt:
- fysieke kenmerken: vb. lengte, gelaatstrekken en haarkleur
- psychologische eigenschappen: vb. basistemperament
Elke genetische code is onder invloed van de omgeving
Geërfde eigenschappen kunnen zich hierdoor anders gaan ontwikkelen
Genotype= het unieke genetische patroon dat een organisme erft van de ouders
Fenotype= waarneembare fysieke kenmerken van een organisme (ook gedrag!)
Vb. Tweelingenstudies
Eeneiige tweeling die hetzelfde genotype delen, maar geen identiek fenotype hebben
omwille van invloed van omgeving
We weten nog niet op welke wijze gedrag en psychologische processen door specifieke
genen worden beïnvloed
We weten wel dat psychologische eigenschappen nooit uitsluitend het gevolg zijn van
erfelijkheid (nature)
c. Epigenetica
DNA blijft ons hele leven hetzelfde tov het epigenoom = flexibel
Past zich aan de omgeving aan door genen aan en uit te zetten, in reactie op ervaringen
organisme
DNA is niet zelfsturend, maar moet worden aangezet. De aan-uit knoppen zijn daarbij niet
permanent Invloed van omgeving: roken, stress, sporten, dag- en nachtritme, oorlog,
hongersnood, armoede, …
Enkele voorbeelden:
- Onderzoeksdomein: Infant Mental Health (de eerste 1000 dagen, vanaf conceptie).
Vb. Impact van roken op ongeboren kind (meer kans op overgewicht), impact van
depressieve moeder tijdens zwangerschap op latere leven van kind
- Babymassage: effectiever stressresponssysteem
- Twee uur sporten per week zet genen die gerelateerd zijn aan obesitas en diabetes-
type 2 uit
- Tijdens zwangerschap hongersnood meemaken, kind meer kans op ontwikkelen
obesitas
3. Sensatie en perceptie
Gewaarwording (sensatie)
,= De opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in
elektrochemische neuronale signalen die naar hersenen gestuurd worden (en daar omgezet
worden in beelden, klanken, … )
OF: Je ogen pikken de helderheidsinformatie op, maar slagen er niet in tot een zinvolle
waarneming te komen
Stimulus sensorische receptor zenuw (neurale) impuls (electrochemische signalen)
hersenen
Waarneming (perceptie)
= Het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.
OF: Je komt tot een zinvolle waarneming.
De hersenen nemen de wereld indirect waar, omdat de zintuigen alle stimuli omzetten in de
taal van het ZS: neurale impulsen
a. Transductie: stimulatie in sensatie veranderen
= Proces waarbij een sensorisch neuron (de receptor van het zintuig) een fysische stimulus
ontvangt en de fysische energie omzet naar neurale impulsen die door gespecialiseerde
sensorische verwerkingscentra in de hersenen kunnen opgevangen worden als informatie.
= hoe stimulatie in sensatie verandert
VOORBEELD
zintuig Gehoor
Sensorisch neuron Gehoorzenuw
Fysische stimulus Muziek
Fysische energie Geluidsgolven
Neurale impulsen Electrisch signaal
Verwerkingscentra Auditieve cortex
Informatie Geluidsterkte, toonhoogte, afstand
De zintuigen en de hersenen creëren een electrochemische weergave van de wereld
Cochleair implantaat: geluid gaat door de schedel direct naar het slakkenhuis
b. Sensorische adaptatie of habituatie
We krijgen via de zintuigen een MASSA aan prikkels
= Gewenning aan langdurende stimulus
- Wel indien er iets wijzigt (intensiteit, pijn, …)
- Selectie relevante stimuli
- Mensen met autisme en schizofrenie: slecht habitueren
Receptoren van zintuigen zijn gevoelig voor VERANDERINGEN
Bv. tikkende klok, verslaving, verkeersgeluid, hondengeur, scheetje
, c. Drempels: de grenzen van sensatie
Absolute drempel = ondergrens van de sensatie (minimum hoeveelheid fysische energie)
- = Persoonlijk (geluid, licht, smaak, geur, tast, …)
- Drempel is niet “absoluut”, maar variabel door aandacht, concentratie, fitheid
Verschildrempel of JWV (juist waarneembare verschil) = kleinst waarneembare verschil
tussen 2 stimuli
Opm: Wet van Weber de grootte van het JWV is afhankelijk van de intensiteit van de
stimulus hoe groter de prikkel hoe minder snel je verschil waarneemt ten op zichte van
een kleinere prikkel
d. Signaaldetectietheorie
Zowel voor electronische als biologische sensoren
Sensatie / de detectie = afhankelijk van
- Kenmerken van de stimulus
- Achtergrondstimulus
- De detector
Perceptie geeft betekenis aan sensatie. Door perceptie ontstaat een interpretatie van de
externe wereld, geen letterlijk kopie.
Sensatiesperceptiepercept
De betekenis wordt bepaald door verschillende zaken
e. Het systeem van perceptuele verwerking
Wat en waar route:
- WAT-route
= wat is dit = info over het object
+
= waar is dit = info over de omgeving
- WAAR-route = waar bevindt dit object zich tov mezelf?
Kenmerkdetectoren
= wat- en waarroute eindigt in de hersenen, waar cellen stimuluskenmerken gaan
interpreteren
Vb. lengte, lichtinval, kleur, contouren, locatie, beweging…
Bottom-up en top-downverwerking = perceptuele analyse
- Top-down= wanneer je afh bent van een beeld of idee in je geest om een stimulus te
interpreteren bv. Het zoeken van Wally (je weet hoe hij eruit ziet)
- Top= mentale set bepaald door ervaringen, doelen, kennis, motivatie, cultuur, …
- Down= perceptuele verwerking
- Bottom-up (stimulusgedreven verwerking)
, - Bottom= via de kenmerkdetectoren wordt de stimulus achterhaald
- Up= de hersenen verwerken tot een percept
Vb. ik ervaar zaken en zoek naar de betekenis, vb iets glibberig op het strand
Perceptuele constanties
= het vermogen om een voorwerp te herkennen vanuit verschillende invalshoek, verlichting,
afstand, vorm, kleur, grootte
Perceptuele blindheid = waarnemingsfout bij iets onverwacht / gebrek aan aandacht
Veranderingsblindheid = wanneer een verandering in het visuele veld niet wordt
waargenomen
f. Perceptuele ambiguïteit en vervorming
Door onduidelijke stimuli of perceptuele fouten:
- Illusie
= hersenen interpreteren een stimuluspatroon op een manier dat deze aantoonbaar fout is
en meerdere mensen ervaren dit (is geen hallucinatie)
- Ambigue (dubbelzinnige) figuren
= stimuli die op twee of meer manieren kunnen geïnterpreteerd worden (doordat
hersenhelften anders reageren)
g. Theoretische verklaringen voor perceptie
2 verklaringen voor perceptie:
1. De gestaltpsychologie (aangeboren)
o Hersenen zijn gevoelig voor patronen van stimulatie
o “Gestalt” vertaald tot “geheel, vorm, patroon”
o = perceptueel patroon of configuratie
o de hersenen organiseren sensorische informatie tot een betekenisvol geheel
2 perceptuele processen:
- Figuur – achtergrond
- Subjectieve contouren Sluiting = lege plekken invullen zodat een imcomplete figuur als
een geheel kan waargenomen worden
De gestaltwetten van perceptuele ordening:
- Wet van gelijkenis (kleuren voetbaltruitjes)
- Wet van nabijheid (voorwerpen/mensen bij elkaar voegen omdat ze samen zijn)
- Wet van continuering (voorkeur voor ononderbroken, afgewerkte figuren)
- Wet van gemeenschappelijke bestemming (objecten die op elkaar lijken en
gezamelijk voortbewegen, neem je waar als 1 enkele gestalte)
- Wet van Prägnanz (brein houdt van eenvoud, we hebben de neiging eenvoudige
dingen sneller te verwerken)
Concluderen door leren (aangeleerd)
= Op basis van eerdere ervaringen (= leerprocessen of kennis) kunnen we sensorische
stimulatie interpreteren en komen tot een conclusie van de betekenis van de sensatie