Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
COMPLETE Samenvatting Internationaal Privaatrecht 22/23 RUG, RGMPR00506, alle verplichte stof! €7,50   Ajouter au panier

Resume

COMPLETE Samenvatting Internationaal Privaatrecht 22/23 RUG, RGMPR00506, alle verplichte stof!

 53 vues  7 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Wil jij een COMPLETE samenvatting van ALLE stof die je moet kennen? Dat heb je hier gevonden! Een complete samenvatting van zowel de hoorcolleges, arresten als het handboek internationaal privaatrecht. In 23/24 is dezelfde druk voorgeschreven, ik ga er dan ook vanuit dat deze samenvatting dit jaar ...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 73  pages

  • Non
  • 1 t/m 26
  • 13 novembre 2023
  • 73
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Samenvatting IPR 2022-2023




Hoofdstuk 1: Nederlands Internationaal Privaatrecht

Drie hoofddoelen Internationaal Privaatrecht
I. Internationaal bevoegdheidsrecht: dat regels geeft met betrekking tot de vraag onder welke
voorwaarden een rechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen of verzoeken betreffende
grensoverschrijdende privaatrechtelijke situaties.
II. Conflictenrecht: dat regels geeft met betrekking tot de vraag welk recht van toepassing is op een
internationale privaatrechtelijke rechtsverhouding.
III. Internationaal erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht: dat bepaalt onder welke voorwaarden
buitenlandse rechterlijke beslissingen hier te lande voor erkenning en tenuitvoerlegging in aan-
merking komen.
Het eerste en derde hoofddoel vormen het formele IPR, het tweede het materiële IPR.

Behoefte aan IPR-regels bestaat alleen wanneer het recht van land tot land verschilt of dit verschillend wordt
toegepast → rechtsverscheidenheid. Een tweede vereiste is grensoverschrijdend rechtsverkeer.

• IPR = nationaal recht. Ieder land heeft zijn eigen IPR-regels. Binnen de EU wordt IPR geünificeerd door
middel van verordeningen en losse bepalingen in richtlijnen.
• IPR is geen privaatrecht. Het geeft namelijk geen directe antwoorden op concrete privaatrechtelijke
rechtsvragen. De IPR-regels wijzen een bevoegde rechter aan, verwijzen de rechtsvraag naar een be-
paald rechtsstelsel aan de hand waarvan deze vraag moet worden beoordeeld, of betreffen de vraag
onder welke voorwaarden een buitenlandse beslissing hier te lande kan worden erkend of kan worden
ten uitvoer gelegd.

IPR kan worden gedefinieerd als het geheel van nationale rechtsregels met een privaatrechtelijke karakter die
handelingen en feiten met een grensoverschrijdend karakter betreffen en die zien op de volgende vragen:
a. Is de rechter in een internationaal geval bevoegd?
b. Welk recht is in een internationaal geval van toepassing?
c. Kan een buitenlandse rechterlijke beslissing worden erkend, en zo nodig, worden geëxecuteerd?

Het doel van IPR is het op een zo doelmatig en rechtvaardig mogelijke wijze reguleren van het internationale
rechtsverkeer. Wanneer is sprake van een internationale handeling of internationaal feit?
• Objectieve verwijzingsregels en gewone internationale bevoegdheidsregels → onderscheid nationaal/
internationaal is niet van belang, immers in een strikt nationaal geval zou het nationale recht volgens
de verwijzingsregel automatisch bij uitsluiting van toepassing moeten zijn en zou de nationale rechter
automatisch rechtsmacht moeten hebben.
• Onderscheid is echter wel van belang voor de gevallen waarin rechtskeuzebevoegdheid en/of forum-
keuzebevoegdheid is toegestaan. Alleen in internationale gevallen mag een rechtskeuze ten volle
rechtsgevolg hebben.
In het algemeen kan worden gezegd dat sprake is van een internationaal geval wanneer een feitelijk-geogra-
fisch element in de rechtsverhouding betrokkenheid weergeeft met meer dan één rechtstelsel.

Diverse rechtsgebieden die op IPR lijken, maar die daar volgens Nederlandse opvattingen niet toe behoren:
- Interregionaal privaatrecht
- Intergentiel privaatrecht
- Intertemporeel privaatrecht
- Rechtsvergelijking
- Eenvormig privaatrecht
- Volkenrecht
- Vreemdelingenrecht
- Nationaliteitsrecht
- Europees recht

1

, Samenvatting IPR 2022-2023



Bronnen van IPR
- Europese Verordeningen
o Rome I en Rome II
o Insolventierecht, Huwelijksvermogensrecht, Partnerschapsvermogensrecht, Erfrecht
- Haagse verdragen
o Productaansprakelijkheidsverdrag 1973
o Huwelijksvermogensverdrag 1978
o Vertegenwoordigingsverdrag 1978
o Trustverdrag 1985
o Kinderbeschermingsverdrag 1996
o Alimentatieprotocol
- Boek 10 BW
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Verordeningen, verdragen en wetten regelen vaak niet precies hetzelfde onderwerk (materieel toepassingsge-
bied), gelden niet altijd in relatie tot dezelfde landen (ruimtelijk of formeel toepassingsgebied), gelden niet
altijd in relatie tot dezelfde landen (ruimtelijk of formeel toepassingsgebied) en gelden vaak voor verschillende
tijdvakken (temporeel toepassingsgebied). Waar verdragen, verordeningen, richtlijnen of wetten samenlopen
zal moeten worden bepaald welke regeling voorgaat → art. 10:1 BW herinnert in dit verband aan het in art. 94
Gw bepaalde: verdragen en verordeningen hebben voorrang op wettelijke IPR-bepalingen.

Samenloop verdragen en verordeningen → art. 30 Weens Verdragenverdrag

Hoofdstuk 2: geschiedenis van het conflictenrecht

Het conflictenrecht speelt pas een rol wanneer sprake is van verschillend privaatrecht in combinatie met een
intensief handelsverkeer. In de historische ontwikkeling van het conflictenrecht spelen twee vragen:
1. De vraag naar de grondslag van het conflictenrecht: waarom moet het eigen recht soms wijken voor
ander recht?
2. De vraag naar de methode: als wordt aangenomen dat het eigen recht moet worden ingeruild voor
ander recht, aan de hand van welke regels en beginselen moet dat dan plaatsvinden?

Het oude Griekenland: het fenomeen van toepassing door de eigen rechters van vreemd recht kenden ze niet.
Eenieder die deel uitmaakte van een polis (stadstaat) werd onderworpen aan het recht van die gemeenschap.
Buitenlanders hadden in de polis geen rechten. Het oude Griekse recht kende twee beginselen:
- Personaliteitsbeginsel: het recht was persoonsgebonden in de zin dat een persoon onderworpen werd
aan het recht van zijn geboorteplaats (lex originis).
- Territorialiteitsbeginsel: uitsluitend eigen recht (lex fori).
Om vreemdelingen rechten te kunnen verlenen werd later het lokaal geldende recht losgemaakt van de per-
soon. De oplossing vond men in een nieuw personaliteitsbeginsel, inhoudende dat iedere persoon zijn eigen
recht met zich meedraagt.

Het Romeinse recht: ius gentium, een verzameling van rechtsbeginselen uit de verschillende delen van het rijk
waarvan de Romeinen meenden dat deze voor alle burgers van kracht waren. Vreemdelingen waren daar ook
aan onderworpen. Romeinse burgers aan het ius civile. Keizer Caracalla verleende in 212 na Chr. Aan alle vrije
mannen in het Romeinse Rijk het volle Romeinse burgerschap. NB.: zij die geen onderdaan waren van het Ro-
meinse Rijk hadden geen rechten.

Germanen/Longobarden: In deze periode paste men op onderdanen van Romeinse herkomst Romeins recht
toe en op anderen het recht van hun herkomst, dat wil zeggen het recht van de stam waar men van ‘afstamde’
of de groep waartoe men behoorde. Vragen van toepasselijk recht werden opgelost via het personaliteitsbe-
ginsel. Eenieder werd behandeld overeenkomstig zijn ‘eigen’ recht. Men stapte geleidelijk over op het beginsel


2

, Samenvatting IPR 2022-2023



van territorialiteit: uitsluitend de personen die langere tijd woonden op het grondgebied van het betrokken
territoir waren onderworpen aan het recht van dat gebied.

Ontwikkeling eerste IPR-theorie
De Noord-Italiaanse stadstaten ontwikkelden naast het voor hen geldende Romeinse recht (ius commune)
steeds meer eigen wetten (statuta). Toepassing van de lex fori leidde tot onbevredigende situaties. Aldricus
herkende het conflictenrechtelijke probleem. Hij werd gevolgd door Hugolinus, Accurius en Azzo. Deze statutis-
ten baseerden zich hierbij nog op het eerste artikel van de Codes Justinianus, waaruit zou volgen dat alleen
onderdanen (burgers) zijn onderworpen aan de regels van het voormalige rijk. Niet-burgers van een stad wer-
den op grond van deze regel behoed voor toepassing van de lex fori (wet van de rechter). De gerechtelijke
procedure werd beheerst door de lex fori, dat de lex rei sitae (wet van de ligging) geldt voor daar gelegen
goederen en dat de wetten betreffende de persoon alleen gelden voor de burgers van de stad.

En niet-burgers dan? De Post-Glossatoren ontwikkelden daarvoor de statutenleer: ze namen hierbij de interne
rechtsregels (statuta) als startpunt. Het conflictenrecht dient het ruimtelijk toepassingsgebied van de interne
rechtsregels te bepalen. Hiertoe werden de interne rechtsregels ingedeeld in een aantal klassen, waarbij aan
iedere klasse van rechtsregels een ruimtelijk begrensd toepassingsgebied werd toegekend. Dit toepassingsge-
bied meende men te kunnen afleiden uit de aard en de strekking van de betrokken regels zelf. Bartolus de
Sassoferrato concentreerde zich hierbij op twee vragen:
1. In hoeverre kan het statuut van een stad worden toegepast op personen die van buiten de stad komen
/ kunnen eigen wetten worden toegepast op vreemdelingen?
2. In hoeverre heeft een statuut van een stad een werking buiten het grondgebied van de betrokken
stadstaat / gelden eigen wetten ook buiten het grondgebied van de stadstaat?
Uitgangspunt: interne rechtsregel. Bepalen ruimtelijk toepassingsgebied. Indeling naar rechtsregels in klas-
sen, naar hun aard en strekking, met eigen toepassingsgebied. Hij maakte onderscheid tussen de regels van
personenrecht, de regels van goederenrecht en de regels van vormenrecht.
- Personenrecht (statuta personalia) van een bepaalde staat bestrijken alle rechtsverhoudingen met be-
trekking tot personen tot die staat behorend; zij volgen de persoon; (Hierbij de strekking (verbie-
dend/veroorlovend) en nadelig/voordelig in aanmerking nemen)
o Vb. Een wet die verbiedt dat een persoon jonger dan 25 jaar een testament maakt. Deze wet strekt tot
bescherming van jeugdigen tegen misleiding door ouderen (voordelig). Dan volgt deze wet (statuut)
deze persoon ook buiten het gebied van de wetgever.
- Goederenrecht (statuta realia) van een bepaalde staat zien op alle rechtsverhoudingen die een on-
roerende zaak betreffen die is gelegen binnen de territoriale grenzen van die staat – gekoppeld aan
het grondgebied; roerende zaken behoren tot de statuta personalia;
- Vormenrecht (statuta mixta) van een bepaalde staat bestrijken alle rechtshandelingen plaatshebbend
op het grondgebied van die staat. In feite is dit een restcategorie.
De drie eenzijdige conflictregels werden ook toegepast met betrekking tot vreemde statuta. Waar het eigen
recht geen toepassing verlangde diende op basis van dezelfde regels te worden bepaald op vreemde statuta
konden worden toegepast.

De Hollandse Statutisten

Paulus Voet (1619-1667)
Naast de tot dan toe gebruikelijke, op basis van doel en ratio, gemaakte indeling in reële (statuta realia) en per-
sonele statuten (statuta personalia), onderscheidt Voet op grond van hun werking een derde groep statuten
(statuta mixta). Voet betoogt in lijn met de algemeen heersende opvatting dat wanneer wordt uitgegaan van
het object een indeling in reële en personele statuten logisch is. Uiteindelijk betreffen alle wetten, of een goed,
of een persoon, ook waar deze zien op de formaliteiten. Gaat men bij de indeling van de statuten echter mede
uit van de werking, het effect, van een statuut, dan dient men een derde categorie te onderscheiden: de statu-
ta mixta. Allereerst dient men ter bepaling van het karakter vast te stellen wat het belangrijkste onderwerp is
van de betreffende wetsbepaling. Hierbij zijn niet de bewoordingen van de bepaling beslissend maar de bedoe-



3

, Samenvatting IPR 2022-2023



ling van de wetgever. Volgens Voet dient men op basis van object en werking der statuten tot de volgende in-
deling te komen:
- Statuta realia zijn de wetten die tegenover eenieder uitsluitend binnen de grenzen van het eigen ge-
bied gelden. Deze wetten zijn niet bindend voor de personen met betrekking tot onroerend goed
buiten die grenzen.
- Statuta personalia zijn de wetten die alleen gelden ten aanzien van de eigen onderdanen (personen
met woonplaats in het eigen gebied). Deze wetten hebben extraterritoriale werking: de staat en de
bevoegdheid door de lex domicilie toegekend volgt hem overal. Uitzondering: handelingsbevoegdheid
betreffende buitenlands gelegen onroerend goed → hiervoor geldt het reële statuut omdat de soever-
einiteit van die staat zich verzet tegen de heerschappij van een vreemde wet.
- Statuta mixta zijn de wetten die zowel effect hebben binnen als buiten de grenzen van het eigen
gebied, die binnen het eigen gebied niet alleen onderdanen, maar ook buitenlanders die hier handelen
binden, en die een effect hebben buiten het grondgebied op goederen waar ook gelegen. Deze wetten
hebben de gevolgen (effecten) van zowel reële als personele wetten.

Voet stelt het soevereiniteitsbeginsel voorop. Wetten zijn uitspraken van onafhankelijke oppermachten die
tegenover elkaar tot geen enkele verplichting zijn gehouden. De wetten van de ene kunnen rechtens nooit ver-
bindend zijn binnen het territoir van de andere. → Comitas-leer: het dulden van de gelding en toepassing van
vreemd recht binnen eigen grenzen. Toepassing van vreemd recht vindt dus niet plaats omdat een staat
daartoe verplicht is jegens een andere staat, maar krachtens een daad van internationale welwillendheid die
buiten het recht ligt. Waar Voet enerzijds de vrijheid van de ene staat jegens de andere staat om diens rechten
te dulden benadrukt, gaat hij anderzijds uit van een gebondenheid van de landsrechters aan regels die bepalen
wanneer zij vreemd recht moeten toepassen. Deze regels kunnen eveneens voortvloeien uit eisen van billijk-
heid (equitas) en menselijkheid (humanitas) of uit rechtsbehoeften van internationaal maatschappelijk verkeer.

Johannes Voet (1647-1714)
- Statuta personalia zijn de wetten die volgens de bedoeling van de wetgever de staat en de bevoegd-
heid van een persoon betreffen, ongeacht of ze gewag maken van een persoon en/of een goed. Vb.:
wetten die bepalen of iemand onderdaan is.
- Statuta realia betreffen primair een goed en beogen de toestand van dat goed te regelen. Ook hier is
de intentie van de wetgever bepalend.
- Statuta Mixta regelen niet primair personen of goederen, maar bepalen de vorm, de wijze, de volghor-
de de plechtigheden verricht door personen aangaande goederen, zowel in als buiten een gerechte-
lijke procedure.

Absolute soevereiniteit als uitgangspunt → wetten, of ze nu personeel, reëel of gemengd zijn, kunnen uit zich-
zelf niet buiten de eigen grenzen werken. Wetten kunnen immers niet meer kracht hebben dan de wetgever
die ze maakt en daaraan toekent en aangezien de macht van deze wetgever beperkt is tot het eigen territoir, is
het duidelijk dat de kracht van deze wetten beperkt is tot dit territoir. Dit betekent dat de rechter ten aanzien
van in zijn eigen territoir gelegen goederen op geen enkele manier is gebonden daarop het recht van een ander
land toe te passen. Dit neemt evenwel niet weg dat de rechter op grond van de comitas buitenlands recht kan
toepassen. Om de omvang van de comitas vast te stellen, zal men de gevallen moeten opsporen waarin het jus
strictum is neergelegd. → comitasregel.
Personele statuten laten zich niet afleiden uit universele, overal stilzwijgend geaccepteerde, beginselen. Hier
zal men voor ieder rechtsinstituut afzonderlijk het bestaan van deze regels moeten vaststellen.

Ulrik Huber (1636-1694)
Het verschil tussen Huber en Voet ligt in het antwoord dat zij geven op de vraag over de wederkerige gebon-
denheid van staten aan de regels van internationaal privaatrecht. Het conflictenrecht legt, als onderdeel van
het ius gentium, op de afzonderlijke staten een rechtsplicht tot toepassing van vreemd recht. Uit de consensus
der staten, waarop het ius gentium mede berust, verklaart Huber hoe het mogelijk is dat vreemd recht binnen-
landse gelding kan hebben. Het natuurrechtelijke karkater van het ius gentium brengt mee dat geen staat zich


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Studiebol20. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,50. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

81113 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,50  7x  vendu
  • (0)
  Ajouter