Volledige samenvatting van blok 3 van Financieel familierecht (colleges 7, 8 en 9). In de samenvatting wordt het boek, het college, de kennisclips en de jurisprudentie uiteengezet.
De belangrijkste bepalingen met betrekking tot levensonderhoud zijn opgenomen in Titels 6, 9, 10 en
17 van Boek 1 BW. Het wettelijke stelsel van levensonderhoud kent globaal twee categorieën: 1) de
onderhoudsverplichtingen die boven de onderhoudsverplichting van de staat gaan (zoals de
verplichting jegens ex-echtgenoten, minderjarigen en jong-minderjarigen, verwekkers en
instemmers), en 2) de onderhoudsverplichtingen die nevengeschikt zijn aan die van de overheid
(zoals de verplichting jegens grootouders, broers/zussen en kleinkinderen). In dit college gaat het
over categorie 1: kinder- en partneralimentatie.
Vier vragen:
1. Wie is onderhoudsplichtig? (wie moet betalen voor een ander);
2. Wie s onderhoudsgerechtigd? (wie ontvangt de bijdrage);
3. Rangorde onderhoudsgerechtigden? (aan de orde als één onderhoudsplichtige verplicht is
om bij te dragen in de kosten van twee of meer onderhoudsgerechtigden);
4. Rangorde onderhoudsplichtigen? (aan de orde als er meer onderhoudsplichtigen zijn ten
opzichte van dezelfde persoon).
In elk alimentatievraagstuk stel je deze vragen. Indien hiermee in kaart is gebracht wie
onderhoudsplichtig en wie onderhoudsgerechtigd is, dan kom je toe aan de berekening hoe hoog de
onderhoudsbijdrage zou moeten zijn.
Onderhoudsverplichting jegens kinderen, wie is onderhoudsplichtig?
Wat betreft de onderhoudsverplichting jegens kinderen vinden we de algemene regel in art. 1:392
BW. In deze bepaling staat dat elke juridische ouder onderhoudsplichtig is jegens zijn kinderen. Dit
geldt zowel tijdens de minderjarigheid als gedurende de meerderjarigheid van de kinderen. Ouders
zijn in ieder geval onderhoudsplichtig t.o.v. hun kinderen tot 21 jaar (art. 1:392 jo. 1:395a BW). In de
leeftijdscategorie 18 tot 21 jaar wordt gesproken over jong-meerderjarigen. Daarna kan er nog
sprake zijn van een onderhoudsverplichting voor een ouder, maar dan moet er tegelijkertijd sprake
zijn van behoeftigheid (= iemand heeft onvoldoende eigen middelen om in zijn eigen
levensonderhoud te voorzien en dit in redelijkheid ook niet kan verwerven). Er wordt van kinderen
verwacht dat ze na het 21ste levensjaar zelf in hun financiële behoefte kunnen voorzien, bijv. door te
gaan werken. De eis van behoeftigheid geldt niet voor kinderen en stiefkinderen tot 21 jaar, want in
deze leeftijdscategorie is de behoeftigheid een vaststaand feit.
(1) Art. 1:392 BW heeft het over de juridische ouder van het kind, het ouderschap moet dus
door de wet zijn erkend. Wat betreft kinderen die binnen het huwelijk worden geboren geeft
art. 1:82 BW aan dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de kosten van deze kinderen, deze
huwelijkse plicht is in art. 1:392 BW dus uitgebreid t.o.v. alle juridische ouders, ongeacht het
tot stand komen van het juridische ouderschap. Het is niet van belang of deze ouder ook het
gezag heeft, ook een ouder zonder ouderlijk gezag is onderhoudsplichtig jegens een kind. Het
omgangsrecht staat ook los van de vraag of een ouder onderhoudsplichtig is.
(2) In art. 1:392 BW staat ook dat er een onderhoudsverplichting bestaat voor stiefouders jegens
hun stiefkinderen. Deze onderhoudsverplichting is nader uitgewerkt in art. 1:395 en 1:395a
BW. Hierin wordt bepaald dat de stiefouder gedurende het huwelijk of GP verplicht is
onderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende stiefkinderen. Dit geldt dus enkel
voor de formele relatievormen (de juridische verbinding zit dan niet tussen ouder en kind,
maar tussen ouder en partner).
(3) Op grond van art. 1:394 BW kan ook de verwekker onderhoudsplichtig zijn. Het gaat dan om
situaties dat wel sprake is van een juridische moeder, maar dat er geen juridische vader in
beeld is. Het gaat om het verwekkerschap, en niet om biologisch vaderschap: dus een donor
blijft o.g.v. deze bepaling wel uit beeld (tenzij deze tegelijkertijd stiefouder is). Als een moeder
, besluit om de verwekker aan te spreken op zijn financiële verantwoordelijkheden, dan wordt
dit een vaderschapsactie genoemd.
(4) Het is mogelijk dat een gezagshouder (ouder met gezag samen met een niet-ouder) het gezag
over een kind uitoefent (bijv. grootouder die na het overlijden van één van de ouders van het
kind gezamenlijk het gezag met de andere ouder uitoefent). In een dergelijk geval is er ook
een onderhoudsplicht: art. 1:253w BW.
De grondslag van de kinderalimentatieverplichting betreft de verplichting van ouders om zelf hun
kinderen te verzorgen en op te voeden op grond van art. 1:247 lid 1 BW. De gedachte is dat als
iemand een kind op de wereld zet, dat hij daar dan ook verantwoordelijkheid voor moet nemen. Deze
zedelijke verplichting uit zich vervolgens op het moment van het uiteenvallen van de relatie in een
financiële bijdrage. Daarbij kan gedacht worden aan een klassieke kinderalimentatiebijdrage (één
ouder betaalt maandelijks geld aan de andere ouder). Er zijn ook andere verdelingsvormen: bijv. co-
ouderschap waarbij kosten evenredig over beide ouders verdeeld worden.
Onderhoudsverplichting jegens (ex)partners, wie is onderhoudsplichtig?
(1) Art. 1:81 BW bepaalt dat echtgenoten elkaar trouwheid, hulp en bijstand zijn verschuldigd. Ze
zijn verplicht om elkaar het nodige te verschaffen. Dit is de grondslag voor de
onderhoudsverplichting tussen echtgenoten tijdens het huwelijk. Door het huwelijk ontstaat
lotsverbondenheid, wat de grondslag geeft voor de onderhoudsverplichting. Regels omtrent
alimentatie m.b.t. het huwelijk wordt gelijkgetrokken met het GP (art. 1:80b BW).
(2) Na het huwelijk is ook sprake van een onderhoudsverplichting (jegens ex-partner). Op grond
van art. 1:156 BW kan de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of in een latere uitspraak
een onderhoudsbijdrage vaststellen ten laste van de ene ex-partner ten behoeve van de
andere ex-partner. Voor het GP is dit in art. 1:80d BW geregeld. De HR heeft hierover in 1979
bepaald dat de grondslag van de ex-partneralimentatieverplichting nog altijd die
lotsverbondenheid is: op het moment dat elkaar de belofte is gegeven om dat nodige te
verschaffen creëert dat lotsverbondenheid, die op het moment van scheiden nog altijd
aanwezig wordt geacht. Hoewel er veel kritiek was op het criterium in de jaren erna, is het
nog altijd het lijdende beginsel achter de partneralimentatieverplichting. De verplichting
berust op de levensverhouding zoals die in het huwelijk is gecreëerd. Dit is uiteindelijk ook
bepalend voor de wijze waarop de partneralimentatie wordt berekend.
(3) De partneralimentatieverplichting geldt niet voor de ongehuwde samenlevers, zij hebben
geen wettelijke aanspraak op een onderhoudsbijdrage tijdens of na de relatie. Ze kunnen wel
afspraken maken omtrent alimentatie, maar deze afspraken worden beheerst door het
overeenkomstenrecht (boek 6) en niet door de wettelijke regeling uit Boek 1.
Rangorde onderhoudsgerechtigden.
Als iemand onderhoudsplichtig is voor meerdere personen en niet genoeg geld heeft om de kosten
van alle onderhoudsgerechtigden te betalen, geldt er een wettelijke voorrangsregeling.
In art. 1:400 BW is bepaald dat kinderalimentatie prioriteit heeft boven op alle andere
onderhoudsverplichtingen. Er is overigens geen rangorde tussen kinderen: kinderen uit eerste relatie
en kinderen uit tweede relatie staan gelijk. Er kan overigens wel een andere bijdrage worden
vastgesteld, want de behoefte van de kinderen is ook van belang.
Rangorde onderhoudsplichtigen.
Hoofdregel in art. 1:397 lid 2 BW: wanneer er meerdere onderhoudsplichtigen zijn op grond van art.
1:392 BW dan moet niet alleen rekening worden gehouden met ieders draagkracht, maar ook met de
bijzondere verhouding waarin ieder tot de onderhoudsgerechtigde staat, welke verhouding soms kan
leiden tot een ongelijke verdeling. Het uitgangspunt is dat de verdeling gelijk is, maar in sommige
gevallen kan de verdeling toch nog ongelijk worden vastgesteld. Er is geen algemene regel is dat de
verplichting van juridische ouders boven de verplichting van stiefouders gaat: juridisch ouder en
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tessavanschaik. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.