1
SAMENVATTING
MONDELINGE TAAL 1
, 2
1 KINDERTAALONTWIKKELING EN KINDERTAALSTUDIE
1.1 KORTE SCHETS VAN DE TAALONTWIKKELING
taal = uniek en ingewikkeld
geboorte kind = onmondig wezen infant / enfant
TAALONTWIKKELING SPRAAKONTWIKKELING
COMPLEXE VORM VAN COMMUNICATIE D.M.V.
ÉÉN VAN DE MANIEREN OM TAAL TE UITEN
SYMBOLEN
VOORWAARDEN OPDAT KIND TAAL KAN GEBRUIKEN
1 NEUROLOGISCHE ONTWIKKELING
2 RIJPING HERSENCELLEN
3 SYNAPSEN (VERBINDINGEN) DOOR TAALAANBOD (MOTHERESE)
, ,
1.1.1 LEZEN EN SCHRIJVEN
- is i.t.t. gesproken taal (= mondigheid) wél aangeleerd (weliswaar op latere leeftijd)
- gesproken taal (primair proces) dient hierbij als BASIS zonder deze basis kan er géén sprake zijn van het
aanleren van lezen en schrijven (secundair proces)!
GESPROKEN TAALVERWERVING GELETTERDHEID
PRIMAIR PROCES SECUNDAIR PROCES
0 – 5 JAAR
TAALVERWERVING AAN HOOG TEMPO
± 6 JAAR
6 – 10 JAAR
MOMENT WAAROP GESPROKEN TAAL
TAALVOLTOOIING AAN RUSTIGER TEMPO
VOLDOENDE ONTWIKKELD IS
, 3
0 – 5 JAAR TAALVERWERVING SNEL TEMPO
6 – 10 JAAR TAALVOLTOOIING RUSTIGER TEMPO
De stippellijn in figuur 1.1 wijst erop dat niet alleen de taalvaardigheid van het kind in beweging is, maar dat de
volwassenen (en ook oudere kinderen) die met het kind talig interageren hun taalaanbod aanpassen aan het kind, in
die zin dat ze eenvoudiger, maar grosso modo correct praten tegen het kind. Het taalaanbod van de omgeving is als
het ware steeds enkele, maar niet te veel, stappen vooruit op het taalniveau van het kind.
ALHOEWEL DE DOORSNEE 9 À 10-JARIGE DUS EEN FUNDAMENTELE BEHEERSING HEEFT VAN ZIJN MOEDERTAAL, IS DIT NIET OP TE VATTEN ALS
EEN ABSOLUUT EINDPUNT
taalverwerving ≠ globaal proces
= geheel van deelprocessen, nl. INTERNE MODULARITEITEN
1.2 ASPECTEN VAN DE TAALONTWIKKELING
1.2.1 COMPREHENSIE EN PRODUCTIE
1.2.2 LINGUÏSTISCHE ASPECTEN
, 1.2.3 PERIODEN EN FASEN, INTERNE CHRONOLOGIE
1.2.1 COMPREHENSIE EN PRODUCTIE
Bij figuur 1.1 is reeds sprake van een actieve taalontwikkeling / productie én receptieve ontwikkeling /
comprehensie.
Kleine potjes hebben grote oren = de voorsprong van de comprehensie op de productie (passief vs. actief) is er gedurende de hele
taalverwervingsperiode, maar zodra de productie een zeker niveau bereikt heeft, valt deze asymmetrie minder op (MAAR blijft wél
levenslang!). Dit fenomeen valt meer op bij het aanleren van vreemde talen.
elke persoon bezit levenslang over een grotere passieve ontwikkeling dan actieve ontwikkeling
SOORTEN TAALVERWERVERS:
,1 REFERENTIËLE KINDEREN – DENKERS
gaan behoedzamer te werk; hun eerste woorden zijn meestal namen van dingen die
ze kennen
2 EXPRESSIEVE KINDEREN - DOENERS
durven meer imiteren en meer sociale uitdrukkingen gebruiken; bij hun eerste woorden
zitten veel formules als dáááág, magniet, slaaplekker
, 4
deze verschillen zouden hun weerslag kunnen hebben op de afstand tussen receptieve en productieve
ontwikkeling; zo zullen de expressieve kinderen veel sneller alles wat ze gehoord hebben imiteren en zelf
uitproberen, terwijl de referentiële kinderen iets langer toehoren en trachten te begrijpen alvorens ze iets zelf in de
mond nemen.
1.2.2 LINGUÏSTISCHE ASPECTEN
LINGUÏSTISCHE ASPECTEN IN VOLGORDE VAN VERWERVING
1 ARTICULATORISCHE FONETIEK
hoe de klanken gevormd worden door de
articulatieorganen
2 AKOESTISCHE FONETIEK
FONETIEK welke fysische eigenschappen de klanken
hebben; luidheid, toonhoogte etc.
3 AUDITORISCHE FONETIEK
hoe de klanken door het gehoororgaan
worden waargenomen
Verwijst regelrecht naar een bepaalde taal; welke
klanken hebben in die taal een
betekenisonderscheidende functie? Dit zijn de fonemen
van die bepaalde taal.
bv. /w/ is in het Nederlands een foneem; in het Frans
niet
Het Nederlands foneemsysteem bevat:
- klinkers
- medeklinkers
FONOLOGIE - tweeklanken
- halfvocalen
Fonemen worden samengevoegd tot syllaben en
lettergrepen, waarbij een woord kan bestaan uit één of
meerdere syllaben.
FONOTACTISCHE REGELS VAN TAAL = bepalen welke
foneemcombinaties voorkomen en welke
veranderingen fonemen bij samenvoeging kunnen
ondergaan.
Semantiek verwijst naar het gebruik van woorden en
SEMANTIEK woordbetekenissen.
Semantiek omvat:
, 5
- woordenschat
- betekenisorganisatie van woorden
betekenis van woorden afzonderlijk / in grote
groepen semantische netwerken
bv. hond = subcategorie dieren
schoothoud,.. = subcategorie hond
Syntaxis (ezelsbrug; zintaxis) a.k.a. zinsbouw
= bij kinderen anders dan bij volwassenen
Syntaxis bestudeert de zinsopbouw: het samenvoegen
van woorden in groepen, die op hun beurt als delen van
een zin functioneren.
Syntactische regels geven aan hoe woorden op een
gepaste wijze worden samengevoegd tot welgevormde
zinnen.
SYNTAXIS
Soorten zinnen:
- mededelende zin
- wensende zin
- beschrijvende zin
- vragende zin
- ontkennende zin
- passieve zin
- gebiedende zin
- (samengestelde zin)
deze zinnen hebben elk hun eigen structuur
De morfologie bestudeert de vormverandering binnen
woorden.
1 DERIVATIEMORFOLOGIE
afleidingen en samenstellingen
(veranderen van betekenis)
MORFOLOGIE bv. bakker – bakken – bakkerij - gebak
2 FLEXIEMORFOLOGIE GRAMMATICA
vervoegingen en verbuigingen (wijzigen
niet van betekenis)
bv. hij heeft – zij hebben – ik had
De pragmatiek richt zich op het taalgebruik.
PRAGMATIEK De pragmatiek verschilt bij kinderen en volwassenen.
bv. wanneer 2-jarige kinderen in de crèche een speeltje
, 6
willen van een ander kind, zullen zij dit niet vragen op
de manier waarop volwassenen dat zouden doen (i.e.
“mag ik aub je speeltje gebruiken?). In plaats daarvan
zullen zij het betreffende speeltje vastpakken, het
andere kind vragend aankijken en vervolgens het
speeltje wegritsen.
= nadenken over taal; taalreflectie
bv. kind doet aan zelfcorrectie
METALINGUÏSTIEK bv. kind dat zich afvraagt waarom een radio een
“radio” noemt en een tv, “tv”
bv. kind vraagt naar het verschil tussen “dadelijk” en
“nu”
1.2.3 PERIODEN, FASEN, INTERNE CHRONOLOGIE
Perioden en fasen in de taalontwikkeling worden bepaald op basis van TAALINTERNE KENMERKEN, eerder dan op
basis van chronologische leeftijd.
Wat betreft taalinterne kenmerken is uit crosslinguïstisch onderzoek gebleken dat een aantal rudimentaire
evolutiepunten taaluniverseel is (gemiddelden), hetgeen wil zeggen dat ze in alle talen ongeveer rond hetzelfde
tijdstip verschijnen. Er kunnen bij kinderen onderling echter altijd tempoverschillen te zien zijn.
1 PRELINGUALE PERIODE (0 – 1 JAAR)
het kind maakt geluid en communiceert reeds met zijn omgeving, maar er is hierbij nog géén sprake van
conventionele woordjes
2 VROEGLINGUALE PERIODE (1 – 2,6 JAAR)
het kind gebruikt woorden en voegt woorden samen TELEGRAMSTIJL
3 DIFFERENTIATIEFASE (2,6 – 5 JAAR)
veranderingen zijn opvallend
4 VOLTOOIINGSFASE (5 – 10 JAAR)
het kind werkt zijn taal af en voegt er vervolgens lezen en schrijven aan toe
, 7
Ontwikkeling deelaspecten (linguïstische aspecten): verloopt niet gelijktijdig, maar aan een verschillend
tempo
- Interne chronologie = taaluniverseel
o Fonologie = eerst
o Pragmatiek = continu
o Passief aspect is altijd beter dan het actief aspect
- Vroegst ontwikkeld deelaspect eerst beëindigd
1.3 WAAROM VERWERFT EEN KIND TAAL?
1.3.1 HISTORISCHE BLIK
Deprivatie-experimenten: Herodotus
1.3.2 DE INVLOED VAN CHOMSKY
De eerste theorieën over taalverwerving kwamen vanaf 1925, uit de gedragspsychologie, het behaviorisme. Het
behaviorisme stelde dat het verwerven van fonemen en woorden, want dat waren de voornaamste interessepunten,
hoofdzakelijk gebeurde door imitatie en associatie (zie o.m. Bloomfield, 1933). Maar deze behavioristische visie kon
onvoldoende verklaren hoe kinderen zinnen kunnen genereren die zij nooit aangeboden hebben gekregen. Ook kon
deze visie niet verklaren hoe kinderen zich de ingewikkelde regels, die de grammatica van hun moedertaal sturen
eigen kunnen maken.
Een historische confrontatie was de kritiek die Chomsky formuleerde op de publicatie van Skinners Verbal Behavior.
CHOMSKY
- Amerikaanse linguïst etc.
- In zijn boek ‘Syntactic Structures’ rekent hij af met de behavioristen
- Chomsky’s theorie: kinderen kunnen zinnen produceren die ze nog nooit hebben gehoord omdat LAD –
MECHANISME (LANGUAGE ACQUISITION DEVICE)
- LAD = uniek voor de mens
- Universele grammatica (UG): kind herkent regels in moedertaal
voorbeeld
ZIN
NAAMWOORDELIJK DEEL WERKWOORDELIJK DEEL
LIDWOORD + ZELFST NW WW + NAAMWOORDELIJK DEEL
DE + MAN SLAAT + DE BAL
Het kind wordt dus blootgesteld aan een bepaalde taalinput (Nederlands, Chinees. Urdu, Turks…) en kan zo zijn
hypotheses over de structuur van die taal testen en actualiseren, waardoor het die taal zo snel verwerft. In dit model
is de rol van het taalaanbod dus niet zo belangrijk.
Integendeel, Chomsky spreekt zelfs over de poverty of the stimulus (de beperkte input), omdat die taalinput volgens
hem ook een mengeling kan zijn van correcte en incorrecte uitingen. Taalgebruikers maken immers versprekingen,
fouten, ze gebruiken onafgemaakte structuren, en springen soms van de ene zinsstructuur op de andere. Maar op
basis van zijn LAD-mechanisme pikt het kind de juiste uitingen er feilloos uit.
Het accent verschuift in Chomsky’s visie naar de syntaxis.
Bovendien is er volgens hem ook sprake van een gevoelige periode waarop het taalverwervingsvermogen
geactiveerd wordt en ligt die op 6 maanden.
, 8
1.3.3 ACTUELE INZICHTEN
ARGUMENTEN/BEWIJZEN VAN CHOMSKY BELIEVERS DIE AANTONEN DAT DE MENS OVER EEN EIGEN (AANGEBOREN)
REGELGEVEND VERMOGEN BESCHIKT
- Taal wordt reeds op babyleeftijd verworven, ondanks de complexiteit van het taalverwervingssysteem
- Kinderen die taal verwerven, doen meer dan alleen aan imiteren; ze springen creatief met taal om
- Recente inzichten tonen eveneens aan dat taal gelokaliseerd wordt in de linker hemisfeer
(= taalcentrum)
- Bij ontwikkelingsstoornissen zien we dat er soms sprake is van een specifieke uitval alleen maar de taal (bv.
bij SLI – Specific Language Impairment); het regelgevend vermogen werkt bij die kinderen m.a.w. niet zo
goed als bij kinderen zonder SLI
- Bepaalde afgelegen dovengemeenschappen die niet met andere dovengemeenschappen in aanraking zijn
geweest en dus ook niet op imitatie kunnen beogen, creëren soms hun eigen gebarentaal en zouden daar
niet toe in staat zijn indien ze niet over een eigen regelgevend vermogen beschikten
NON-BELIEVERS DAARENTEGEN DIE ZEGGEN DAT..
- Motherese / moedertaal of taalaanbod niet zomaar een beperkt conglomeraat van uitingen is en dat het
taalaanbod zich wel degelijk aanpast aan het niveau van het kind én correct is bijgevolg geeft dit
taalaanbod het correcte voorbeeld en speelt het wel degelijk een belangrijke rol
- Er is geen consensus over de juiste verhouding tussen het taalaanbod en het LAD-mechanisme
nog onvoldoende wetenschappelijk inzicht
kloppen de vorige argumenten wel?
In de moderne theorieën worden beiden m.a.w. als noodzakelijk beschouwd, maar hoe de verhouding tussen
de twee juist zit, is dus nog altijd onduidelijk.
- LAD-mechanisme: moet misschien toch niet beschouwd worden als een volledig op zichzelf staand
mechanisme, maar eerder als een onderdeel van het geheel aan sociaal cognitieve aspecten die
noodzakelijk zijn om tot taal te komen.
1.4 HOE ONDERZOEKT MEN KINDERTAAL?
ENKELE STANDAARDMATEN
- CHILDES = (databank van corpora)
o bestaat uit een bibliografie over kindertaalonderzoek
o kan eveneens hulp bieden bij het berekenen van een aantal standaardmaten die regelmatig
gebruikt worden bij kindertaalonderzoeken (CLAN – Computerized Language Analysis)
- INDICATIE TAALRIJPHEID
MLU (Mean Length of Utterance)
GUL (Gemiddelde Uitingslengte)
= een maat voor het berekenen van de gemiddelde zins- of uitingslengte in kindertaal (voor zinnen tot 5
eenheden)
AANTAL MORFEMEN
______________________
AANTAL UITINGEN
- DIVERSITEIT WOORDENSCHAT
TTR (Type Token Ratio) = verhouding aantal verschillende woorden en totaal aantal woorden die het kind
gebruikt.
, 9
1.5 BESLUIT: TAALVERWERVING, EEN MULTIFACTORIEEL PROCES
Taalontwikkeling = slechts een onderdeel van het totale proces van verandering waarin kinderen zich voortdurend
bevinden.
- 3 FACTOREN die een rol spelen:
o LEEFTIJD: 0 – 5 JAAR (= OPTIMALE PERIODE)
o TAALAANBOD VAN DE OMGEVING
o TAALVERWERVINGSVERMOGEN
ieder kind is weliswaar begiftigd met een taalverwervingsmechanisme (a.k.a. LAD-
mechanisme), maar men kan hiervan toch minder of meer meekrijgen, of dit mechanisme kan
toch een grotere of kleinere verwerkingscapaciteit hebben bij verschillende individuen. Zo toonde
tweelingonderzoek eerder aan dat zwakker taalaanleg genetisch bepaald kan zijn.
- MODULARITEITENTHEORIE: taalverwerving =
o Interactie taalaanbod + linguïstische kennis (LAD)
o Externe modulariteiten: nodig voor goede taalontwikkeling
▪ COGNITIEVE ONTWIKKELING
▪ SOCIALE ERVARING
▪ SENSORISCHE WAARNEMING
▪ FIJNE MOTORIEK
o Maar ook: invloed van taalontwikkeling op externe modulariteiten belang vroege detectie
taalproblemen
- RELATIE INTERNE EN EXTERNE MODULARITEITEN
o Fonologie – fijne motoriek
o Morfologie – perceptie
o Metalinguïestiek – cognitie en begrijpend lezen
o Fonologische bewustzijn – schriftelijke taal
, 10
2 VOORWAARDEN TAALONTWIKKELING
VOORWAARDEN TAALVERWERVING
1 TAALAANBOD VAN DE OMGEVING
2 SOCIALE VAARDIGHEDEN
3 SENSORISCHE WAARNEMING
4 SPRAAKMOTORISCHE VAARDIGHEDEN
5 COGNITIEVE VAARDIGHEDEN
2.1 1STE VOORWAARDE - TAALAANBOD VAN DE OMGEVING
2.1.1 WAT IS TAALAANBOD ?
alle mogelijke geluiden ( + gesproken taal) waarmee het kind geconfronteerd wordt, i.e.:
6 SOORTEN TAALAANBOD
1 OMGEVINGSGELUIDEN SPELEN EEN GROTE INVLOED TIJDENS HET 1E LEVENSJAAR
> voorbereiding koppeling klank – betekenis
> voorloper taalverwerving
bv. kloppen op deur, poes die miauwt, muziek,…
2 BREDE OMGEVINGSTAAL WEINIG OF GEEN INVLOED OP TO VAN JONGE KINDEREN
> taal die niet rechtstreeks tot het kind gericht is
> weinig invloed taalontwikkeling
> wel na 4 – 5 jaar
bv. gesprek tussen moeder en buurvrouw
3 AUTOFEEDBACK (ZICHZELF BELUISTEREN) MAAKT OOK DEEL VAN HET TAALAANBOD
> de baby die zelf geluiden produceert en hoort
> door zichzelf te horen wordt de baby tot vocaliseren en brabbelen gestimuleerd
> OUTPUT-AS-INPUTMODEL (LEVELT) zelfperceptie leidt tot bijsturing (bij
volwassenen)
monitoring zelfcorrectie vanaf 4 jaar (= ook belangrijk bij het leren van
vreemde talen)
bv. gebruik van klankgroepjes/klinkers (nog géén sprake van taal, maar klinken voor
de baby wél als een antwoord op bijvoorbeeld uitspraken van de mama)
4 BABYTALK
> woorden die in volwassentaal zelden of niet gebruikt worden tijdens de