Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Toelatingstoets Basiskennis Aardrijkskunde €4,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Toelatingstoets Basiskennis Aardrijkskunde

 34 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Een heldere samenvatting van het boek Basiskennis Aardrijkskunde. Handig in te zetten tijdens het leren voor je toelatingstoets.

Aperçu 3 sur 26  pages

  • Oui
  • 20 novembre 2023
  • 26
  • 2021/2022
  • Resume
avatar-seller
Aardrijkskunde samenvatting

Hoofdstuk 3
Rond de aarde bevindt zich een luchtlaag van ongeveer 70 km dik. Dit
noemen we de atmosfeer of dampkring. Het weer speelt zich hierin af in
de onderste 15 km.

5 factoren zijn voor een belangrijk deel bepalend voor de
temperatuurverschillen op aarde:

1. De breedteligging
2. De samenstelling van het aardoppervlak
3. De hoogteligging
4. Zee en windstromen
5. De ligging van gebergten

Breedteligging: heeft te maken met de inval van de zonnestralen. Hoe
hoger je komt hoe schuiner de zonnestralen invallen. Ze moeten dus een
groter oppervlak verwarmen en daardoor is het dus kouder.

Ligging ten opzichte van de zee of oceaan: aardoppervlak is niet
overal gelijk. Vooral verschil tussen land en zee is groot. Land wordt door
de zon veel sneller opgewarmd dan zee. In de zomer is de zee dan ook in
verhouding tot het land kouder en in de winter is dit juist weer andersom.

Hoogteligging: hoe hoger je komt op een gebergte hoe kouder het
wordt. Dit kun je zien aan bijvoorbeeld de plantengroei. In de dalen zie je
veel loofbomen, op iets grotere hoogte vind je veel naaldbomen. Waar de
naaldbomen ophouden ligt de boomgrens. Hierboven is het te koud voor
bomen om te groeien. Hier groeien vaak alleen wat struiken en gras. Nog
hoger vind je rotsen. Bij de sneeuwgrens is het zo koud dat er zelfs in de
zomer sneeuw blijft liggen.

Zee en windstromen: je hebt bepaalde winstromen die zorgen voor
verschillende warmtes of juist verschillende soorten kou. Zo heb je
continentale lucht (aflandige wind) deze komt van het land en is in de
zomer relatief warm maar in de winter juist erg koud. Omdat het land
sterk op warmt of afkoelt. Aanlandige wind is vaak relatief koel in de
zomer en relatief warm in de winter omdat de zee in de zomer nog niet is
opgewarmd en in de winter nog niet zo snel is afgekoeld.

Ligging van gebergten: met name hooggebergten zijn zo hoog dat ze
windstromen kunnen onderbreken of afbuigen. Een gebergte fungeert dus
als een soort muur die warmte of kou tegenhoudt.



Kringloop van water: zon verwarmt water van zeeën en oceanen -> dit
verdampt en stijgt op ->naarmate hoogte toeneemt neemt de

,temperatuur af -> op een bepaalde hoogte is het zo koud dat de kleine
waterdruppeltjes tegen elkaar aankomen en grote waterdruppels vormen -
> dit proces heet condenseren -> de lucht wordt nu minder doorzichtig
en er ontstaat een wolk -> als de druppels zwaar genoeg zijn vallen ze
naar beneden.

De neerslag kan vallen in de vorm van water, sneeuw en hagel. Wanneer
de neerslag is ontstaan uit lucht die recht opstijgt spreek je van
stijgingsneerslag. Wanneer de neerslag direct in zee terecht komt
spreek je van een korte kringloop. Bij een lange of grote kringloop duurt
de weg naar zee langer en komen de wolken verder landinwaarts. Daar
waar de lucht/wolken bij een gebergte komt wordt het omhoog gestuwd.
Door condensatie van de lucht ontstaat daar stuwingsneerslag. Bij
sneeuwval blijft de sneeuw boven de sneeuwgrens liggen. Eronder smelt
het en vind het water een weg naar beneden. Een gebied dat afwatert
komt terecht in een bepaalde rivier dat we een stroomgebied noemen.

Een rivier krijgt onderweg steeds meer water uit allerlei zijrivieren. In de
lagergelegen gebieden komen de rivieren uiteindelijk allemaal bij elkaar.
De hoofdtak wordt zo steeds breder en mondt uiteindelijk uit in zee. Zo is
de kringloop weer rond.

Naast het transport van water door rivieren verdwijnt ook een gedeelte in
de grond. Zo vormt zich grondwater. Dit stroomt via watervoerende
gesteentelagen, ook wel aquifers genoemd, naar lagergelegen gebieden
maar dan heel langzaam. Het kan soms wel duizenden jaren duren
voordat dit water weer aan het oppervlak komt.

Windsystemen: aan het aardoppervlak resulteren de
windcirculatiesystemen in 3 hoofdwinden: passaatwinden,
westenwinden en poolwinden. In Midden-Europa komen koude
poolwinden en warmere westenwinden elkaar tegen.

Seizoenswinden: in tropische gebieden waait afhankelijk van het
seizoen, wind die een half jaar uit dezelfde richting komt. En het volgende
half jaar precies van de andere richting komt. Zo’n seizoenswind wordt
ook wel een moesson genoemd. Een moesson kan natte of droge lucht
brengen afhankelijk van waar deze vandaan komt. Het verschil in een
natte of droge moessonwind ontstaat doordat de loodrechte zonnestralen
in de loop van het jaar ten noorden of juist ten zuiden van de evenaar ligt.
Als gevolg daarvan verandert de passaatwind bij de evenaar van richting.
In januari februari heeft Azië een wind die waait vanuit het continent. Deze
noordoostpassaatwind heeft weinig vocht, omdat hij vanaf het land komt
en zorgt dus voor een droge moesson. In juli en augustus komt de wind
vanaf zee. Deze zuidoostpassaat brengt vochtige lucht met zich mee en
zorgt dus voor de natte moesson.


Weerkaart: hogedrukgebieden bevatten veel lucht, lagedrukgebieden
bevatten weinig lucht. Bij een lagedrukgebied stijgt de lucht. Door de

, afkoeling ontstaan er wolken en zijn er gebieden waar neerslag valt. Vaak
is het minder goed weer. Bij hogedrukgebieden daalt de lucht langzaam.
Door de neerwaartse beweging wordt de lucht langzaam warmer en lossen
wolken zelfs op. Daardoor is het bij een hogedrukgebied vaak goed weer.

Het klimaat is het gemiddelde van het weer bekeken over 30 jaar.

Op dit moment leven we in een warme tijd. Dit is noemen we ook wel een
tijd tussen een ijstijd(glaciaal) in: interglaciaal.

Natuurlijk broeikaseffect: zonnestralen vallen op de aarde ->
verwarmen het aardoppervlak -> de warmte gaat voor een deel terug naar
de ruimte, een ander deel wordt tegengehouden door CO2 dat zich in de
dampkring bevindt.

Door uitlaatgassen van fabrieken en auto’s, de verwarming van huizen en
ook door het houden van vee komt er meer broeikasgas in de atmosfeer
en treedt naast het natuurlijk broeikaseffect een versterkt
broeikaseffect op. De aarde warmt naar verhouding snel op.

De warmer wordende atmosfeer zorgt voor veranderingen op aarde die
goed meetbaar zijn. Zo smelt landijs en ijs van gletsjers versneld af,
waardoor de zeespiegelstijging snel verloopt.

Orkaan is een tropische harde storm die ontstaat boven warm
oceaanwater. Hier stijgt warme lucht op. Door opstijgende lucht aan het
aardoppervlak ontstaat een gebied met minder lucht. Als de lucht onder
bepaalde omstandigheden blijft stijgen ontstaat een groot lagedrukgebied
die ook wel tropische depressie wordt genoemd. Bij een depressie gaat de
wind evenwijdig aan de isobaren draaien. Het kan voorkomen dat de wind
rondom zo’n lagedrukgebied alsmaar harder gaat draaien. Wanneer de
windkracht hierbij boven de 12 komt spreken we van een orkaan.

Een tornado is een wervelwind die op het land ontstaat onder een
onweersbui waar de lucht snel stijgt. Wanneer een tornado boven water
komt spreek je van een waterhoos.

Tropisch bos -> savanne -> steppe -> woestijn -> subtropische
gewassen/middellandse zeeklimaat -> loofbomen -> naaldbomen ->
toendra -> poolijs

Tropisch bos, savanne, steppe en woestijn vallen onder de tropen.
Subtropische gewassen vallen onder de subtropen.
Loofbomen en naaldbomen vallen onder de gematigde zone.
Toendra en poolijs vallen onder het poolgebied.

In het tropisch gebied speelt de neerslag een belangrijke rol in de
verschillen in landschappen. Boven het tropisch bos regent het veel. De
wolken gaan vervolgens in noordelijke of zuidelijke richting en verliezen
onderweg steeds meer vocht. Dit is te zien in het landschap.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur quintyverkerk9. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67232 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter