Ik heb het hele boek samengevat. Alle hoorcolleges staan erin verwerkt en alle belangrijke begrippen. Daarnaast is het van belang dat je ook de oefentoetsen van de Coutinho site maakt (code staat in je boek of ik heb er een samenvatting van gemaakt en verkoop ik ook op stuvia). Succes met leren! Ik...
Hoofdstuk 1: Hoe communiceren zenuwcellen met elkaar?
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg.
Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit somatische zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel.
Het autonome zenuwstelsel kun je onder verdelen in parasympatisch en sympatisch.
Grote hersenen met aan de buitenkant de hersenschors = cortex
Kleine hersenen = cerebellum, Zoogdierenbrein
Een andere naam voor de kleine hersenen is het cerebellum. De kleine hersenen kennen twee helften. Zij
zorgen onder meer voor het coördineren van de bewegingen en spelen een rol bij automatische
handelingen zoals het evenwicht bewaren. Ook het inschatten van tijdsverloop. Daarnaast wordt een
aantal cognitieve processen mededoor de kleine hersenen beïnvloed.
De hersenstam vormt de verbinding tussen de grote hersenen, het ruggenmerg en de kleine hersenen. De
hersenstam ligt in het verlengende van het ruggenmerg en is belangrijk bij het aansturen van
volautomatische handelingen.
Achterhoofdskwabben = occipitaal, houden zich bezig met het gezichtsvermogen zoals het herkennen van
gezichten en het interpreteren van plaatsjes.
Slaapkwabben = temporaalkwabben, de slaapkwabben spelen een rol bij het onthouden en herkennen
van mensen en voorwerpen en bij het terughalen van herinneringen. Geluidsherkenning en spraak
worden ook in deze kwabben aangestuurd.
Pariëtaalkwabben registeren en interpreteren we lichamelijke gewaarwordingen (voelen) zoals
temperatuur, pijn of tast. Ze zijn ook actief als je een rekensom maakt en als je leest.
Frontaalkwabben houden zich onder meer bezig met de fijne motoriek zoals schrijven, spraak, stemming,
denkvermogen en plannen maken.
Frontaalkwabben Denken en plannen
Pariëtaalkwabben Leren, rekenen en voelen
Slaapkwabben Geluid en geheugen
Achterhoofdskwabben Zien
Het encefalisatiequotiënt is de verhouding tussen hersen- en lichaamsvolume. Hoe hoger dit quotiënt,
hoe complexer en intelligenter de diersoort. De mens heeft het hoogste quotiënt.
De hersenschors bestaat uit twee hersenhelften. De linkerhersenhelft bestuurt de rechterkant van het
lichaam en de rechterhersenhelft bestuurt de linkerkant van het lichaam. Dit wordt lateralisatie genoemd.
De hersenhelften moeten met elkaar verbonden worden door de hersenbalk (ook wel corpus callosum
genoemd). Deze zorgt ervoor dat informatie in beide hersenhelften terechtkomen zodat de helften kunnen
samenwerken.
Linkerhersenhelft Analytisch denken, logisch denken, taal,
rederneren, natuurwetenschap en rekenen,
schrijven, cijfervaardigheden en rechtszijde
coördinatie
Rechterhersenhelft Bewust zijn van kunst, creativiteit, fantasie,
intuitie, inzicht, holistisch denken, muzikale
vaardigheden, driedimensionale vormen
interpreteren en linkszijdige coördinatie
,Het ruggenmerg speelt een belangrijke rol bij het doorgeven van signalen van de hersenen naar de rest
van het lichaam en andersom. Het speelt ook een rol bij heel snelle reacties van het lichaam op
veranderingen in de omgeving. Dat gebeurt in de vorm van reflexen: reacties die niet zijn tegen te houden.
Er zijn twee bouwstenen die in alle delen van de hersenen terugkomen: zenuwcellen (ook neuronen of
hersencellen genoemd) en gliacellen.
Zenuwcellen ofwel neuronen transporteren en verwerken de informatie die permanent door ons lichaam
en vooral door ons brein circuleert. Zenuwcellen zijn er voor het verplaatsen en voor het denkwerk.
Een gliacel bevindt zich ook in ons zenuwstelsel. Ze vervullen verschillende functies zoals het aanbrengen
van structuur, het verwijderen van afvalstoffen, het aanbrengen van isolatiemateriaal (myeline) en het
doorgeven van informatie.
De glia-index is de verhouding tussen het aantal zenuwcellen en gliacellen.
Myeline is een vettige stof die op veel plaatsen van het zenuwstelsel de axon omhult. Het zorgt ervoor dat
boodschappen snel worden doorgestuurd. Zonder deze stof zou een impuls er veel langer over doen om
via de axon de volgende neuron te bereiken.
Multiple sclerose (MS) is een aandoening van het centraal zenuwstelsel en waarschijnlijk een auto-
immuunziekte. Kenmerkend is de beschadiging van myeline van zenuwbanen door afweercellen van het
eigen immuunsysteem.
Het midden van een lichaamscel wordt celkern genoemd en het bevat de genetische code van het
betreffende organisme.
De (cel)membraan is de scheidingswand tussen de binnenkant en buitenkant van een lichaamscel.
Membranen kunnen (selectief) (voeding) stoffen doorlaten.
Een dendriet is een vertakking of uitloper van een zenuwcel waarmee verbinding wordt gelegd met
andere zenuwcellen.
De Axon (of zenuwuitloper) is de uitloper van een zenuwcel waardoor elektrische impulsen geleid
worden.
Onderling verbonden zenuwcellen vormen een (neutraal) netwerk (of circuit). Een netwerk zorgt voor een
specialisatie of stuurt een handeling aan. Een netwerk kenmerkt zich door sterke en veelgebruikte
verbindingen tussen zenuwcellen. Sommige netwerken zijn aanwezig bij de geboorte, maar meestal
ontstaan ze door oefening. Netwerken verdwijnen weer als ze niet gebruikt worden. Netwerken van
zenuwcellen in onze hersenen sturen gedrag aan.
Er zijn twee communicatievormen bij zenuwcellen: met elektrische signalen en met chemische signalen.
Het doorgeven van elektrische signalen speelt zich af binnen een zenuwcel. Daar werd hiervoor al op
gewezen. Met chemische stofjes wordt informatie doorgegeven tussen zenuwcellen.
Een actiepotentiaal is een elektrische ontlading die zich verplaatst langs met name de axon van een
zenuwcel. Het wordt ook wel vuren genoemd.
Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen. Het presynaptisch neuron bevindt zich voor een
synaps. Deze zenuwcel geeft een elektrisch signaal af dat vervolgens wordt opgevangen door de zenuwcel
na de synaps. Deze heet het postsynaptisch neuron.
,De synapsspleet is een zeer smalle spleet die neuronen van elkaar scheidt en waarlangs neurotransmitters
stromen.
Een neurotransmitter is een signaalstof. Deze draagt zenuwimpulsen over tussen zenuwcellen door een
synaps ‘over te steken’. De chemische stofjes heten neurotransmitters. Het zijn signaalstofjes.
Neurotransmitters geven informatie door tussen neuronen.
Een receptor is de ontvangstplaats van neurotransmitters. Elke soort neurotransmitter heeft zijn eigen
receptor.
Deep-brainstimulatie is het beïnvloeden van de elektrische communicatie in de hersenen met een
pacemaker.
Het perifeer zenuwstelsel is het netwerk van zenuwbanen dat de verbinding vormt tussen het centraal
zenuwstelsel en de spieren en zintuigen. Het bestaat uit motorische zenuwbanen die informatie van de
hersenen aan de spieren doorgeven en uit sensorische zenuwbanen die de hersenen van informatie
voorzien over zintuigelijke waarnemingen, zoals pijn, warmte en kou.
Het perifeer zenuwstelsel kent qua functie twee onderdelen: het somatisch zenuwstelsel en het autonoom
zenuwstel. Met het somatisch zenuwstel worden de willekeurige spieren aangestuurd. Het somatisch
zenuwstelsel is een onderdeel van het perifeer zenuwstelsel dat de willekeurige spieren aanstuurt, zoals je
hand- en vingerspieren bij gamen of appen. Zet spieren aan tot actie en ontvangst informatie van de
spieren en de huid. Dus beweging, tast, positiezin (=proprioceptie = kinesthesie) en waarneming van
temperatuur en pijn.
Het autonoom zenuwstelsel zorgt voor het aansturen van onze klieren en ingewanden. Autonoom
betekend zelf controlerend. Het autonoom zenuwstelsel stuurt onze onwillekeurige spieren aan, zoals de
darmspieren maar bijvoorbeeld ook de spiertjes rondom je oog.
Het autonome zenuwstelsel kent twee tegengestelde werkwijzen. De sympathische kant spoort het
lichaam aan tot actie. Dus als we actief moeten zijn, is dit deel dominant. Het stuurt processen aan die
veel energie kosten en bereidt het lichaam voor op actie, bijvoorbeeld sport of in noodsituaties. Ook
tijdens stress is dit stelsel dominant.
De parasympatische kant zet het lichaam juist aan tot ontspanning en rust. De hartslag vertraagt, de
bloeddruk wordt lager en het spijsverteringsysteem wordt tot actie aangezet. Deze kant zorgt dus voor
herstel, zodat nieuwe reserves kunnen worden opgeslagen.
De flight-or-flightreactie (vecht-of-vluchtreactie) is een lichamelijke reactie die het lichaam voorbereidt
om in een situatie te vechten of te vluchten.
Genetica is een ander woord voor erfelijkheidsleer.
Een chromosoom is een drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme. Elke
menselijke lichaamscel heeft gewoonlijk 23 paar chromosomen. Een chromosoompaar bestaat uit twee
dezelfde chromosomen. In totaal heeft iedere lichaamscel dus 46 chromosomen.
Als je het DNA-molecuul uitvergroot, dan ziet het eruit als een wenteltrap. Deze zogenoemde wenteltrap
met leuningen aan beide kanten en treden ertussen wordt een dubbele helix genoemd.
Genen zijn stukjes DNA die een erfelijke code bevatten. Ze zijn onderdeel van chromosomen.
,Bij polygenie of polygenetische erfelijkheid zijn voor het tot stand komen van één kenmerk meerdere
genen verantwoordelijk. Je zou kunnen zeggen dat de genen moeten samenwerken. Dit is bij de meeste
eigenschappen het geval.
Dominante genen bepalen de zichtbare eigenschap. De dominante kopie van een gen bepaalt bijna altijd
de (zichtbare) eigenschap. Deze overheerst de andere kopie (de recessieve kopie).
Een genetische eigenschap is recessief als deze eigenschap alleen tot uiting komt wanneer een dominante
eigenschap ontbreekt. Dit betekent dat beide kopieën van het chromosoom de recessieve variant van het
gen moeten bevatten.
Het genotype is de verzameling erfelijke eigenschappen van een persoon die hij heeft ‘gekregen’ van zijn
biologische ouders. Het genotype is een manier van noteren. Het is over het algemeen niet zichtbaar aan
een persoon.
Het fenotype is het (vaak zichtbare) resultaat van de interactie tussen het genotype en de omgeving.
Voorbeelden van fenotypen zijn lichamelijke kenmerken zoals lengte, gewicht, kleur van de ogen, maar
ook psychische kenmerken zoals intelligentie, verlegenheid of psychische stoornissen.
Ons fenotype wordt zowel beïnvloed door de erfelijke aanleg (het genotype) als door de omgevingen
waarbinnen we opgroeien en waarbinnen we nu functioneren.
Van een gen-omgevingscorrelatie (correlatie betekent verbrand) is sprake als bij wijze van spreken de
genen de omgeving ‘selecteren’ die ‘bij hen past’. Iemand met genetische aanleg voor denksporten zal
meer gericht zijn op bijvoorbeeld het verkrijgen van schaaklessen, En als het gebeurt zal hij laten merken
dat hij het leuk vindt en het vaker wil doen. Dit is een gen-omgevingscorrelatie.
Het passieve gen-omgevingsverband vindt plaats omdat biologische ouders, die genetisch verwant zijn
aan het kind, zonder er erg bij na te denken een opvoedingsomgeving aan het kind bieden die bij zijn
aanleg past.
Het evocatieve gen-omgevingsverband treedt op omdat de genetisch gevormde eigenschappen van een
kind bepaalde reacties bij andere mensen uit hun omgeving uitlokken die deze eigenschappen versterken.
Het actieve gen-omgevingsverband treedt op bij kinderen die al wat ouder zijn en bij volwassen. De
persoon is dan in staat om zelf de omgevingen te kiezen die bij zijn aanleg passen.
Van een gen-omgevingsinteractie (interactie betekent wisselwerking) is sprake als het effect van de genen
veranderd wordt door een bepaald soort omgeving en omgekeerd, als het effect van de omgeving
afhankelijk is van een bepaalde genetische opmaak. Het wordt ook wel aangeduid als G x O. De x wijst op
het versterkende effect van beide factoren.
, Hoofdstuk 2: Hoe onze hersenen werken en zich ontwikkelen
Net als de ontwikkeling van ons lichaam is ook de ontwikkeling van ons zenuwstelsel, met name onze
hersenen, afhankelijk van drie factoren:
Erfelijkheid
Omgeving
Oefening
Erfelijkheid Alle mensen hebben erfelijke aanleg voor
bijvoorbeeld twee hersenhelften en om taal te
leren en om bijna 100 miljard zenuwcellen te
produceren, maar erfelijke aanleg verschilt voor
de kwaliteit van functies.
Omgeving Kenmerken van de omgeving zijn van invloed op
welke functies tot ontwikkeling komen in onze
hersenen en ook in welke maten.
Oefening De mate waarin een persoon zelf bepaalde
functies oefent is van invloed op de specialisaties
van zijn hersenen.
Ook de mate waarin (on)gezond leeft is van
invloed maar dan op de kwaliteit van de hersenen.
Synaptogenese is het ontstaan van synapsen (verbindingen) tussen zenuwcellen in de hersenen en overige
delen van het zenuwstelsel. Hier is een spontaan proces dat al voor de geboorte, maar vooral tijdens de
eerste twee levensjaren plaatsvindt. Samen met pruning zorgt dit proces ervoor dat netwerken van
zenuwcellen aangelegd kunnen worden.
- Aanmaak van verbindingen (synapsen) tussen neuronen
- Proces start al tijdens de zwangerschap maar gaat eerste levensjaren door
- Een neuron kan veel duizenden verbindingen (synapsen) met andere neuronen hebben
Pruning: is het tegenovergestelde van synaptogenese. Het is geen spontaan proces – juist door de ervaring
die iemand opdoet, worden eerder gevormde verbindingen tussen zenuwcellen verminderd
(teruggesnoeid) waardoor andere verbindingen sterk kunnen worden. Door dit proces ontstaan zinvolle
verbindingen waardoor sterke netwerken van zenuwcellen ontstaan. Pruning start bij kinderen rond de
leeftijd van 2 a 3 jaar. Een eenjarig kind heeft twee keer zo veel synapsen als een volwassene. Dus in de
loop van ons leven wordt ongeveer de helft van het aantal synapsen dat we hadden, weggesnoeid.
- Verbindingen tussen neuronen die niet gebruikt worden, sterven af.
- Dit proces wordt pruning (=terugsnoeien) genoemd
Neurogenese: slaat op het ontstaan (geboorte) van zenuwcellen. De ontwikkeling van zenuwcellen vindt in
een verschrikkelijk hoog tempo al vroeg tijdens de zwangerschap plaats.
- Aanmaak van neuronen (zenuwcellen), start 3 weken NA de bevruchting
- Start al heel vroeg tijdens de zwangerschap
- Onze hersenen bevatten bij de geboorte 90 miljard zenuwcellen
- Volwassen neurogenese
Volwassen neurogenese: is het proces waarbij na de geboorte nieuwe zenuwcellen in de hersenen
worden aangemaakt. Dit proces is pas recentelijk ontdekt en van de functies weten we nog weinig.
Waarschijnlijk speelt het een rol bij het geheugen- en leerprocessen.
! Het hoogste aantal synapsen bij de hersenen van een mens is er zo rond de leeftijd van twee jaar !
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bsph. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,32. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.