Aardrijkskunde havo 5 Buitenland flex : brazilie
Aardrijkskunde havo 5 Buitenland flex : endogene exogene processen
Tout pour ce livre (3)
École, étude et sujet
Lycée
HAVO
Aardrijkskunde
5
Tous les documents sur ce sujet (1578)
Vendeur
S'abonner
DocentAK
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting havo 5 - hoofdstuk 1: Wereldbeeld:
docent: Dhr. Wentink
Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 1 GLOBALISERING: ONE WORLD ?
Globalisering of mondialisering is het proces waarbij gebieden en samenlevingen zich
verweven in elkaar. Dit proces heeft invloed op de inrichting en functie van gebieden en
ruimtelijk gedrag van mensen. Globalisering speelt over het algemeen zich af op
economische, sociale, politieke en culturele aspecten. 4 verschillende dimensies van
globalisering:
• Economisch (Bedrijven vestigen zich in goedkopere landen)
• Sociaal (Via het internet kom je in contact met een buitenlander)
• Politiek (Landen werken samen door organisaties)
• Cultureel (De Westerse cultuur is ook te zien in niet-Westerse landen)
Deze globalisering raakte de laatste jaren in een stroomversnelling door mno's (multi-
nationaleondernemingen). Dat zijn bedrijven die zich over de wereld verspreiden en een
mondiaal netwerk vormen. De mno's kunnen zich makkelijk ontwikkelen door:
• Enorme verbetering in snelheid transport- en communicatie technologie
De afstanden blijven even groot maar de tijd wordt korter (= tijd-ruimtecompressie).
• toenemende capaciteit in van schepen / vliegtuigen door containerisatie
• infrastructuur rond transport / data (wegen,havens,telecom) verbeterd
• Overheden halen belemmeringen uit de weg, zoals importheffingen,
Globalisering zorgt dat meer landen samenwerken en verweven zijn in
elkaar, toch krijg je ook meer tegenstellingen.
Multinationale ondernemingen (MNO’s) met als doel geld verdienen
laten zich leiden door vier factoren, als je daar buiten valt heb je pech.
Dit zijn de 4 factoren:
• Arbeidsmarkt (China lage lonen)
• Ligging (Goede infrastructuur, of makkelijk te bereiken)
• Opkomst van nieuwe afzetmarkten (Kan ik mijn product ook in de toekomst verkopen)
• Politieke stabiliteit (Ondernemen in onrustige landen is riskant voor buitenlandse bedrijven)
Als je als land aan deze 4 factoren voldoet ben je geschikt, toch is er ook concurrentie. Sommige landen proberen daarom
mno's te trekken met EPZ's (exportproductiezones). Dat zijn gebieden die erg gunstig zijn voor mno's qua voorwaarden en
belastingen. Transitielanden zijn landen die arbeiders leveren, zoals Oost-Europeanen.
Na het instorten van het communisme in de voormalige Sovjet-Unie (1991) en het toetreden China tot de WTO
(wereldhandelsorganisatie), is de vrijemarkteconomie hét leidende economische systeem geworden.
De Wereldhandelsorganisatie (WTO) stimuleert de vrijhandel > verkleinen importheffingen, geen strenge grenscontroles
meer: de grenzen vervagen. Sommige landen sluiten dan akkoord over de handelsverdragen, zoals de EU of NAFTA (VS,
Can. en Mex.)
Mno's zijn natuurlijk altijd uit op winst, ze gaan dan ook in de landen zitten met het meeste winstpercentage. (Vaak landen
met een vrije-markt economie.) Maar daardoor zie je dat de productieketen van goederen (reis die een product aflegt van
productie naar consument) wordt opgedeeld in veel verschillende landen. Daardoor stijgt ook de wereldhandel sneller dan
de productie.
De internationale arbeidsverdeling is nu ook veranderd. De productie van een item is verspreidt over de hele wereld. Een
nadeel voor de ontwikkelingslanden die grondstoffen leveren is dat de prijs van het eindproduct harder stijgt dan de prijs
van de grondstoffen. De ruilvoet (verhouding gemiddelde prijzen import- en exportartikelen) verslechterd dus. Omdat ze
minder percentage van de productiekosten krijgen en alsnog evenveel voor dat eindproduct moeten betalen.
Er zijn 3 economische kerngebieden waarbinnen
de grote goederen en geldstromen verlopen:
• EU
• Noord-Amerika
• Japan
Deze kerngebieden beheersen de wereldeconomie en noem je ook wel de triade. Maar dit mondiaal netwerk wordt
bedreigd. Door de semi-periferie landen, vooral uit Azië. Dit proces noem je global shift: het verschuiven van het
economisch zwaartepunt. Alles gaat steeds sneller en goedkoper, daardoor kan globalisering makkelijk erg groot worden.
De werkplaats (fabrieken) is verschoven naar China, nu gebeurt hetzelfde ook een beetje met de 'witteboordenbanen'
(administratiekantoren, callcenters, laboratoria). Geen goed voorteken voor de Westerse wereld dus.
Gevolgen globalisering:
● Na 1980 ontstaat een nieuwe internationale arbeidsverdeling (welke taak heeft een land):
Periferielanden (bijv. Nigeria, Mali, Congo) > productie grondstof
Semi-periferie landen (bijv. Pakistan, Vietnam, Indonesië) > industrieel productiecentrum
Centrum landen (bijv. Nederland, Australië, VS) > diensten verlenen
Door global shift wordt de ligging van semi-periferie landen plots aantrekkelijk voor mno’s. Zij worden met name
aangetrokken door de lage lonen. De arbeiders in de semi-periferie zijn ook beter af, het aantal straatarme neemt
af.
● Mno’s proberen behalve de fabrieken op te zetten in semi-periferie landen ook de lokale markt te veroveren door
winkels te openen (bijv. IKEA bouwt naast fabrieken in China ook winkels op diverse plekken in China)
● Van uitschuiven naar doorschuiven > Bedrijven in Azië verplaatsen de productie naar plekken waar de lonen nóg
lager liggen > Na 2015 keren sommige fabrieken terug in het westen waar de productie door robots wordt
overgenomen.
● Mno’s richten zich enkel op hun core business. Overige activiteiten rondom de productie wordt uitbesteed aan
andere bedrijven.
Globalisering is in de hele wereld merkbaar > Spanning in het Midden-Oosten leidt
tot stijgende benzine prijzen in Utrecht maar tegelijkertijd ook in Chicago of Rio de
Janeiro.
Economische globalisering leidt vaak tot grotere sociale en regionale ongelijkheid
De heer Ullman heeft een interactietheorie bedacht waarmee je kan kijken of er handel
plaats kan vinden tussen twee gebieden. De theorie van Ullman bestaat uit 3 delen:
1. Complementariteit. (Kunnen de landen elkaar aanvullen met hun producten?)
2. Transporteerbaarheid. (De transportkosten moeten laag zijn / geen politieke
barrières)
3. Alternatieven. (Zijn er geen tussenliggende mogelijkheden? Zoals landen waarmee je
meer geld kan verdienen door goedkopere transport of hogere prijs)
Voorbeeld rechts > Japan heeft olie nodig, door een nieuw olieveld dat ontdekt is in China
zullen de transportkosten voor Japan afnemen zodra ze voor het
de alternatieve olie van China kiezen. Hierdoor stijgt mogelijk de winst.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DocentAK. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.