Samenvatting ontwikkelingspsychologie
Docent: Stijn Meuleman
Ontwikkelingspsychologie
1
, 1 Bouwstenen voor een levenslooppsychologie
1.1 Eerste steenlegging: startdefinitie van ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie = de studie van de evolutie van het normale functioneren/ gedrag
van het individu doorheen het leven.
De evolutie kan positief of negatief zijn.
Soorten ontwikkelingen:
Affectieve ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Taalontwikkeling
Biologische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
1.3 Hoekstenen: basisbegrippen en -inzichten in de psychologie
1.3.3 Differentiatie, integratie en organisatie (verfijning, samenwerking en organisatie)
Ontwikkeling = verstrengeling van processen van differentiatie, integratie en organisatie.
Verfijning, bv. motoriek, emoties, …
Samenwerking, bv. oog-hand-coördinatie
Organisatie, bv. pianospelen, omgekeerde processen
1.3.6 Continue versus discontinue kijk op ontwikkeling
Een 2de controverse die een rode draad vormt doorheen de ontwikkelingspsychologie, is de
discussie of ontwikkeling dient beschouwd als een continu of discontinu verlopend proces.
De continue kijk houdt in dat ontwikkeling verloopt als een zich geleidelijk en continu
opbouwende lijn.
De ontwikkeling evolueert continu maar de cursus verloopt discontinue (in fases) MAAR
IEDEREEN ONTWIKKELD CONTINU
Het gedrag ondergaat soms een gedaanteverandering, een metamorfose.
1.4 De dragende muren: enkele fundamentele ontwikkelingspsychologische theorieën
1.4.2 Psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Freud
Sigmund Freud:
1856- 1939
Joodse afkomst
Arts
Grondlegger van de psychoanalyse (vertrekpunt: de bredere psychodynamische
stroming, is volgens hem zowel een theorie over het menselijk psychisch
functioneren als een onderzoeks- en behandelmethode)
1.4.2.1 Basisprincipes en uitgangspunten
2
,Freud hanteerde twee modellen aangaande de menselijke psyché:
Bewuste, voorbewuste en onbewuste
Es, Ich en Über-Ich: driftvat, koorddanser en geweten
Bewuste, voorbewuste en onbewuste
= topografische model
Omdat het een beschrijving wil bieden van de ‘plaats’ (topos) waar psychische fenomenen
zich kunnen afspelen. Psychische fenomenen kunnen zich dus in het bewuste, voorbewuste
of onbewuste afspelen.
Het bewuste bevat inhouden die zonder meer rechtstreeks toegankelijk zijn, de ‘hier-en-nu-
ervaringen’ zou je kunnen zeggen. Het bewuste neemt dus prikkels op uit de ‘buitenwereld’
én ‘binnenwereld’.
Het voorbewuste bevat inhouden die zich net onder de bewustzijnsdrempel bevinden en
relatief eenvoudig bewust te maken zijn door er de aandacht op te richten.
Het onbewuste bevat enerzijds instincten en anderzijds inhouden die hetzij nooit toegang
tot het bewustzijn hebben verkregen hetzij uit het bewustzijn werden ‘verwijderd’.
Er is een beweging in de psyché waarbij inhouden vanuit het onbewuste soms heel even de
kop opsteken in het bewuste. Ook omgekeerd kan dit.
Es, Ich en Über-Ich: driftvat, koorddanser en geweten
= Id, Ego, Super- Ego
= structureel model van Freud
1.4.2.2 Model over de ontwikkeling
In de ontwikkelingspsychologie visie van Freud vallen twee rode draden te onderscheiden:
Driedeling Es-Ich-Über-Ich
Psychoseksuele ontwikkelingsfases
Es-Ich-Über-Ich
Het ontwikkelt zich geleidelijk aan in het leven:
Es
Ich
Über-Ich
Es
o Geboorte tot 1ste levensjaar
o Het kind wordt bijgevolg totaal beheerst door het driftmatige. Hij wil zijn
lusten onmiddellijk bevredigd zien, het kent geen uitstel van lustbevrediging.
o Bv. hij wil nu eten, hij wil nu verpamperd worden…
Ich
o 2de à 4e levensjaar
o Het lustprincipe wordt een realiteitsprincipe.
3
, Über-Ich
o 5de levensjaar
o Dit ontwikkeld door de geboden en verboden die de ouders aan het kind
voorhouden.
o Het Oedipuscomplex ontwikkelt zich.
Lustbeleving
Startpunt van Freud is dat het libido (de energie die vrijkomt uit de levensdrift of Eros) zich
achtereenvolgens gaat plaatsen/concentreren op verschillende zones van het lichaam.
Van de kindertijd naar de volwassenheid evolueren we dus van een lustbeleving die zeer
eenzijdig en uitvergroot telkens slechts op een (ander) deel van het lichaam gericht is- Freud
sprak daarom over polymorf perverse kinderlijke seksualiteit – naar een lustbeleving die dit
‘gedeeltelijke’ overstijgt en die een meer integratieve seksuele driftuiting is.
De psychoseksuele ontwikkelingsfasen van Freud:
Orale fase (0-1 jaar)
Anale fase (1-3 jaar)
Fallische/oedipale fase (3-5/6 jaar)
Latentiefase (5/6-12 jaar)
Genitale fase (vanaf 12 jaar)
Orale fase (0-1 jaar)
o Erogene zone: mond borstvoeding, duimzuigen, tuutje.
o Centrale thema: (on)afhankelijkheid
Anale fase (1-3 jaar)
o Interesse komt voor de ontlasting op het voorplan. Zindelijkheidstraining, dus
Ich-ontwikkeling.
o Koppigheidsfase
o Centrale thema: trots, schaamte, protest, koppigheid, macht
Fallische/ oedipale fase (3-5/6 jaar)
o Belangstelling voor de genitaliën
o Oedipuscomplex speelt centrale rol.
Oedipuscomplex = verliefdheid op ouder van ander geslacht. Maar de ouder
wint: kind luistert naar ouder waar hij/zij verliefd op was en leert de
maatschappelijke wet.
o Ze leren omgaan met ambivalentie/ dubbelheid inzake fundamentele
relationele gevoelens.
In de voorgaande 3 fasen heeft eerder het ‘naakte’, ‘brute’ uiten van driftmatigheid de
overhand.
4