SAMENVATTING
SOCIOLOGIE
Demuzere Loa
, Sociologie
Hoofdstuk 1 wat is sociologie?
In hoofdstuk 1 komen er 3 belangrijke begrippen/ aspecten aan bod namelijk:
• Sociologisch denken
o Sociologische verbeelding
o Alles is contingent maar niet arbitrair
• Sociale context
o 3 niveaus
o Contextuele factoren
• Interactie
o ≠ sociaal handelen
o Interactievormen
1.1 sociologisch denken
1.1.2 alles is contingent, maar niet arbitrair
1.1.2.1 alles is contingent…
• Contingent = gewoontes, handelingen, instellingen, … die voor ons
vanzelfsprekend zijn, zijn elders vaak totaal anders, en hadden zich dus ook bij
ons op een andere manier kunnen ontwikkelen
Vb:
• De werking van school lijkt hier vanzelfsprekend maar kon hier
ook zomaar anders zijn
• Wij dragen hier dagelijks kleren, dit lijkt vanzelfsprekend maar
dit is niet overal zo
• Sociologie = het vanzelfsprekende loslaten
• De Franse filosoof Blaise Pascal omschreef het als volgt ‘wat geldt als
waarheid aan de ene kant van de Pyreneeën, is dwaasheid aan de andere
kant.’
• Wat is belangrijk om het besef van contingentie te hebben?
o Het vanzelfsprekende in vraag stellen en beseffen dat onze
gewoontes, afspraken, instituties relatief zijn
o Onze eigen referentiekaders en hetgeen wij evident vinden, in vraag
stellen
• Wat een samenleving als een normovertreding beschouwd, of als ‘strafbaar’
gedrag, is afhankelijk van tijd en plaats
1.1.2.2 … maar niet arbitrair
• Niet arbitrair = geen toeval
• Een socioloog gaat ervan uit dat er sociale determinanten
(verklaringen die terug te vinden zijn in onze sociale context) zijn om te
verklaren dat de instellingen, gewoontes, enz die wij hebben in onze
samenleving zich zo hebben ontwikkeld
• Een socioloog zoekt naar partronen van interactie/ sociaal handelen,
naar sociale determinanten daarvan en naar samenhang
1
,1.1.2.3 de mens maakt zijn eigen geschiedenis
• Besef van contingentie betekent ook dat sociale wetenschappers het
idee verspreidden dat de mens zijn eigen geschiedenis en instellingen
maakt, en dus zijn eigen wetgever is
• Voordat er van sociologie sprake was vond men dit idee van
contingentie onder andere reeds terug bij de achttiende-eeuwse
denker Jean- Jacques Rousseau (het stelde de vraag hoe men de
mensen de wet kon doen eerbiedigen, als mensen het besef hebben
dat deze wet niet door een opperwezen wordt opgelegd, maar door
henzelf was gecreëerd)
• Samenleving is door mensen gemaakt niet door God à
verlichtingsdenken
Maar als de samenleving door mensen is gemaakt, hoe houd je dan
orde? Door wetten, patronen, …
• Indien wetten slechts conventies zijn, door mensen gemaakt, waarom
worden ze dan nageleefd? (JJ Rousseau)
Sociologisch denken betekent dus het in vraag stellen van het
vanzelfsprekende, om zich vervolgens de vraag te stellen hoe sociale orde
mogelijk is in een maatschappij waarin men beseft dat alles relatief is
1.1.3 de sociologische verbeelding
• De sociologische verbeelding maakt nu duidelijk hoe een socioloog
menselijk handelen verklaart
• C. Wright Mills beschreef de sociologische verbeelding als: ‘the
sociological imagination necessitates above all, being able to think
ourselves away from the familiar routines of our daily lives in order to
look at them anew’
o Uitleg: de sociologische verbeelding maakt het mogelijk om onze
eigen routines weg te denken in ons dagelijks leven en ze op een
andere manier te bekijken
o Door aan de sociologische verbeelding toe te passen ben je in
staat om op een andere manier naar jou gewoontes te kijken
Hij gaat nog verder met: ‘the vivid awareness of the relationship
between experience and the wider society’
o Het gaat eigenlijk over het levendige besef dat er een band is
tussen ervaring en de bredere maatschappij
• Gebeurtenissen in iemands dagelijks leven kunnen we enkel ten volle
begrijpen als we niet enkel kijken naar het individu en zijn kenmerken,
maar ook naar de sociale kenmerken en trends waarin die
gebeurtenissen zich afspelen
Op een sociologische manier denken betekent: individuele gebeurtenissen
plaatsen en verklaren vanuit het geheel van sociale relaties, die zelf een
specifieke historische oorsprong hebben
2
, • De sociologische verbeelding = denken zoals een socioloog
• Stappen van sociologische verbeelding:
Historische processen
Sociale context
(sociale relaties)
Biografie (persoonlijke
gebeurtenissen)
1.1.4 de sociale context
1.1.4.1 drie niveaus: micro, meso en macro
• Sociale context = het geheel van sociale relaties waar iemand deel
van uitmaakt
• Deze sociale context wordt op drie niveaus bestudeerd:
o Micro
§ Dagelijkse face-to-face interacties die we aangaan
binnen kleine groepen zoals gezin of vrienden
o Meso
§ Sociale groeperingen zoals de buurt, organisaties,
verenigingen, …
o Macro
§ ‘de globale samenleving’, dit gaat over kenmerken van
een maatschappij in zijn geheel
1.1.4.2 wat bevindt er zich in die sociale context? Contextuele factoren
• Contextuele factoren = kenmerken van de sociale context waarin de
interactie plaats vindt die de interactie beïnvloeden
• 4 soorten contextuele factoren
o Sociologische factoren
o Demografische factoren
o Materiële factoren
o Economische factoren
3