Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: strafprocesrecht........................................................................................................................ 1
1) Doelstellingen van het strafprocesrecht..........................................................................................................1
2) De twee fasen van een strafproces..................................................................................................................2
2.1) De fase van het vooronderzoek................................................................................................................2
2.2) De fase van de terechtzitting/ de fase van het onderzoek ten gronde....................................................2
3) De hoofdrolspelers in het strafprocesrecht......................................................................................................3
3.1) De verdachte............................................................................................................................................3
3.2) Het Openbaar Ministerie..........................................................................................................................4
3.3) Het slachtoffer..........................................................................................................................................6
3.4) De rechters in een strafproces: onderzoeksrechters, onderzoeksgerechten, vonnisgerechten,
strafuitvoeringsrechtbanken/ strafuitvoeringsrechters..................................................................................7
3.5) Justitiehuizen............................................................................................................................................8
4) Het verloop van een strafproces....................................................................................................................10
4.1) Bij de politie............................................................................................................................................11
4.2) Bij het Openbaar Ministerie...................................................................................................................12
4.3) Bij de onderzoeksrechter........................................................................................................................15
4.4) Bij de Raadkamer....................................................................................................................................17
4.5) Bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling...............................................................................................19
4.6) Bij de vonnisrechter................................................................................................................................20
Hoofdstuk 2: materieel strafrecht................................................................................................................ 26
1) De algemene bestanddelen van een misdrijf.................................................................................................26
1.1) Het materieel bestanddeel van een misdrijf..........................................................................................26
1.2) De wederrechtelijkheid..........................................................................................................................26
1.3) Het zedelijke of morele bestanddeel van een misdrijf...........................................................................28
1.4) De strafwaardigheid...............................................................................................................................29
1.5) Samenvatting..........................................................................................................................................30
2) Wettelijke indeling van de misdaden.............................................................................................................31
2.1) Criterium van onderscheid: de zwaarte van de straf.............................................................................31
3) De reacties op een misdrijf.............................................................................................................................37
3.1) De straffen..............................................................................................................................................40
3.2) Administratieve sancties........................................................................................................................54
3.3) Burgerrechtelijke sancties......................................................................................................................56
3.4) Bijdrage aan het slachtofferhulpfonds...................................................................................................56
3.5) Internering..............................................................................................................................................57
3.6) Jeugdsancties..........................................................................................................................................57
Hoofdstuk 1: strafprocesrecht
1) Doelstellingen van het strafprocesrecht
Het strafprocesrecht regelt het verloop van een strafprocedure met een dubbele bedoeling:
, De mogelijkheid creëren om de waarheid te ontdekken, maar tegelijk ook
De individuele grondrechten van de betrokken partijen beschermen
Het strafprocesrecht tracht beide belangen met elkaar te verzoenen en onderling af te
wegen. Dit is een moeilijke evenwichtsoefening…
2) De twee fasen van een strafproces
In tegenstelling tot een burgerlijk proces dat voor een burgerlijk gerecht wordt
‘uitgevochten’, kent men in een normaal strafproces niet één, maar twee fasen:
1. De fase van het vooronderzoek
2. De fase van de terechtzitting (voor de vonnisrechter)
2.1) De fase van het vooronderzoek
De fase van het vooronderzoek is in handen van het openbaar ministerie of van de
onderzoeksrechter (deze persoon voert onderzoek en mag dus geen vonnis stellen).
In de fase van het vooronderzoek is het de bedoeling:
Om de verdachte te identificeren en
Te onderzoeken of er tegen hem voldoende bezwaren bestaan om hem voor de
rechter te brengen
Deze fase heeft een grotendeels inquisitoir karakter, dat wil zeggen:
Het vooronderzoek is in principe geheim: alle onderzoeksverrichtingen en
procedurehandelingen gebeuren zonder dat het publiek wordt toegelaten. Ook de
verdachte en het slachtoffer worden in principe niet betrokken bij de
onderzoeksverrichtingen
Het vooronderzoek is bovendien niet-tegensprekelijk: tijdens deze fase is het de
verdachte nog niet toegestaan om de tegen hem verzamelde bezwaren te
weerleggen en verweermiddelen aan te voeren
2.2) De fase van de terechtzitting/ de fase van het onderzoek ten gronde
De fase van de terechtzitting is de fase voor de vonnisrechter. In deze fase is het de
bedoeling om uitspraak te doen over de volgende vragen:
Heeft de verdachte het misdrijf inderdaad gepleegd?
En zo ja, verdient hij dan een straf en zo ja, dewelke?
In tegenstelling tot het vooronderzoek is deze fase
Openbaar: het publiek is in principe toegelaten op de terechtzitting
Tegensprekelijk: de verdachte mag, wat men tegen hem aanvoert, trachten te
weerleggen
Dit maakt van de terechtzitting een fase met een eerder accusatoir karakter.
Vooronderzoek Terechtzitting
Bij openbaar ministerie of Bij vonnisrechter
onderzoeksrechter
Doelstellingen Verdachte identificeren Uitspraak over twee vragen
2
, Nagaan of er voldoende Heeft de verdachte
bezwaren bestaan om inderdaad het misdrijf
hem voor de gepleegd?
vonnisrechter te brengen Zo ja, welke straf?
Kenmerken Geheim Openbaar
Niet-tegensprekelijk Tegensprekelijk
Verdachte heeft geen Verdachte kan/ mag
recht om verzamelde verzamelde bewijzen
bezwaren te weerleggen weerleggen, maar heeft
verdachte heeft geen geen bewijslast
inspraak in de manier VOORAL ACCUSATOIR
waarop het onderzoek
gevoerd wordt
VOORAL INQUISITOIR
3) De hoofdrolspelers in het strafprocesrecht
3.1) De verdachte
Verdachte = een verzamelnaam voor alle personen tegen wie een strafzaak in de brede
betekenis van het woord loopt
Men moet strikt genomen een onderscheid maken tussen verschillende ‘statuten’ van
verdachte. Welk statuut men heeft hangt af van de fase van het strafproces waarin men zich
bevindt:
Tijdens de fase van het vooronderzoek:
o Verdachte in de strikte zin van het woord
o Inverdenkinggestelde
Tijdens de fase van de terechtzitting
o Beklaagde
o Beschuldigde
o Veroordeelde
Verdachte in de strikte zin van het woord = De persoon tegen wie een vooronderzoek loopt.
In het begin van zo’n onderzoek is dat vaak een
onbekende.
Inverdenkinggestelde = een verdachte (die zich bevindt in de fase van het vooronderzoek en)
aan wie officieel is meegedeeld dat hij wordt verdacht van een
misdrijf. Een inverdenkingstelling is enkel mogelijk binnen een
gerechtelijk vooronderzoek, en niet binnen een
opsporingsonderzoek.
Opgelet!
Verwar inverdenkingstelling niet met inbeschuldigingstelling: dat laatste gebeurt pas
op het einde van het vooronderzoek, als het onderzoek volledig is afgerond, door de
Kamer van Inbeschuldigingstelling. Inbeschuldigingstelling gebeurt enkel bij
3
, verdachten die een zeer zwaar misdrijf hebben gepleegd, meer bepaald een misdaad
waarvoor zij naar het Hof van Assisen zullen worden verwezen
Beklaagde = de verdachte die voor de politierechtbank of voor de correctionele rechtbank
moet verschijnen
Beschuldigde = de verdachte die voor het Hof van Assisen moet verschijnen (en dus in
beschuldiging werd gesteld door de Kamer van Inbeschuldigingstelling). Een
beschuldigde is nog niet schuldig.
Veroordeelde = de persoon die door het vonnisgerecht uiteindelijk schuldig werd bevonden
en werd veroordeeld tot een straf
Het belang van dit terminologisch onderscheid ligt hem in het feit dat de rechten waarop
een verdachte in de ruime zin van het woord aanspraak kan maken, afhangt van zijn
specifieke statuut:
Zo kan een inverdekinggestelde makkelijker en vlotter inzage bekomen in zijn
strafdossier dan een verdachte in een opsporingsonderzoek en kan hij aan de
onderzoeksrechter ook bijkomende onderzoekshandelingen vragen
Tijdens de fase van de terechtzitting heeft een verdachte alle rechten van een
volwaardige procespartij zoals automatisch inzage in het dossier
3.2) Het Openbaar Ministerie
3.2.1) Structuur van het Openbaar ministerie
Het openbaar ministerie (= parket) is een hiërarchisch georganiseerd korps:
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur loademuzere. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.