Samenvatting ontwikkeling van persoonlijke relaties
Hoorcollege 1: De vroege sociale relaties
➢ Het begin van sociale relaties
➢ Dyadische peer relaties
➢ Onderliggende vaardigheden
➢ Diversiteitshoek
Het begin van sociale relaties
Zijn pasgeborenen sociaal?
Mensen zijn sociale wezens. Hoe begint die sociale ontwikkeling nou? Daar zijn een aantal
theorieën over gemaakt:
(1) Klassieke theorieën:
• Baby’s zijn niet in staat tot echte sociale interactie
o Psychoanalytica Freud: baby’s zijn niet in staat om sociale relaties aan te
gaan tot ze 1 tot 4 jaar oud zijn. Pas na 4 jaar gaat een kind sociale relaties
ontwikkelen.
• Latere relaties zijn afgeleid van relaties met primaire verzorgers
o De enige relatie die belangrijk is, is de relatie met de moeder. De moeder is de
primaire verzorger.
o Alleen de relatie met de moeder is belangrijk in de sociale ontwikkeling van
baby’s.
o Baby is een passieve ontvanger van sociale relatie met moeder. Moeder zendt
naar baby en baby ontvangt en dat is het. Moeder is een veilige haven voor
baby om zich te ontwikkelen.
o De basis wordt hier gelegd voor latere relaties:
• Peers beginnen later in de ontwikkeling ertoe te doen (bv leeftijdsgenoten)
o Dit komt pas als ze 1 tot 4 jaar oud zijn.
Filmpje: de baby’s moeten een keuze maken tussen verschillende konijn knuffels; eentje is
gemeen, andere is vriendelijk etc. Je ziet in het filmpje dat de baby’s altijd reiken naar de
vriendelijke knuffel. We zien hierdoor dus dat kinderen al vanaf een hele jonge leeftijd (6
maanden oud), in de richting grijpen van degene die zich sociaal gedraagt. Ook kinderen die
nog niet de motorische vaardigheden hebben om te grijpen (zijn nog zo jong), gaan de
oogbeweging vaker naar de vriendelijke knuffel. Conclusie: baby’s hebben van jonge leeftijd
al bepaalde sociale vaardigheden en sociale ontwikkeling doormaken. Dat zeggen de
moderne theorieën ook:
(2) Moderne theorieën:
De moderne theorieën trekken de klassieke theorieën in twijfel.
• Kinderen zijn biologisch gebouwd om naast primaire zorgverleners aandacht aan
anderen te schenken. Dus ook connecties aangaan met anderen mensen i.p.v. alleen
de moeder.
• Het hele sociale systeem beïnvloedt een kind.
o Denk aan vader, opa en oma, personeel van kinderdagverblijf.
o Iedereen heeft invloed op dat kind vanaf de geboorte.
• Vroege relaties met (Peers) leeftijdsgenoten kunnen ook belangrijk zijn voor
ontwikkeling.
o Kinderen kunnen ook iets leren van hun leeftijdsgenoten.
,Focus op anderen
Scrambled faces paradigm (gehusselde gezichten): experiment op het
gebied van sociale relaties bij baby’s van 3 tot 27 minuten oud. De 4 borden
zijn voor het gezicht van de baby gehouden. Links boven lijkt op een gezicht,
rechts onder is helemaal blanco, rechtsboven en linksonder zijn gehusselde
gezichten. Er werd dan getest: hoeveel oogbewegingen en hoeveel
hoofdbewegingen maakt de baby richting het bord wat ze laten zien.
Conclusie:
• De meeste oogbewegingen en hoofdbewegingen naar het bordje wat
een gezicht laat zien (linksboven).
• De minste oogbewegingen en hoofdbewegingen naar het bordje dat
blanco is (rechtsonder).
• De gehusselde gezichten vallen ertussen in .
• Baby’s worden dus sociaal geboren en gaan meteen sociale connecties aan.
Bijzonderheden:
• Als je de baby rechtop zet, heeft het geen effect.
• In sommige studies worden bij de twee gehusselde gezichten significante verschillen
gevonden. Het bordje rechts bovenin, lijkt net wat meer op een gezicht dan links
onderin. Rechts bovenin, krijgt hierdoor meer aandacht.
• Dit experiment is gedaan bij kinderen die nog geen 30 minuten oud zijn. Als kinderen
1 maand oud zijn, zien we dit effect niet meer. Dit komt omdat het in de eerste maand
belangrijk is voor een baby om gezichten en emoties te herkennen. Na 1 maand,
hebben ze deze structuur ontwikkeld en gaan anderen dingen ook aandacht krijgen
die belangrijk zijn om verder te ontwikkelen.
Dyadische peer relaties
Zoals we hierboven al hebben gezien, zijn de relaties die kinderen aangaan met hun
leeftijdsgenoten, van belang zijn voor de sociale ontwikkeling. Dyadische peer relaties zijn
één-op-één relaties met leeftijdsgenoten.
Contingentie
Contingente reacties= reacties die voortbouwen op wat de andere persoon heeft gedaan.
• Begint al na 6 maanden: een van de eerste dingen die we zien gebeuren in de
sociale ontwikkeling.
• Bijvoorbeeld: baby raakt eerst de arm, dan de knie en dan de voet aan. De andere
baby (peer), zal dit dan in precies dezelfde volgorde aanraken (=nadoen).
• Tweetallen (bv peers) ontwikkelen samen een eigen patroon:
verschillende dyade van baby’s, hebben verschillende
contingente reacties. Als je 2 kinderen neerzet, gaan ze bepaalde
patronen laten zien. Bijvoorbeeld eerst hoofd, dan buik, dan
schouder aanraken. Beide kinderen doen dit dan. Als je dan twee
willekeurige baby’s bij elkaar zet, die elkaar niet kennen, hebben
zij niet hetzelfde patroon als de oorspronkelijke dyade. Als je die
langere tijd bij elkaar laat staan, zullen zij ook weer contingente
reacties ontwikkelen, dit kan anders zijn dan de oorspronkelijke
dyade.
,Prosociaal gedrag
Prosociaal gedrag= vrijwillige acties die bedoeld zijn om een ander individu of een groep
individu te helpen of ten goede te komen. Dus iets doen in het belang van anderen:
1. Reacties op angst
2. Delen
3. Samenwerken
(1) Reacties op angst
= Poging om in te grijpen voor een slachtoffer, om de situatie te veranderen of de distress te
verminderen.
• Ontstaan al redelijk vroeg
• Empathie ontwikkeld zich rond de 2 jaar. Maar de reactie op de distress of angst van
anderen is er al veel eerder.
o Pasgeborenen huilen als reactie op huilen van anderen. Stel dat een baby in
het vliegtuig huilt, gaat een andere baby in het vliegtuig ook huilen.
o Wanneer een baby nep huilt, dan gaan andere baby’s minder vaak huilen in
reactie op het nep huilen ten opzichte van het echte huilen.
o Deze respons begint al als een baby 24 uur oud is.
• 8 maanden oud: baby’s zijn verder in ontwikkeling en kunnen meer dingen
doen. Je ziet dat ze nu niet alleen meer zelf huilen, maar ook gaan focussen
naar anderen.
o Onderzoek: drie baby’s in een buggy in een driehoekvorm. Als de
baby’s hun best doen, zouden ze de anderen baby’s kunnen aanraken.
Wanneer één baby ging huilen, gingen ze kijken hoe de rest daarop
reageert. Ze zagen een patroon:
▪ Kijken (interesse tonen) → affect (bv lachen om ander gerust te
stellen) → fysieke reactie (proberen ander aan te raken) → eigen
angst (zelf huilen)
▪ Ze focussen zich dus bij 8 maanden oud meer op de angst van een
ander, voordat ze zelf angst gaan ervaren.
• 2 jaar oud: begin van individuele verschillen. Ze hebben meer mogelijkheden
doordat ze al een aantal taalvaardigheden hebben ontwikkeld. Hierdoor zijn er
verschillende strategieën hoe kinderen omgaan met angst:
o Probleem oplossen: kinderen lopen naar elkaar toe en geven elkaar een
knuffel als de ander angstig is.
o Agressief reageren: kinderen weten niet wat ze ermee moeten.
o Amusement: lachen om de angst en pijn van ander.
Video met een ‘normatief ontwikkeld’ kind, kind met syndroom van down, kind met autisme.
Tegenwoordig toont onderzoek dat theory of mind bij autisme wel ontwikkeld. Deze kinderen
voelen wel degelijk dezelfde emoties (fysieke respons) maar ze weten gewoon niet goed wat
ze hiermee aan moeten.
(2) Delen
• 12 maanden oud: laten affiliatief delen zien. Dit is delen met het doel om samen te
spelen. Dus een kind loopt bijvoorbeeld met een speelgoed naar de ouder toe om
samen te spelen.
o Máár op deze leeftijd ook nog best veel kinderen die niet-delen (dit is
normaal). Maar waarom is dat zo?
▪ Deze kinderen zijn teveel gefocust op zichzelf
▪ Sommige kinderen weigeren om te delen of samen te spelen
• 18 maanden oud: delen wanneer dat gevraagd wordt. Dus stel dat een kind aan het
spelen is, de ouder vraagt om dit te delen, gaat het kind dit dan delen?
, o Het begrip van eigenaarschap gaat ontstaan: snappen dat je iets kunt
bezitten. Ze gaan dan meer delen omdat ze begrijpen dat het leuk is om iets
te hebben. Correlatie eigenaarschap en spontaan delen = .70 (heel hoog).
o Tabel rechts gaat over wanneer het wel gevraagd wordt om te
delen, tabel links gaat over wanneer het niet gevraagd wordt
om te delen.
▪ 18 maanden deelt ongeveer 60/70% van de kinderen
als het gevraagd wordt en 25% deelt spontaan.
• 24 maanden oud: bijna 100% van de kinderen deelt als het gevraagd
wordt en 75% deelt spontaan.
o Dus spontaan delen neemt steeds meer toe als kinderen ouder worden.
o Kinderen gaan ook meer delen in relatie met leeftijdsgenoten
(hiervoor vooral delen met ouder)
o Rond deze leeftijd ontwikkeling van empathie: degene die meer
gevoelens hebben voor de angst/pijn/gevoelens van anderen, zijn
meer geneigd om te gaan delen.
o Maar: niet delen is nog steeds normaal in deze leeftijd.
• 48 maanden oud: delen neemt nog meer toe en is gerelateerd aan theory of mind:
op het moment dat je meer het standpunt van de ander kunt innemen, ben je meer
geneigd om te delen.
o Ook als ouders niet in de beurt zijn, delen de kinderen ook.
(3) Samenwerken
• 1 jaar oud: kinderen beginnen met samenwerken, maar nog wel vrij oppervlakkig.
o Voorbeeld: om de beurt iets doen, zoals om de beurt geluiden maken.
• 2 jaar oud: veel complexere samenwerking. Dit komt ook door taalontwikkeling
zodat ze meer verbaal kunnen coördineren, ook kunnen ze het gedrag
van anderen meer monitoren en anticiperen op gedrag van anderen
(gedrag van ander in gaten houden om samenwerken te bevorderen).
o Voorbeeld: kinderen kregen instructie om tegelijkertijd aan
hendel te trekken zodat het poppetje gaat bewegen. Je ziet dat
kinderen die rond de 2 jaar oud zijn, al aan coördineren. Ze
zeggen dan bijvoorbeeld ‘1, 2, 3, JA’.
o Daarnaast krijgen kinderen keuze tussen samenwerking
versus competitie. Stel dat er maar 1 speelgoed is wat ze
allebei willen hebben, ga je dan samen spelen of hou je het voor jezelf.
Conflict
Conflict is functioneel! Het helpt om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen, zoals: hoe
benader je een probleem? Hoe kan ik onderhandelen dat ik krijg wat ik wil?
• 1 jaar oud: conflict over speelgoed begint rond deze leeftijd. Deze
conflicten ontstaan als er bijvoorbeeld maar 1 auto is om mee te spelen,
maar ook wanneer er genoeg auto’s zijn om mee te spelen.
o Wat doen ze om dit op te lossen: gewoon de ander zijn zin geven.
o Of: conflicten oplossen door fysieke kracht: vooral trekken aan
speelgoed.
• 2 jaar oud: conflicten oplossen door gebruik van verbale middelen. Dit is ook gelinkt
aan de taalontwikkeling. Dus bijvoorbeeld afstemmen wie het speelgoed eerst mag
gebruiken.
o Studie 4 dagen laten lopen en ze zagen de volgende dingen:
▪ 35% van de kinderen gebruikt fysieke kracht (trekken aan speelgoed)
▪ Er was ook een groep die lichamelijke kracht gebruikten (slaan van
anderen)