Politiek, bureaucratie en de democratische rechtstaat
Les 1: POLITIEK, BUREAUCRATIE EN DE DEMOCRATISCHE RECHTSTAAT
Alles wat gebeurd tussen politieke beslissingen tot de effecten ervan op de maatschappij.
Hoofdstuk 1: DE DRIEVOET VAN DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
1.1 WAT IS EEN STAAT?
Max Weber: “Een gemeenschap die een (succesvolle) claim legt op het legitieme gebruik van
fysiek geweld binnen een territorium.”
Verschillende instituties (snijlijnen) die het veld van organisaties indelen:
• Profit vs. Non-profit
• Publiek vs. Privaat
• Formeel vs. Informeel
Grote domeinen terug te vinden in de meeste maatschappijen:
• Markt: ruilrelaties en niet tevreden à Exit: naar andere bakker
• Staat: dwang uitoefenen op burgers. Voice: stem laten horen als je het niet eens
bent. Exit mindere optie: verhuizen naar een ander land maar dat is niet realistisch.
• Civil society: burgermaatschappij/middenveld (= Vlaams begrip). VB: ziekenfondsen,
vakbonden, ngo’s, kleinere impactgroepen. Breed aantal organisaties zonder
dwangfunctie, uit zorg voor anderen: niet verplicht een latje van broederlijk delen te
kopen, maar je vertrouwt wel de organisaties als je het koopt.
• Gemeenschappen: familie, buurt; liefde en loyaliteit belangrijk.
1
, Politiek, bureaucratie en de democratische rechtstaat
Bij organiseren van publieke functies VB: Onderwijs, schema gebruiken = institutional design.
- Staat: verplicht mensen om naar school te gaan (dwang). Ze financiert ook civil
society om mensen te helpen. Het overheidsbudget verschuift middelen naar het
midden om het op een bepaalde manier te richten.
- Markt: geen profitmotief, maar je kan wel naar elders. Versterkt in de laatste
decennia, vooral bij MaNaMa.
- Gemeenschap: huiswerk m.b.v. ouders.
Een goede beleidsmaker moet zijn blik breed kunnen houden. VB: Niet enkel scholen onder
onderwijs zien. VB: Terrorisme: rol van securitas (marktvraag) of moskees (civil society)?
De grootte van de driehoek verandert, en hoe we het mts organiseren VB: Kinderopvang
• Staat: baat crèches uit, stellen regels waar crèches aan moeten voldoen, anders
moeten ze sluiten.
• Civil society: Non-profits spelen een rol. Meeste crèches en scholen worden ingericht
door ordes zoals katholiek onderwijs. Middenveld en burgerorganisaties organiseren
veel. De verzuiling maakt dat in vergelijking met andere landen, bij ons de driehoek
van civil society groter is.
• Markt: marktsector wordt in veel landen groter.
• Gemeenschap: meer tweeverdieners.
Discussie: hoeveel markt laten we toe in de sector?
1.2 FRAGILE STATE INDEX
Wij hebben een democratische rechtsstaat. Er zijn indicatoren om na te gaan of een staat
nog een staat is, zo weten we wat te verwachten. (Subindicators niet te kennen.)
1.2.1 SOCIAL INDICATORS
• Demographic pressions: grote steden in ontwikkelingslanden die enorm snel groeien
(zoals wij 130 jaar geleden), en die al de publieke structuur moet volgen. Kan een
staat dat aan dat iedereen volgt?
• Vluchtelingen: plots veel toestroom en dat de staat moet organiseren. Staat komt
onder druk.
• Group grieverance: staat moet voor alle burgers op het grondgebied zorgen, anders =
staatsfalen
• Human flight & brain drain: overheid is moeilijk te organiseren vb. Als mensen
weggaan om financiële redenen.
2
, Politiek, bureaucratie en de democratische rechtstaat
1.2.2 ECONOMIC INDICATORS
• Uneven economic development: grote maatschappij zet druk op financiële
huishouding
• Poverty & economic decline
1.2.3 POLITICAL AND MILITARY INDICATORS
• Public services: gezondheidszorg. Als een hele stad zonder elektriciteit valt, zie je pas
wat er allemaal wordt gedaan.
• Factionalised elites: België zou slecht scoren wat communicatie betreft
• External intervention: grenzen bewaken
In een failed state blijft enkel nog gemeenschap over.
Fritz Sharpf spreekt over
• Input-legitimiteit: government BY the people: de hoe-vraag.
• Output-legitimiteit: government FOR the people: wat zijn de resultaten van wat ze
doet?
• VB: Signapore: veilige mts qua output-legitimiteit, maar vage input: geen democratie.
Een onderneming is succesvol als ze op lange termijn winst boekt, maar hoe dat gebeurt
boeit minder. ó Bij de overheid is de hoe-vraag juist belangrijk. Wij leggen hogere
standaarden aan publieke diensten dan aan private, omwille van de belangrijke functies die
ze hebben.
1.3 DE DEMOCRATISCHE RECHTSTAAT OP 3 POTEN
Democratische rechtsstaat staat op 3 poten, die overeenkomen met de 3 machten:
• Wetgevende (majority rule): Parlementaire democratie
• Uitvoerende (minority protection): Rechtstaat
• Rechtgevende (bureaucratie)
3
, Politiek, bureaucratie en de democratische rechtstaat
Bij de 3 poten zijn echter de maatschappelijke functies die vervuld moeten worden, niet
zozeer die functies. In de trias politicas is het een beperkt beeld. De uitvoering van een
beleid is een samenspel van de verschillende poten.
VB: Werken op natuurgebied à opstanden. Per stilgelegde dag kost dat massa’s à
nooddecreet gestemd waarin staat dat het parlement voor dat bouwwerk in de regelgeving
voor de gewestplannen niet van toepassing is. De regel is dat als je als overheid je eigen
regels niet volgt, je de gevolgen moet dragen, en niet de regels tijdelijk ontoepasbaar maken
= tirannie van de meerderheid.
Voorbeeld Tomorrowland: buurtbewoners willen één weekend i.p.v. twee. Conflict:
economische omzet, internationale uitstraling, algemeen belang ó particulier belang van
buurtbewoners.
• Politieke: ‘Majority rule’. VB: de meerderheid vindt dat TML belangrijker is dan het
belang van het individu.
• Rechtsstaat: ‘Minoity protection’. VB: De regels (geluidsoverlast) worden geschonden
en burgers klagen dat aan. Ook de overheid moet zich aan haar eigen regels houden;
politie mag niet eender wat doen.
De afweging wordt door iemand anders gedaan, het is niet de meerderheid die de regels
heeft gemaakt.
1.3.1 POLITIEK: PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
Criteria van een goede democratie volgens Robert Dahl:
1. VERTEGENWOORDIGING
Is er een goed systeem? (In de VS wordt zelfs het openbaar ministerie soms verkozen, in
dictaturen heb je ook een parlement maar daarom is het nog geen democratie.)
2. VERKIEZINGEN
Moeten vrij, eerlijk en regelmatig zijn. Free Fair & Frequent. In dit systeem zou de
minderheid vandaag de meerderheid van morgen moeten kunnen zijn.
3. MENINGSUITING
Nodig voor politieke debatvoering, en voor mensen om op geïnformeerde manier te kiezen.
4. INFORMATIE
Nodig voor vrije meningsuiting. Onafhankelijke infobronnen zowel als media zijn belangrijk.
4