Schema Aristoteles (2de filosoof Antieke
tijd)
Hij is een leerling van Plato. Hij deed veel observaties van de natuur en
is hierdoor de grondlegger van onze huidige biologie. Hij heeft een
ordening aangebracht en dit is iets arbitrairs.
Hij reageert op Plato, op de manier waarop de ene wereld transcendent
is aan de andere. Wel is hij het eens met een veranderlijke en
onveranderlijke wereld. Hij laat de ene wereld zakken in de andere. Hij
maakt ze immanent.
Zo reageert hij dus ook tegen Parmenidus, de kloof is te groot. De
verandering moet kunnen worden gedacht.
Hij plaatst de ideeën in ons hoofd, het zijn ideële instrumenten om onze
werkelijkheid te vormen.
Uitgangspunt: Hoe de beweging/verandering denken?
Plato zei dat het afschaduwingen waren, onvolmaakte vormen. Maar hij
verklaarde de verandering niet.
Aristoteles maakt de 2 werelden immanent.
‘zijn’/ ware wereld/ dat wat er altijd zal zijn.
Phusis = natura, het ‘zijn’ voor Aristoteles.
Later gaat men zeggen dat de biologie de logos is, er zijn dingen die
leven en niet leven. Dat wat reageert op prikkels leeft.
Het zijn is voor Aristoteles iets dat er altijd was en altijd zal zijn. De
natuur komt altijd terug zonder begin- of eindpunt.
Voor Aristoteles is alles in beweging dus ook de stoelen. Op dat vlak is
ons beeld van natuur verschillend dan dat van hem.
Alles dat beweegt heeft een bepaald doel en is dus doelgericht.
Plato benoemde dit als een andere wereld, Aristoteles spreek van
doelgerichtheid.
Afbeelding: Plato wijst naar boven (transcendente wereld), Aristoteles
wijst naar beneden (zintuigelijke waarneming).
Aristoteles gaat alles wat hij ziet beschrijven. Hiervoor start hij vanuit de
empirie. Door de details te beschrijven probeert hij ordening aan te
brengen.
Aristoteles legt uit hoe ons verstand werkt. Als we iets zien kunnen we
zeggen wat het is en een beschrijving geven. Ons verstand geeft dus
een antwoord op wat we zien op basis van 10 categorieën. Een antwoord
bestaat uit een bepaalde vorm. Zo is hij dus ook de grondlegger van de
logica.
Elke zin heeft een onderwerp en iets dat over dat onderwerp gezegd
wordt. Elke zin kan je terug brengen naar de logische vorm.
Dus Aristoteles gaat beschrijvend te werk:
- We starten in de zintuigelijke waarneming.
- We beschrijven wat we zien en hiervoor gebruiken we ons
verstand.
- We starten met 2 vragen: wat zien we en wat zijn de
, eigenschappen?
- Elk antwoord vertrekt vanuit ons verstand en maakt gebruik van
10 categorieën.
- Elk antwoord kan worden terug gebracht naar de logische vorm: S
en P.
- S = subject = hypokeimon = onderwerp = drager van de
eigenschappen. (Een substantie is scheidbaar omdat dit de enige
categorie is die op zichzelf kan staan.)
- P = eigenschap = predicaat = het onderliggende.
9 categorieën worden gebruikt om aan eigenschappen te komen bv.
kwaliteit, activiteit, kwantiteit, plaats, relatie, tijd, ondergaan, houding
en aanhebben.
1 categorie is substantie, hiermee zeggen we wat iets is.
Het is een categorie in ons verstand maar het geeft structuur in de
werkelijkheid. De drager van de eigenschappen zijn substanties. Dus
alles wat je ziet zijn substanties.
Een substantie is het onveranderlijke karakter van onze werkelijkheid, er
zullen altijd substanties zijn. Substanties kunnen bewegen.
Plato sprak over ideeën en Aristoteles over substanties. Verschillen
tussen beide:
- Idee is onveranderlijke, substanties veranderen.
- Idee is transcendent aan de wereld, substanties behoren tot de
concrete ervaringswereld.
- Idee is niet zichtbaar, substanties zijn zichtbaar.
- Idee is een algemeenheid, substanties zijn individueel.
Substantie = materie + vorm. (Bekeken vanuit een statisch perspectief:
wat maakt tastbare zintuiglijke dingen tot wat ze zijn?)
Materie maakt de substantie tastbaar. Er kunnen dus nog dingen
veranderen, je kan het bewerken.
Materie = hylè
De vorm (bij Plato het idee), is de essentie (morfé). Voor Aristoteles is dit
de volmaaktheid dat als kracht in de dingen zit en ervoor zorgt dat een
ding is wat het is. DUS essentie is de kracht in de substantie.
De vorm zijn klassen en soorten van de zijnden die universeel zijn en in
de concrete dingen tot uiting komen.
Een essentie bestaat nooit alleen. Het hangt steeds vast aan materie.
(Een idee bij Plato bestond wel op zichzelf.)
Hylemorfisme = de theorie van Aristoteles om het ‘zijn’ te verklaren.
Hylè + morfé.
Immanent, het zit in de dingen, volmaaktheid zit in de substantie,
materie wordt samengehouden door de essentie.
Materie kan verschillend zijn door de verschillende essenties.
Vorm en idee zijn beide volmaakte vormen. Het idee is de volmaakte
transcendente vorm. Maar vorm (essentie) is de volmaakte immanente
vorm.
Immanent, beginnen bij de dingen de je ziet. (Aristoteles)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sharivandenbergh. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.