Psychologie
Experimenten = niet in detail maar werking kennen!!
Voorbeelden uit eigen dagelijks leven erbij verzinnen
Groepswerk: thema/fenomeen uit lijst tonen (filmpje) + verslag 3p (link theorie) + onderzoekvoorstel
Hypothetisch filmpje + onderzoeksplan
12/12 = deadline
Geschiedenis en onderzoeksmethoden
Definitie van (sociale) psychologie en relatie tot andere disciplines
Psychologie = wetenschappelijke studie van menselijk gedrag en de interne processen die hieraan ten
grondslag liggen
- Wetenschappelijk: methoden = exact-wetenschappelijk → gedrag = complex ≠ volledig toetsbaar
- Methodologie:
1. Observatie / beschrijving
2. Stellen van hypothesen
3. Onderzoeksplan
4. Dataverzameling en verwerking
5. Interpretatie en hypothesen voor verder onderzoek
- Gedrag = overt (waarneembaar) en covert (attitudes, emoties, opinies, ...)
- Individueel gedrag: sociale context maar in kleine kring
- Algemeen en specifiek gedrag: wetmatigheden + variatie
Geschiedenis van algemene psychologie
Soorten psychologie: (niet kennen)
- Experimentele psychologie, Toegepaste psychologie, Behaviorisme, Psychoanalyse,
Humanistische psychologie en Ontwikkelingspsychologie
Gedrag en processen → Biopsychosociaal model
- Bio: Aangeboren + aangeleerde invloeden → belang genetica
➢ Evolutie: inprenting, glimlach baby, ...
➢ Genetische eigenschappen verhogen kans op overleving → doorgeven
- Psycho: Wisselwerking lichaam en geest
➢ Hersenletsel, productie hormonen, zonlicht, beweging, ...
➢ Studie objectieve waarnemingen + niet-waarneembare
➢ Cognitieve processen: constant bijleren + behaviorisme (conditionering)
- Sociaal wezen: 3 basisbehoeften (autonoom, competent en verbonden)
➢ ! bevindingen = toepassing op 1 type beschaving → WEIRD (westers, rijk, industrie, ...)
➢ Verschillen: individualisme collectivisme, hiërarchisch egalitair, man vrouw
➢ Sociale psychologie = studie van gedachten, gevoelens en gedrag van mensen hoe die
worden beïnvloed door aanwezigheid van andere en hoe wij invloed hebben op andere
• Onderwerpen uit dagelijks leven
• Vb. groepsgrootte, discriminatie en bias, fake news, aantrekking, ...
,Verschil sociale psychologie en sociologie
- Focus: sociologie = ruimer op maatschappij
- Methode: experimenteel onderzoek en kleinere groep grootschalige bevraging/volkstellingen
- Vb. sociale steun – sociaal kapitaal
Sociale psychologie: meer ingaan op context, gender, type mensen, ...
Effect van reacties van anderen:
- Reagan: veel gebruik van oneliners → gelach van publiek = voorkeur
- Zonder oneliners = minder voorkeur
- ‘laughtrack’ gebruikt voor perceptie van ‘graag zien’
- Later: debat zonder reactie van publiek → geen invloed op keuze
Geschiedenis van sociale psychologie:
- Jaren van bevestiging: (’36-’60)
➢ WOII: Gedrag beïnvloed door groep → tot gruwelijke daden
➢ Beurscrash: maatschappelijke problemen → hoe oplossen?
➢ Gedrag door visie op wereld en interpretaties (afhankelijk personen en context)
- Groei en debat: (’60-’75)
➢ Labo-experimenten teleurstellend in realiteit (oplossing)
➢ Ethiek = kritiek op labo (Vb. Milgram-experiment)
➢ Gedomineerd door mannelijke onderzoekers
- Methodologisch en inhoudelijk pluralisme: (’75-heden)
➢ Emotie en cognitie, pluralisme en internationalisering
➢ Variaties op methodologisch vlak (niet labo)
➢ Uitbreiding: multicultureel onderzoek, internet, open science, ...
➢ Ethiek = verbeterd
Onderzoeksmethoden
Belang kennis:
- Ontwikkelen van kritische blik
➢ Op persuasive communicatie, onderzoek in de media, wetenschappelijke studies
- Onderscheid maken tussen intuïtie en gezond verstand psychologie als wetenschap
Problemen weinig kennis:
- Verkeerde interpretatie, bevinding uit context, publicatie nepwetenschap, ...
- Verkeerde onderzoeksmethoden (fout materiaal, ...)
- Fraude (vb. fake data, ...)
Specifiek aan onderzoek over gedrag en processen:
- Element van persoonlijke controle en eigen keuze
➢ Geen natuurwetten
- Cyclische proces
,Fasen cyclische onderzoeksproces:
Ideeën ontwikkelen
- Observatie en praktijkervaring (vb. pesten, agressie, ...)
- Theorie
- Wetenschappelijke literatuur (primaire secundaire bronnen)
Ideeën verfijnen
- Operationaliseren van variabelen
➢ Hypothese: specifieke voorspelling
➢ Conceptuele variabelen = deel van hypothesen
➢ Onafhankelijke afhankelijke variabelen
➢ Conceptueel → operationeel (hoe meten?)
• Type: nominaal, ordinaal, interval, ratio → invloed op meten
➢ Begripsvaliditeit: expertconsensus + manipulatiecheck
➢ Verschillende operationalisering = mogelijk
- Meten van variabelen: zelfbeschrijving
➢ Enkelvoudige of meervoudige schalen (item of items) → interne consistentie
➢ Risico: vertekening, interpretaties, sociaal wenselijkheid, inwillingingstendens, opletten
met suggestieve vragen, herinnerings-vertekening, effect schaal, ...
- Meten van variabelen: observaties
➢ Codeer-schema en interbeoordeelaar-betrouwbaarheid
➢ Bij concreet gedrag
➢ Door computers, sensoren, trackers, ...
➢ Risico’s: sociaal wenselijkheid, volgorde-effect, ...
- Studie marshmallowtest
➢ Conceptuele variabelen = zelfcontrole (OV) en carrièremogelijkheden (AV)
Ideeën testen
Beschrijvend = vragen naar trends en tendensen
Observationeel
- Systematisch observeren van personen → natuurlijke situaties
➢ Vb. hoeveel geld aan bedelaar? Hoe veel hulp als nodig?
➢ Gebruik van ‘handlanger’
- Validiteit verhogen door:
➢ Meerdere observatoren
➢ Objectieve registratie
Archiefonderzoek
- Bestaande verslagen/documenten bestuderen (kranten, dagboek, statistieken, ...)
➢ Vb. hoevaak, waar, ... → dingen door burgerlijke stand, journalisten, ...
- Bestuderen voor impact van beleid (voor en na)
Opiniepeilingen
- Enquêtes met vragen → attitude, meningen, gedragingen, ...
- Steekproef = veralgemening naar bevolking
- Belang: manier van steekproeftrekking + opstelling van vragenlijst
, Correlationeel onderzoek = zoeken naar verbanden
Mate van overeenkomst tussen continue variabelen
- Positief (stijgen = stijgen) negatief (stijgen = dalen)
- Enkel met ordinale/continue variabelen → meten op een continuüm
➢ Score, lengte, stress, veroordelingen, stemmen, ...
- Interactie-effecten bij categorische variabelen (verband bij verschillende categorieën)
- Gebaseerd op gegevens via beschrijvend onderzoek
Voordelen:
- Optie als manipulatie variabelen van experiment = niet mogelijk (ethische redenen)
- Mogelijk verbanden tussen variabelen tegelijk te onderzoeken
- Mogelijk in labo-omstandigheden en natuurlijke omgeving
Beperkingen:
- Focus = sterkte en richting verband → niet oorzaak-gevolg relatie
➢ A = verband met B → veroorzaakt A B of B A? (of C?)
- Enkel lineaire verbanden (geen U, curvilineair, ...)
- Longitudinaal correlationeel onderzoek
Vb. Marshmallow test → invloed van 3e factor