Vocabulaire Frans 2
Hoofdstuk 1
Informatie over personen
Nederlands Frans OK
1 Het aders L’adresse (f)
2 De leeftijd L’âge (m)
3 Heten Appeler
4 Vrouwelijk Féminin(e)
5 Wonen Habiter
6 Mevrouw Madame
7 Mejuffrouw Mademoiselle
8 Getrouwd Marié(e)
9 Meneer Monsieur
10 Geboren Né(e)
11 De naam Le nom
12 De handtekening La signature
13 De jongere, de tiener L’adolescent(e)
14 Oud Âgé(e)
15 De verjaardag L’anniversaire (m)
16 De dame La dame
17 Wonen, verblijven demeurer
18 De kinderjaren L’enfance (f)
19 De identiteit L’identité (f)
20 Afkomstig, stammend Issu(e)
21 Leken-, niet-confessioneel Laïc, laïque
22 Het beroep Le métier
23 Minderjarig Mineur(e)
24 Het geslacht, de seks Le sexe
25 De weduwnaar, de weduwe Le veuf, la veuve
26 Duitsland L’Allemagne (f)
27 Duits Allemand(e)
28 Amerikaans Américain(e)
29 Engels Anglais(e)
30 Engeland L’Angleterre (f)
31 Oostenrijk L’Autriche (f)
32 Oostenrijks Autrichien(ne)
33 Belgisch Belgique
34 België La Belgique
35 Brits Brittanique
36 Spanje L’Espagne (f)
37 Spaans Espagnol(e)
38 De Verenigde Staten Les États-Unis (m,pl)
39 Buitenlands Étranger, étrangère
40 Europa L’Europe (f)
41 Europees Européen(ne)
42 Vlaams Flamand(e)
43 Frans Français(e)
44 Frankrijk La France
45 Groot-Brittannië La Grande-Bretagne
1
,46 Grieks Grec(que)
47 Griekenland La Grèce
48 Nederlands Hollandais(e)
49 Italië L’Italie (f)
50 Italiaans Italien(ne)
51 Nationaal National(e)
52 Nederlands Néerlandais(e)
53 De oorsprong, de afkomst L’origine (f)
54 Nederland Les Pays-Bas (m,pl)
55 Russisch Russe
56 Rusland La Russie
57 Zwitserland La Suisse
58 Zwitsers Suisse
59 Afrikaans Africain(e)
60 Afrika L’afrique (f)
61 Algerije L’Algérie (f)
62 Algerijns Algérien(ne)
63 Arabisch Arabe
64 Canada Le Canada
65 Canadees Canadien(ne)
66 China La Chine
67 Chinees Chinois(e)
68 De inlander, de inboorling L’indigène (m/f)
69 Japan Le Japon
70 Japans Japonais(e)
71 Westelijk Occidental(e)
72 Oostelijk, oosters Oriental(e)
73 Van/uit Parijs Parisien(ne)
74 Polen La Pologne
75 Pools Polonais(e)
76 De baby Le bébé
77 De neef/nicht Le cousin, la cousine
78 De scheiding Le divorce
79 De opvoeding L’éducation (f)
80 Het kind L’enfant (m/f)
81 Familie-, gezins- Familial(e)
82 De familie, het gezin La famille
83 De dochter, het meisje La fille
84 De zoon Le fils
85 De broer Le frère
86 De jongen Le garçon
87 De grootmoeder La grand-mère
88 De grootvader Le grand-père
89 De grootouders Les grands-parents
90 De mama La maman
91 De moeder La mère
92 De geboorte La naissance
93 De oom L’oncle (m)
94 De papa Le papa
95 De ouders Les parents
96 De vader Le père
97 De kleindochter La petite-fille
98 De kleinzoon Le petit-fils
99 De kleinkinderen Les petits-enfants
100 De zus La soeur
2
,101 De tante Le tante
102 Bewonderenswaardig Admirable
103 Adopteren Adopter
104 De oudste L’aîné(e)
105 De voorvader, voorouder L’ancêtre (m/f)
106 De schoonvader, de stiefvader Le beau-père
107 De schoonmoeder, de stiefmoeder La belle-mère
108 Naar bed brengen Coucher
109 In slaap vallen S’endormir
110 De jeugd La jeunesse
111 De generatie La génération
112 Het kind, het jochie, het meisje Le, la gosse
113 De oma La mamie
114 Moeder-, moederlijk Maternel(le)
115 Zorgen voor S’occuper de
116 De opa Le papy
117 De volwassene L’adulte
118 Het uiterlijk, de aanblik L’aspect
119 Eruitzien, lijken Avoir l’air
120 Mooi Beau, bel, belle
121 De schoonheid La beauté
122 Blond Blond(e)
123 Bruin Brun(e)
124 De vrouw La femme
125 Groot, lang Grand(e)
126 Dik Gros(se)
127 De man, de mens L’homme (m)
128 Jong Jeune
129 De jongeren Les jeunes
130 Knap, leuk (om te zien) Joli(e)
131 Lelijk Laid(e)
132 Breed, wijd Large
133 Mager Maigre
134 Dun, slank Mince
135 Lelijk Moche
136 Bleek Pâle
137 De persoon La personne
138 Klein Petit(e)
139 Rood(harig) Roux, rousse
140 Oud Vieux, vieil, vieille
141 Afschuwelijk, afzichtelijk Affreux, affreuse
142 Het uiterlijk L’apparence (f)
143 Zichtbaar, in het oog springend Apparant(e)
144 Elegant Élégant(e)
145 Het wezen L’être (m)
146 De knul, de kerel Le gars
147 Kolossaal, reusachtig Géant(e)
148 Menselijk, menslievend Humain(e)
149 Het profiel Le profil
150 Het silhouet, de omtrek(ken) La silhouette
151 De oude man Le vieillard
152 De ouderdom La vieillesse
153 Krachtig, sterk Vigoureux, vigoureuse
154 Actief Actif, active
155 Prettig, aangenaam, aardig Agréable
3
, 156 Vriendelijk Aimable
157 Dom, onnozel Bête
158 Het karakter Le caractère
159 Het gedrag Le comportement
160 Nieuwsgierig, merkwaardig Curieux, curieuse
161 Onaangenaam, onprettig, onaardig Désagréable
162 Grappig, komisch Drôle
163 Vreemd, raar Étrange
164 Trots Fier, fière
165 Aardig Gentil(le)
166 Ongeduldig Impatient(e)
167 Intelligent Intelligent(e)
168 Gemeen, boosaardig Méchant(e)
169 Nerveus, zenuwachtig Nerveux, nerveuse
170 Lui Paresseux, paresseuse
171 De persoonlijkheid La personnalité
172 Persoonlijk Personnel(le)
173 Reageren Réagir
174 Braaf, zoet, lief Sage
175 Gevoelig Sensible
176 Serieus, ernstig Sérieux, sérieuse
177 Streng Sévère
178 Oprecht, eerlijk Sincère
179 Sympathiek, aardig Sympa(thique)
180 Verlegen Timide
181 De houding, het gedrag L’attitude (f)
182 Dapper, gedurfd Audacieux, audacieuse
183 Dapper Brave
184 Kalm, rustig Calme
185 De moed Le courage
186 Moedig, dapper Courageux, courageuse
187 Waardig Digne
188 Discreet, tactvol Discret, discrète
189 Begiftigd, voorzien Doté
190 Begaafd, talentvol Doué(e)
191 Dynamisch, energiek Dynamique
192 Veeleisend Exigeant(e)
193 De fantasie La fantaisie
194 Open, oprecht Franc(he)
195 Vrolijk Gai(e)
196 Bekwaam, handig Habile
197 Eerlijk Honnête
198 Het humeur, de stemming L’humeur (f)
199 De humor L’humour (m)
200 Idioot, dom, onnozel Idiot(e)
201 Onverschillig Indifférent(e)
202 Slim Malin, maligne
203 De mentaliteit La mentalité
204 Naïef, onnozel Naïf, naïve
205 Verwaarlozen Négliger
206 Objectief, onpartijdig Objectif, objective
207 Het geduld La patience
208 Voorzichtig Prudent(e)
209 Redelijk, verstandig Raisonnable
210 Belachelijk Ridicule
4