TAB 3.4: GEESTELIJKE
GEZONDHEID
DEEL 1: VERWIMP
1. INLEIDING
Ontwikkelingen in de organisatie van de GGZ in België
o Doel
Preventie verslaving, suïcide, eetstoornissen
Versterken geïntegreerde en zorgnoodgestuurde GGZ
Versterken beleid aangepaste regelgeving, financiering
De geestelijke gezondheid heeft ook een groot stigma mensen hebben snel vooroordelen
o Dit weerhoudt mensen ervan om hulp te zoeken
o Discriminatie in de hulpverlening wet een lagere levensverwachting bij mensen met een
psychische aandoening in de hand werkt
o Geïnternaliseerd of zelfstigma gaat gepaard met ernstigere symptomen, een verminderd
gevoel van eigenwaarde en minder kwaliteit van leven
Soorten stigma
o Publiek stigma
‘negatieve oordelen die we tegen elkaar uiten op basis van gedevalueerde
groepsidentiteiten’
Zelfstigma het verinnerlijken van de negatieve oordelen van anderen
Structureel stigma ongelijkheid in cultuur en wet- & regelgeving
Frames counterframes
o Cultureel gedeelde schema’s van waaruit mensen betekenis geven aan een specifieke situatie
Stigma = resultaat van het toepassen van een specifiek frame om de oorzaken, gevolgen en
oplossingen van een psychische stoornis in kaart te brengen
o Fluctueert afhankelijk van de aard van de aandoening
Abnormaliteit
o Uitzonderlijk (bv. dingen zien en horen, wereldrecordhouder)
o Sociaal afwijkend cultureel, generatieverschillen
o Foute perceptie van de realiteit
Hallucinaties in sommige culturen GEEN symptomen van ziekte
o Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon kan normaal zijn hangt af van de intensiteit
o Ongepast of contraproductief gedrag
o Gevaar
Bv. in oorlogstijden waren ‘suicide missions’ heldhaftig, nu worden ze gezien als een
teken van zwakte door sommigen
o afwijken in bepaald opzicht is niet in zijn geheel afwijkend
Diagnostische criteria DSM-V
Er is sprake van een psychische stoornis als
o Emotioneel lijden
o Ernstige belemmering in het functioneren
o Gedrag dat kan leiden tot persoonlijk lijden, pijn, invalidatie, dood…
o Langere tijd aanhoudend, past niet meer in de normale reactie
3 preventie-niveaus
1
, o Primaire preventie (bevorderen van gezondheid)
o Secundaire preventie (herstellen van gezondheid)
o Tertiaire preventie (behouden van gezondheid)
Neuman systems model focust vooral waar de patiënt op botst en kijkt niet naar de ziekte
Herstelgerichte benadering
o Doel
Herstel = geen terugkeer naar voorheen, geen genezing
Focus op wat mensen nog wel kunnen
Focus op ontwikkeling, wat men wil bereiken
Focus op grip en regie over het leven
o Herstel = een uniek, traag, onvoorspelbaar & voortdurend proces
o Verschillende fasen
Overweldigend zijn door de aandoening
Worstelen met de aandoening
Leven met de aandoening
Leven voorbij de aandoening
o 4 aspecten van herstel
Herstel van gezondheid
= verbetering van symptomen
Functieherstel
= verbetering in alledaags functioneren en zelfregulatie
Maatschappelijk herstel
= participatie, vervullen van eerdere en/of nieuwe rollen
Persoonlijk herstel
Hangt samen met de 3 vorige aspecten
1.1 HET BEROEPS- EN FUNCTIEPROFIEL VAN DE PSYCHIATRISCHE VERPLEEGKUNDIGE
Het beroepsprofiel
o Doel= patiënt zo lang mogelijk thuis kunnen houden
De hulpverlener ziet de hulpvrager niet als patiënt met een stoornis, maar als iemand die de
mogelijkheid heeft om zijn leven weer in eigen regie te krijgen en daarvoor het nodige zelfvertrouwen
moet ontwikkelen
Als je in gesprek gaat met je patiënt let je op volgende
o Je luistert vooral wat je patiënt te zeggen heeft en vat soms samen
o Als je het gesprek wilt afronden kaart je geen nieuwe onderwerpen aan
o Niet enkel focussen op lijden en verlies, maar ook vanuit een positieve benadering
o Luister naar het buikgevoel intuïtie
2
,2. ALGEMENE PSICHIATRISCHE VERPLEEGKUNDIGE VAARDIGHEDEN
2.1 COMMUNICEREN
Je communiceert altijd
Inhoudsniveau wat wordt er gezegd
Betrekkingsniveau hoe wordt het gezegd (non-verbale communicatie)
5 T’s
o Tijd wees flexibel maar ook duidelijk
o Timing verwachtingen komen niet altijd overeen met de behoeften en mogelijkheden van
de patiënt
o Taal vermijdt vakjargon & let op non-verbale communicatie
o Technieken
o Taboes bij de VPK: angst om zaken op te roepen handelingsverlegenheid
Valkuilen
o Te veel het gesprek willen aangaan
o Tegenoverdracht/ afkeer creëren
o Gedrag en gevoelens van patiënt in ons eigen referentiekader te plaatsen
o Evenwicht niet vinden met professioneel & menselijk
Je kan defensief overkomen gebruik daarom
o Ik taal, spontaniteit, empathie, gelijkwaardigheid
Stel voor jezelf grenzen
Confronteren = tegenover elkaar zitten
o Kan therapeutisch heel zinvol/effectief zijn, maar evengoed schadelijk voor de relatie
o Vermijdt jij boodschappen
o Luister actief en koppel ook terug
Duurtijd van een gesprek 30 – 45 min daarna win je geen nieuwe info in
Fasen in gespreksbouw
o opening
Als jij gesprek begint vertel waarom en de reden hiervan
Als patiënt begint laat hem vertellen waarom hij naar jouw komt
o Inleiding
Vertel specifiek wat je wil bespreken
o Ontwikkeling of verkenning
In deze fasen creëer je je eigen stijl
Bv. stiltes, meegaan/invoegen,
persoonlijke voorbeelden/ eigen ervaringen indien mogelijk
o Afsluiting van het gesprek
2 belangrijke factoren
Beide partijen accepteren de afronding
Geen nieuwe onderwerpen in deze fasen
Verpleegkundig gesprek is geen vervanging van een gesprek bij de psychiater
3
, 2.2 OBSERVEREN
Deel 1 algemene gegevens (naam, leeftijd, hoe opgenomen en waar…)
Deel 2 algemene presentatie (eerste indruk, mimiek, spraak, motoriek…)
Deel 3 diepere observaties (bewustzijn, geheugen, concentratie, denken, waarnemen…)
Deel 4 aanvullende observaties (deelname aan activiteiten, reactie op opnamen, toekomst,
medicatie)
Gevaar van interpretatie
o Littekens trauma, mishandeling, druggebruik??
o Spraak confabuleren Korsakov?
2.3 RAPPORTEREN
Bundelen van alle essentiële informatie uit gesprekken en/of observaties op objectieve, neutrale wijze
Wees objectief, waargenomen feiten, vertrouwelijke info
2.4 REFLECTEREN
Neem voldoende tijd om stil te staan bij zowel het proces van de patiënt als jouw rol
3. PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK
3.1 BIO-PSYCHO-SOCIAAL MODEL
Algemene karakteristieken
o Beperkende kijk op zichzelf, hun omgeving
o Rigide, inflexibele en ineffectieve gedragspatronen
o Geen behoefte om te veranderen
Psyco
o Psychodynamica
Vorming identiteit onafhankelijk van die van de ouders, het ‘zelfgevoel’
o Leertheoretisch perspectief
Ervaring uit de jeugd patroon van maladaptieve relaties
Extreem strenge controle vanuit de ouders
o perfectionistische norm
Altijd ontmoedigd eigen mening te uiten
o afhankelijkheidspatroon
Sociaal
o Kind groeit op in een context mishandeling, verwaarlozing
o Gevolg kind weet niet beter en vindt dit dus normaal
Bio
o Genetica erfelijke kwetsbaarheid + negatieve ervaringen in het leven
4