Samenvatting De samenleving 14e editie - Sociologie (RSO10306)
7 vues 0 fois vendu
Cours
Sociologie (RSO10306)
Établissement
Wageningen University (WUR)
Book
De samenleving
Samenvatting van het boek de Samenleving; kennismaking met de sociologie van John J. Macionis, Bram Peper & Joan van der Leun (2019)
Amsterdam: Pearson Benelux, 14de editie voor het vak Sociologie aan de Wageningen University and Research (WUR).
Week 1
Hoofdstuk 1 Wat is sociologie? mn 1.1 1.4 1.5
1.1 Het sociologisch perspectief
Sociologie is het onderzoeken hoe de samenleving mensen beïnvloed. Dit kan het makkelijkst gedaan
worden door mensen die niet bij de dominante groep horen, zoals allochtonen of lgtbq+. Ook wordt
dit duidelijker als er snel veel veranderingen zijn, zoals een economische crisis of corona. Kijken op
een andere manier naar de wereld. Opzoek naar het ongewone in het bekende
1.2 Het belang van een mondiale visie
Door nieuwe informatietechnologie kunnen hebben we data van over de hele wereld. Hierdoor
kunnen we hoge, midden en lage inkomenslanden vergelijken dit doen we omdat 1 het leven dat we
leiden wordt gevormd door het land waarin we leven 2 de contacten tussen samenlevingen zijn zeer
sterk toegenomen 3 veel sociale problemen waarmee de westerse wereld geconfronteerd wordt zijn
elders veel ernstiger 4 globaal denken helpt ons om meer inzicht in onszelf te krijgen
1.3 Het sociologisch perspectief in de praktijk
Sociologisch perspectief zorgt ervoor dat je actiever en bewuster bent en kritisch gaat denken.
1.4 Het ontstaan van de sociologie
Drie belangrijke veranderingen die hebben gezorgd voor transformatie van de samenleving:
industrialisatie, explosieve groei steden, nieuwe ideeën democratie en politieke rechten
(verschuiving van mens doet alles voor god en koning naar focus op eigenbelang). Deze dingen
zorgden voor het ontstaan van sociologie. Voor sociologie waren er 3 fases van ontwikkeling: 1
theologische fase (tot 1350 samenleving uit gods wil) 2 metafysische fase (na renaissance +/-1500
samenleving is niet bovennatuurlijk maar natuurlijk) 3 wetenschappelijke fase (tijdens
wetenschappelijke revolutie. Comte rond 1830 gaat ervanuit dat de samenleving net zo kan worden
bestudeerd als bijvoorbeeld de natuur en dat er ook wetten gelden en zo is sociologie ontstaan.
Positivisme: inzicht verzamelen op basis van wetenschappelijk onderzoek
1.5 Sociologie en de moderne samenleving
18/19 eeuw wordt gezien als overgang traditionele samenleving naar moderne samenleving. Mensen
die hier onderzoek naar hebben gedaan hielden zich vooral bezig met veranderingen in ongelijkheid,
sociale orde en of mensen steeds rationeler met elkaar en de wereld omgaan.
Modernisering: sociaal veranderingsproces in gang gezet door industrialisatie. 4 kenmerken
1 het verdwijnen van kleine traditionele gemeenschappen. Mensen hadden het gevoel dat ze ergens
bijhoorden en een levensdoel nu ook familiebanden veel minder belangrijk
2 de uitbreiding van persoonlijke keuzemogelijkheden. Individualisering: mensen zien het leven als
een eindeloze rij keuzes. Ze moeten zelf de touwtjes in handen nemen, in plaats van dat alles door
god bepaald is.
3 Grotere sociale diversiteit. Kerk was tegen afwijken van de norm, maar nu komen veel
verschillende mensen bij elkaar en wordt veel meer geaccepteerd.
4 Oriëntatie op de toekomst en groeiend tijdsbewustzijn. Wij denken nu nieuwe ontwikkelingen
zullen het leven beter maken en tijd is geld veel meer bezig met uren in minuten in plaats van
zonlicht en seizoenen.
Tonniës: modernisering leidt tot gemeenschappen gaan verloren, alles wordt anoniemer en sociale
cohesie verminderd. Gemeinschaft wordt gesellschaft Kritiek mensen hebben nu ook sterke
vriendschappen/familiebanden
Durkheim: modernisering leidt tot toenemende arbeidsdeling. In traditionele samenleving doet
iedereen hetzelfde in moderne samenleving niet. Vroeger werden mensen verenigd door gedeelde
morele waarden of mechanische solidariteit mensen zien elkaar als gelijken. Veranderd in organische
,solidariteit, mensen zijn nu afhankelijk van elkaar. Durkheim ziet dit echter als iets goeds en
natuurlijks. Kritiek hoewel Durkheim positiever is dan Tonniës vreest hij dat het ook te veel kan gaan
afhangen van verschillen, waardoor mensen egocentrisch worden en zichzelf boven anderen zien.
Anomie: situatie waarin een samenleving een individu weinig morele waarden te bieden heeft.
Weber: modernisatie zorgt ervoor dat een traditioneel wereldbeeld wordt vervangen door een meer
rationeel wereldbeeld. In traditionele samenleving is waarheid zoals het altijd geweest is. In moderne
samenleving is waarheid het resultaat van rationele processen. Mensen twijfelen nu aan vaststaande
waarheden zijn onttoverd. Kritiek: zou wonderen kunnen brengen, maar vreest afstand tot
levensvragen (zin en doel van het bestaan) en vreesde dat er heel veel regels zouden ontstaan.
Marx: eens met Tonniës, Durkheim en Weber, maar vind modernisatie kapitalisme en alle aspecten
maken dit kapitalisme mogelijk. Heel negatief over kapitalisme, maar had hoop dat revolutionaire
veranderingen zouden zorgen voor socialistische samenleving. Gelooft in de potentie van mensen.
Kritiek: onderschatte de bureaucratie in socialistische landen wordt het volk onderdrukt
Drie hoofdvragen sociologie
1 hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijke
2 hoe is sociale (wan)orde mogelijk
3 hoe werkt het proces van rationalisering (modernisering) van de wereld
1.6 Bloei en groei van de sociologie
In eerste instantie wordt sociologie niet alleen gedaan door wetenschappers, maar ook door
gegoede burgers en bezorgde intellectuelen. Een strijd tussen de academici en de mensen die in
praktijk iets wilden veranderen. De sociologie maakte zich los van opvattingen van bezorgde burgers
Hoofdstuk 2 Sociologische theorieën en methoden mn 1,2,5,6
2.1 sociologische theorie
Sociologen bedenken en testen theorieën die te maken hebben met het gedrag van mensen
theoretische benadering/perspectief: een fundamenteel beeld van de samenleving dat als richtsnoer
dient voor theorie en onderzoek. Hierbinnen bestaan verschillende theorien.
er zijn 4 sociologische benaderingen: structureel functionalisme, conflictsociologie, symbolisch-
interactionismebenadering en rationelekeuzebenadering.
Het structureel functionalisme: hanteert een kader voor de theorievorming waarin de samenleving
als een complex systeem wordt gezien, een systeem waarin sprake is van onderlinge samenwerking
tussen de verschillende delen en dat solidariteit en stabiliteit beoogt. Richt zich op relatief stabiele en
sociale gedragspatronen en de gevolgen hiervan voor de totale samenleving. Dit gaat van een
handdruk tot een ingewikkeld religieus ritueel. Pioniers: Comte, Durkheim en Spencer. Spencer:
maatschappij is zoals menselijk lichaam. Skelet, spieren en organen zorgen ervoor dat lichaam
functioneert. Merton: sociale structuren hebben vele functies, waaronder manifeste functies (de
onderkende en beoogde gevolgen van een sociaal patroon) en latente functie (de niet-onderkende
en niet-bedoelde gevolgen van een sociaal patroon).
sociale disfunctie: sociaal patroon dat het functioneren van de samenleving kan verstoren. Vaak
verschillen de meningen of het goed of slecht is voor de samenleving.
Kritieke kanttekening: Gaat ervan uit dat de samenleving stabiel en geordend is en heeft geen oog
voor bestaande ongelijkheden. Gaat meer uit van stabiliteit dan conflict. Werd gezien als
conservatief dus ontstond conflictsociologie. Vrij algemene termen niet specifiek
Conflictsociologie: een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als een arena van
ongelijkheid, die conflicten en verandering veroorzaakt. Richt zich op de wijze waarop een sociaal
patroon voor sommige mensen positieve en voor andere negatieve gevolgen heeft. Voorbeeld
onderwijssysteem, structureel functionalisme zal zeggen dat iedereen een opleiding kan volgen die
aansluit bij haar/zijn capaciteiten. Conflict zegt opleidingsroutes worden meer door sociale
,achtergrond bepaald dan door talent. Deze sociologen willen niet alleen de samenleving leren
begrijpen, maar ook veranderen.
sekseconflictbenadering: ongelijkheid man en vrouw nauw gerelateerd aan feminisme (streven
sociale gelijkheid man en vrouw). Pioniers: Harriet Martineau en Jane Addams
rassenconflictbenadering: ongelijkheid en conflicten tussen mensen met verschillende etnische en
raciale afkomst. Pioniers: Ida Wells Barnett en William Edward Burghardt Du Bois
Kritische kanttekening: gemeenschappelijke waarden en wederzijdse afhankelijkheid kunnen voor
eenheid tussen mensen zorgen. Streeft politieke doelen na, waardoor het snel minder
wetenschappelijk objectief wordt. Vrij algemene termen als ras, sociale klasse
Zowel structureel functionalisme als conflictsociologie richt zich op macroniveau: een totaalbeeld van
sociale structuren die de samenleving als geheel gestalte geven.
Het symbolisch interactionisme: samenleving opgevat als resultaat van interacties tussen mensen.
Op microniveau: nauwkeurige en gedetailleerde beschrijvingen van sociale interacties in concrete
situaties. Pionier: Max Weber, inleven in mensen in bepaalde situatie. Mead, ontwikkeling
persoonlijkheid door sociale ervaringen. Goffman, dramaturgische analyse, wij zijn acteurs die
verschillende rollen spelen.
Kritieke kanttekening: hoewel het ontstaan van sociale structuren op macroniveau niet ontkent
wordt worden dingen zoals sociale klasse of etniciteit vaak over het hoofd gezien, omdat het unieke
van elke situatie wordt geaccentueerd.
Rationelekeuzebenadering: alle sociale handelingen zijn terug te voeren op rationele keuzes van
mensen over wat het beste voor ze is. Afkomstig van politieke economen, zoals Adam Smith.
Pioniers: Homans en Blau, ruiltheorie, we zoeken bijvoorbeeld een partner die ons net zo veel te
bieden heeft als wij hen. Homans micro blau macro. Gaat om verbinding tussen micro en macro
2.2 sociologen gaan op drie verschillende wijzen te werk
Positivistische methode: een logisch systeem dat zijn kennis baseert op directe, systematische
observaties. Ook wel empirische sociologie, want gebaseerd op empirische gegevens: informatie die
we met onze zintuigen kunnen verifiëren. Positivistische benadering ontkracht vaak dingen die wij als
vanzelfsprekend aannemen, zoals mensen trouwen uit liefde of de verschillend in gedrag mannen en
vrouwen worden bepaald door menselijke natuur, dit is namelijk helemaal niet zo.
Begrip bijvoorbeeld sociale klasse bevat variabelen zoals hoog, laag of midden en is in de sociologie
, vaak lastig te meten. Operationaliseren: nauwkeurig onder woorden brengen wat er gemeten wordt
en hoe dit gemeten wordt.
beschrijvende statistiek: een hele lijst aan data zegt mensen niet zo veel, daarom geven sociologen
het gemiddelde, de modus (getal dat het meest voorkomt) en de mediaan (getal op de helft).
Met kansberekening kun je bepalen of twee variabelen een verband hebben.
Betrouwbaarheid: herhalen van meting moet zelfde resultaat geven
Validiteit: precies meten wat we willen meten. Bijv. hoeveel mensen zijn religieus. Als je dan gaat
onderzoeken hoe vaak mensen naar de kerk/moskee/synagoge gaan is dit niet valide want dekt je
vraag niet.
Correlatie: twee of meer variabelen veranderen samen. Hierbij willen we oor weten welke variabele
oorzakelijk (onafhankelijk) is en welke gevolg (afhankelijk). Schijncorrelatie: twee dingen lijken samen
te veranderen, terwijl geen van beide oorzakelijk is er is dan vaak een derde variabele die beide
veroorzaakt.
Objectiviteit is belangrijk het gaat erom dat we vaststellen wat waar is, niet wat waar zou moeten
zijn. onmogelijk om volledig waardevrij te zijn.
Interpretatieve sociologie: richt zich op de betekenissen die mensen aan hun sociale werkelijkheid
toekennen. Weber is grondlegger. Positief richt op handelen van mensen (wat ze doen),
interpretatief op de betekenis van deze handelingen. Positief gaat uit van objectieve waarheid,
interpretatief zegt werkelijkheid wordt door mensen geconstrueerd. Positief meer kwantitatieve
(grootschalige onderzoeken met vragenlijsten, nauwkeurige metingen, afstandelijk
(waarnemersperspectief)) data, interpretatief meer kwalitatief (in natuurlijke omgeving,
onderzoekers contact met mensen, kunnen inventariseren welke betekenis mensen aan hun bestaan
geven(deelnemersperspectief)). Gaat niet alleen om observeren, maar ook om begrijpen (verstehen
volgens Weber). Aandacht interpretatief gaat naar subjectieve gedachtes en gevoelens. De
positivistische negeert deze omdat ze moeilijk te meten zijn.
Kritische sociologie: is ontstaan door Marx als kritiek op positivistische. Positivistische ziet de
samenleving als vaststaand natuurlijk systeem wat zorgt voor het in stand houden van de bestaande
situatie. Kritische sociologie onderzoekt noodzaak van sociale verandering. Stelt naast
wetenschappelijke ook politieke en morele vragen. Niet alleen onderzoeken maar ook veranderen.
Heeft niet als doel om waardevrij te zijn. kan marxistisch zijn, maar ook feministisch of iets anders.
Progressiever.
Positivistische sociologie Interpretatieve sociologie Kritische sociologie
Hoe zien we de De samenleving is een regelmatig De samenleving bestaat uit De samenleving bestaat uit
werkelijkheid functionerend geheel. Er bestaat continue interactie. Door patronen van ongelijkheid.
een externe werkelijkheid toeschrijven betekenissen aan De werkelijkheid is dat
gedrag construeren mensen de sommige categorieën
werkelijkheid mensen andere
groeperingen domineren
Hoe verrichten we Onderzoekers verzamelen Onderzoekers ontwikkelen een Onderzoek is een strategie
onderzoek empirische, bij voorkeur kwalitatieve beschrijving van waarmee sociale
kwantitatieve data. de subjectieve betekenis die veranderingen tot stand
Onderzoekers proberen neutrale mensen aan hun leven geven gebracht kunnen worden.
observators te zijn.
Corresponderende Structureel functionalisme, Symbolisch interactionisme Conflictsociologie
theoretische rationele keuzebenadering
benadering
2.5 onderzoeksethiek
Er zijn regels voor het uitvoeren van onderzoek (opgesteld in beroepscode NSV) waaronder:
competent en onbevooroordeeld te werk gaan. Alle resultaten publiceren/geen belangrijk info
achterhouden. Resultaten achteraf beschikbaar stellen voor andere sociologen. Deelnemers
onderzoek niet schaden en onderzoek direct staken als de deelnemers risico lopen. Privacy
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur irisdeklerk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.