het leren stimuleren
hoofdstuk 1: leren
het verschil tussen schools, buitenschools, formeel, informeel, incidenteel en intentioneel leren beschrijven.
·
voorbeelden geven van schools, buitenschools, formeel, informeel, incidenteel en intentioneel leren.
het begrip leren omschrijven aan de hand van een aantal kenmerken van leren.
de klemtonen van de verschillende visies op leren (behaviorisme, cognitivisme, constructivisme en connectivisme) beschrijven.
relevante onderzoekers en hun experimenten noemen bij de verschillende visies op leren (Pavlov, Watson, Thorndike, Skinner,
Bandura en Köhler).
de principes, kenmerken en toepassingen van klassieke en operante conditionering, inzichtelijk leren en leren door imiteren /
modelleren/sociaal leren uitleggen en illustreren.
↑ de relevantie, ten aanzien van de praktijk in de lagere school, van de kennis betreffende het geheugen kunnen aantonen.
S het begrip intelligentie duiden.
intelligentie duiden als een aspect van diversiteit bij leerlingen in de lagere school.
: de bruikbaarheid van intelligentieonderzoek, voor de praktijk in de lagere school, verwoorden.
S
het gebruik van intelligentietest kritisch benaderen.
de nadelen van intelligentieonderzoek, voor de praktijk in de lagere school, verwoorden.
:
/
de verschillende fasen in het geheugenproces beschrijven.
het begrip sensorisch geheugen definiëren, aangeven wat de functie ervan is en dit illustreren met voorbeelden.
het begrip werkgeheugen definiëren, aangeven wat de functie ervan is en dit illustreren met voorbeelden.
↑
het begrip langetermijngeheugen definiëren, aangeven wat de functie ervan is en dit illustreren met voorbeelden.
het verschijnsel ‘vergeten’ verklaren.
· de waarde en de betekenis van het geheugen voor het begeleiden van kinderen in ontwikkeling en hun Ieren aantonen
/
relatie aangeven tussen leren en het pedagogische handelen
wat is leren?
• gebeurt in verschillende contexten (plaats)
• heeft een verschillende aard
• heeft te maken met verschillende inhouden
• gaat door gedurende onze volledige ontwikkeling (levenslang leren)
, vormen van leren
formeel: gericht op het bereiken van leerdoelen en eindtermen
intentioneel: gericht op het behalen van een diploma
informeel: geen vooropgestelde / expliciete leerdoelen, sturing leerproces….
incidenteel: het leren kan overal en altijd gebeuren, het treedt spontaan op
! schoolse context kan ook incidenteel & formeel zijn: er wordt in de klas verteld over een hobby, hierover samen info opzoeken
kenmerken van leren
leren is een mentaal proces waarbij als gevolg van leeractiviteiten een relatief stabiele gedragsverandering tot stand komt.
mentaal proces = denkactiviteit vindt plaats in het hoofd van de lerende, leerkracht wil zien als het kind het geleerd heeft,
proces verloopt bij elke lerende anders
leeractiviteiten = activiteit in de hersenen, je moet nadenken
relatief stabiele gedragsverandering = je verwacht naarmate de leerjaren vorderen dat de kinderen steeds beter presteren
(lezen eerste leerjaar vs lezen zesde leerjaar, hoe ouder hoe hoger de verwachtingen)
leertheorieën
1. behaviorisme
klassieke conditionering
operante conditionering
leren door imiteren / modelleren / sociaal leren
2. cognitivisme
inzichtelijk leren
3. constructivisme
4. connectivisme
, een behavioristische visie op leren
centrale vraag: hoe beïnvloeden externe factoren het leesgedrag bij mensen? de omgeving bepaalt wat iemand doet en leert
Watson: het onderzoeken van het zintuiglijk, direct en objectief waarneembaar gedrag van mens en dier
mentale leerprocessen worden buiten beschouwing gelaten
conclusie: behaviorisme legt de nadruk op waarneembare gedragsveranderingen als resultaat van een leerproces. Het is vooral
van belang dat de lerende het geleerde kan reproduceren
black-box-benadering: relatie tussen prikkel en gedrag bestuderen
klassieke conditionering
prikkel (stimulus) heeft van buitenaf een invloed
op het organisme (geluid)
gedrag (respons) is de waarneembare reactie
van het organisme op de stimulus
kenmerken:
• uitdoving of extinctie
• een uitgedoofde reactie is wel gemakkelijk te herconditioneren
• stimulusveralgemening of -generalisatie
• stimulusdiscriminatie
gevolgen:
• associatieprincipe
• onwillekeurige / reflexmatige gedragingen
, operante conditionering
Skinner en Thorndike: “Als een mens of een dier in een nieuwe situatie komt, zal hij proberen en fouten maken (trial and
error), tot hij een handeling gevonden heeft die succes oplevert. Die handeling wordt herhaald.”
idee: gedrag verandert door de gevolgen die het heeft / gedrag wordt beïnvloed door zijn gevolgen
voorwaarde tijdens leerproces: directe bekrachtiging
De wet van effect:
gedrag/reactie + bekrachtiging
gedrag/reactie zal steeds vaker voorkomen = aanleren
gedrag/reactie + geen bekrachtiging
gedrag/reactie zal steeds minder voorkomen = afleren
positieve en negatieve bekrachtiger gedrag neemt toe ↑ = een aanleerder
positieve en negatieve straf gedrag neemt af ↓ = een afleerder
gekoppelde basishoudingen van een
leerkracht: waarderen & ondersteunen
leren door imiteren / modelleren / sociaal leren
kenmerken:
• gevolgen van gedrag bij ander waarnemen
• aandachtig en bewust waarnemen
• pas imiteren als je goed hebt onthouden, zich herinneren wat geobserveerd wordt
• gemotiveerd zijn om geobserveerde gedrag te imiteren
• imiteren als je er een motief voor hebt, met andere woorden gemotiveerd zijn om geobserveerde gedrag te imiteren
• lerende wil gelijkenis vertonen met model
• in staat zijn om geobserveerde gedrag te reproduceren
• vb. Laura zag hoe Els van de turnleraar een compliment kreeg voor haar pass tijdens de balletles. Zij probeert nu hetzelfde.
, een cognitivistische visie op leren
behavioristische model blijkt niet meer voldoende om de processen te verklaren, er komt interesse voor wat er gebeurt in de
black-box (= waar de lerende informatie verwerkt)
de lerende geeft betekenis aan informatie = betekenisgever
informatietheoretische benadering: leren is het verwerken en opslaan van informatie (computermodel)
Bruner & Ausubel: de mens zoekt altijd en overal, zelfstandig en actief informatie en verwerkt dit creatief, op die manier geeft
hij richting aan zijn gedrag
elke mens heeft een kennisstructuur / representatiesysteem met schema’s (feitelijke kennis) en scripts (procedurele kennis)
een nieuwe kennisstructuur ontstaat wanneer een lerende nieuwe kennis integreert, door te koppelen aan aanwezige
ankerbegrippen
input geeft aanleiding tot een
informatieverwerkingsproces en uiteindelijk een
output
informatie uit de omgeving selecteren en
opnemen om hier vervolgens betekenis aan te
input I
verwerking
-
output geven (input)
de informatie coderen, actief bewerken en
voorzien van een persoonlijke betekenis om die
daarna op te slaan als nieuwe kennis in het
langetermijngeheugen (verwerking)
op basis van de informatie beslissingen nemen
of betekenisvolle handelingen stellen (output)
inzichtelijk leren
kenmerken:
• Aha-erlebnis: het inzicht treedt plots op
• inzicht kan in gelijkaardige situaties worden gebruikt: als inzicht verworven is, is een transfer mogelijk
• oplossing die geen resultaat oplevert, gaat men niet meer proberen
• men gebruikt volledige situatie om tot inzicht te komen.
oefening:
wanneer Hannah, een kleuter, wil een snoepje halen uit een kommetje dat op tafel staat dan lijkt dat op het eerste gezicht niet zo
eenvoudig. Hannah strekt zich lang uit, maar tevergeefs. Plots stapt ze echter naar de stoel en schuift hem bij de tafel. Nu kan ze aan
de snoep!
probleemoplossend denken
trail & error
, een constructivistische visie op leren
bouwt gedeeltelijk voort op de cognitivistische visie op leren
leren = een actief en sociaal proces waarbij nieuwe kennis wordt gekoppeld aan voorkennis.
- interactie is belangrijk
- beginsituatie? hoe kunnen we de nieuwe dingen hieraan verbinden?
- lerende = belangrijke rol en moet zelf kennis opbouwen
lerende zelf staat centraal en bouwt zelf zijn kennis op.
kennis van een individu = subjectieve kennis, want we geven elk onze eigen invulling
leraar voorziet een uitdagende & gevarieerde leeromgeving, de lerende bouwt samen met anderen en al onderzoekend kennis op
het leerproces =
actief: lerende verwerkt informatie op een actieve manier tot persoonlijke kennis, lerende is een actieve ontvanger
betekenis verlenend / constructief: informatie koppelen aan kennis & ervaringen en dan subjectiveren (= je geeft er je eigen
betekenis aan)
cumulatief: bouwt voort op reeds opgeslagen kennis (voorkennis), kennis vasthaken aan voorkennis
zelfregulerend: lerende is in staat om eigen leerproces in handen te nemen, bij te sturen…
doelgericht: lerende moet een doel krijgen om naartoe te werken, het geeft richting aan het leerproces
gesitueerd van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling: leerinhoud in context brengen
behaviorisme:
leerlingen = passief
leerkracht = allesweter
constructivisme:
hoe kunnen we dat oplossen? misschien kan ik
als leerkracht leren van de leerlingen
een connectivistische visie op leren
• het is belangrijker om toegang te hebben tot kennis dan als lerende de kennis te bezitten
• leren en werken zijn met elkaar verbonden, leren is een continu proces
• technologie heeft een impact op onze hersenen. Bepaalde tools beïnvloeden onze manier van denken, maar kan ook
leerprocessen ondersteunen
• informeel leren wordt een belangrijk aspect van de leerervaring