Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Robert S. Feldman €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Robert S. Feldman

2 revues
 127 vues  8 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Goede samenvatting van 50 blz. Alles staat erin! Dit betreft het boek Ontwikkelingspsychologie, geschreven door Robert S. Feldman, 7e editie. Veel gebruik van kleur om duidelijkheid te creëren. Daarnaast gebruik van afbeeldingen en voorbeelden. Voor NTI studenten: samenvattingen van de verplichte ...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 48  pages

  • Oui
  • 11 mars 2018
  • 48
  • 2017/2018
  • Resume

2  revues

review-writer-avatar

Par: geertjemulder • 5 année de cela

review-writer-avatar

Par: karan1995 • 4 année de cela

avatar-seller
1


ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE (afgekort ‘OP’ ook levenslooppsychologie genoemd): de
wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot ouderdom.

HOOFDSTUK 1
Thematische gebieden binnen de OP:
Fysieke ontwikkeling (fysieke opbouw lichaam)
Cognitieve ontwikkeling (beïnvloeding gedrag mensen door groei/verandering in eigenschappen)
Sociale ontwikkeling (Sociale relaties en interacties met anderen)
Persoonlijkheidsontwikkeling (stabiliteit en veranderingen in de eigenschappen die de ene persoon
van de andere onderscheidt).

Leeftijdsgroepen
Prenatale periode (conceptie-geboorte)
Babypeutertijd (geboorte- 3 jaar)
Kleutertijd (3-6 jaar)
Schooltijd (6-12 jaar)
Adolescentie (12-20 jaar)

Leeftijdsgroepen en perioden zijn sociale constructies: Een idee over de realiteit dat weliswaar breed
geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment. Dat wil
zeggen dat de leeftijden niet afgebakend zijn, daar de groei (in alle opzichten) per persoon verschilt.
Cohort: Groep mensen die rond dezelfde tijd op een bepaalde plek is geboren.
Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich binnen de groep (cohort) op dezelfde manier
voltrekken (Bijvoorbeeld: 4jaar> kleuterschool). Dit kan historisch, biologisch (bereiken puberteit),
sociaal of cultureel zijn.
Niet-normatieve gebeurtenis: een specifieke gebeurtenis die effect heeft op de ontwikkeling. Denk
aan het feit dat een zestienjarige in zijn examenjaar een landelijke wiskundewedstrijd wint. Dit is dus
zijn eigen persoonlijke aandeel in zijn ontwikkeling
Cohorteffect: een gevolg van normatieve, bijvoorbeeld: historisch bepaalde gebeurtenissen, dus een
specifiek historisch moment (zoals Bijlmerramp/vuurwerkramp Enschede) wat van invloed is op de
verdere ontwikkeling.
Ras: Biologisch concept wat verwijst naar classificaties die gebaseerd zijn op fysieke en structurele
eigenschappen van soorten.
Etniciteit: bredere term welke verwijst naar culturele achtergrond, nationaliteit, religie en taal.
Aan het eind van de 18e-begin 19e eeuw kwamen er wetten die kinderen tegen uitbuiting in het
arbeidsproces beschermden. In de 20e eeuw werd de ontwikkelingspsychologie een discipline.
Invloedrijke psychologen hierin:
Alfred Binet (pionier op het gebied van intelligentie en onderzoeker naar geheugen en hoofdrekenen)
G. Stanley Hall: de eerste die het denken en het gedrag van kinderen onderzocht m.b.v. vragenlijsten.
Ook schreef hij het eerste boek waarin adolescentie als aparte ontwikkelingsperiode werd gezien.
Een van de belangrijkste kwesties in de OP is de vraag of ontwikkeling op een continue of een
discontinue manier voltrekt.
Continue verandering: geleidelijk en de prestaties vloeien voort uit prestaties van een vorig niveau.
(helling)
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia. (trapsgewijs)
Kritieke perioden: periode in een bepaalde tijd van ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis
grote gevolgen heeft. Zoals de eerste weken van de zwangerschap, hierin kan het kind vatbaarder zijn
voor invloeden van buitenaf en daar ook negatieve effecten van meekrijgen na de geboorte. Of het
hebben van liefdevolle verzorgers in eerste jaren van het leven i.v.m. veilige hechting.

, 2


Gevoelige perioden: een periode waarin bepaalde vermogens optimaal naar voren komen, zoals
leren van taal in de eerste 6 levensjaren. Verschil met kritieke periode (onomkeerbaar) is dat bij de
gevoelige periode de consequenties niet altijd permanent te zijn (meerdere talen zijn aan te leren).
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur kan worden
gewijzigd.
Maturatie: Het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
ook nature genoemd.
Nurture verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.
Nature en nurture zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.


HOOFDSTUK 2

Theorie: verklaring van een interessant verschijnsel die een raamwerk biedt om de relaties tussen
een geordende reeks feiten of principes te begrijpen. Uiteraard is er verschil tussen persoonlijke
theorieën en onderzoekstheorieën . Bij de laatste zijnde theorieën gebaseerd op eerdere bevindingen
en theoretische veronderstellingen. Deze theorieën worden of zijn getest in onderzoek, dit geldt niet
voor persoonlijke theorieen.

Vijf belangrijke perspectieven op de ontwikkeling van het kind:
PSYCHODYNAMISCH PERSPECTIEF Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uit gaat dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten die onbewust zijn en
war geen controle over is. FREUD (1856-1939) had de psychoanalytische theorie waarin onbewuste
krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Volgens Freud heeft elke
persoonlijkheid 3 aspecten:
ID: primitieve, onontwikkelde aangeboren deel wat aanwezig is bij de geboorte: het staat voor onze
primitieve driften die verband houden met seks, honger, agressie en irrationele impulsen.
Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, wat de buffer vormt tussen het ID en de
buitenwereld, wanneer de persoon handelt vanuit het ego, is deze in balans.
Superego: vertegenwoordiging van iemands geweten, onderscheidt tussen goed en kwaad.
Daarnaast voltrekt volgens Freud de psychoseksuele ontwikkeling zich doordat kinderen een aantal
fasen doorlopen waarbij genot, of bevrediging, telkens met een ander deel van het lichaam wordt
geassocieerd. Fasen: oraal/anaal/fallische/genitaal. Als er iets misgaat in een bepaalde fase kan dat
leiden naar FIXATIE (gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict). Voorbeeld: Fixatie op de orale fase kan ervoor zorgen dat een volwassene
voortdurend bezig is met orale activiteiten zoals nagelbijten/eten/roken. Fixatie op anale fase:
overdreven reinheid/vrekkerigheid (vasthouden) of afstandelijkheid (loslaten).
Erikson (1902-1994) ontwikkelde een psychodynamische visie op de psychosociale ontwikkeling met
de nadruk op onze sociale interactie met anderen. We worden zowel gevormd als belemmerd door
omgeving en cultuur. Theorie van Erikson omvat 8 stadia:
1. wantrouwen vs vertrouwen 2. Autonomie vs. schaamte twijfel 3. Initiatief vs schuld 4. Vlijt vs
minderwaardigheid 5. Id vs id-verwarring 6. Intimiteit vs isolement 7. Generativiteit vs stagnatie 8.
Integriteit vs. Wanhoop.
I.t.t. Freud is Erikson van mening dat groei en verandering het hele leven doorgaat. Adolescentie is
het startpunt van de ontwikkeling van een eigen identiteit.

PSYCHODYNAMISCH PERSPECTIEF levert dus veel informatie uit het verleden, maar geeft geen
nauwkeurige voorspellingen voor toekomstig gedrag.

BEHAVIORISTISCH PERSPECTIEF Focus op waarneembaar gedrag. John B. Watson (1878-1959) was
een Amerikaanse psycholoog welke een behavioristische benadering toepaste. Bestuderen van
uiterlijk waarneembaar gedrag, met nadruk op direct waarneembare feiten. Als we de stimuli

, 3


kennen, kunnen we gedrag voorspellen. Denk aan klassieke conditionering en operante
conditionering.
Gedragsmodificatie: Een formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en
ongewenst gedrag te verlagen.
Sociaal-cognitieve leertheorie: benadering van ontwikkeling waarbij de nadruk ligt op leren door
observeren van het gedrag van een andere persoon. Theorie ontwikkeld door Albert Bandura en
voltrekt in vier stappen:Waarnemer moet de cruciale aspecten bewust waarnemen
Waarnemer moet het gedrag kunnen herinneren
Waarnemer moet het gedrag kunnen reproduceren
Waarnemer moet gemotiveerd zijn om het gedrag te leren en uit te
voeren.
Behavioristisch perspectief heeft een grote invloed gehad binnen de OP. Mensen worden beschouwd
als ‘black boxes’ , niets daarbinnen wordt begrepen, er is ook geen belangstelling voor. In de sociaal-
cognitieve leertheorie heeft men wel aandacht voor de mentale processen die onder invloed van
externe stimuli veranderen.

COGNITIEF PERSPECTIEF Benadering van de ontwikkeling die zich richt op de processen die mensen
in staat stellen de wereld te leren kennen, begrijpen en erover na te denken.
Piaget (1896-1980) was een Zwitserse psycholoog die meende dat alle mensen in een vaste volgorde
een reeks universele cognitieve ontwikkelingsstadia doorlopen. ‘eerst grijpen, dan begrijpen.’



1. Sensomotorische stadium (geboorte
tot 2 jaar)
Het sensomotorische stadium kent zes
substadia:


 Geboorte tot 1 maand
 Wijzigen van reflexen in meer
adaptieve, bruikbare reflexen
 1 tot 4 maanden
 Integreren meerdere reflexen
 4 tot 8 maanden
 Meer interesse in wereld om zich
heen
 Herhaling gedrag dat leidt tot plezierige of interessante resultaten
 Nog geen objectpermanentie
 8 tot 12 maanden
 Objectpermanentie: de kennis dat een object blijft bestaan ook al is het uit het zicht
 A-not B error: de neiging om objecten te zoeken op plaatsen waar ze eerder altijd gevonden
zijn en niet waar ze de laatste keer verstopt waren
 12 tot 18 maanden
 Begin experimenteren (spullen in de wc-pot gooien, geluid met lepels maken etc.)
 18 tot 24 maanden
 Deferred imitation: herhaling van andermans gedrag, een tijd nadat het gedrag verschenen is
(indirecte imitatie)

, 4


2. Preoperationele stadium (2 tot 7 jaar)
Het pre-operationele stadium is een mix van indrukwekkende vooruitgang én indrukwekkende
limieten. Een verworvenheid is de symbolische representatie. Hierbij gebruikt men het ene object om
een ander object te symboliseren. Zo kan een banaan bij een klein kind een telefoon voorstellen. Een
andere verworvenheid is het conservatie concept. Hiermee wordt het idee bedoeld dat het enkel
veranderen van de verschijning van een object de basiselementen van dit object niet veranderd.

Een limiet is het egocentrisme. Kinderen zijn geneigd om de wereld alleen vanuit zichzelf te bezien en
zij kunnen zich niet of slecht inleven in anderen. Zij kunnen met andere woorden nog niet
goed perspectief nemen. Dit zorgt ervoor dat kinderen regelmatig langs elkaar heen praten. Een
andere limiet is centratie. Dit is de neiging om te focussen op een enkel, opmerkelijk object of
gebeurtenis en daardoor andere relevante dimensies niet te zien (wat je ziet is wat je denkt)

3. Concreet operationele stadium (7 tot 12 jaar)
 Begin logisch redeneren
 Er is vooruitgang in het conservatie concept
 Het kind heeft nog wel moeite systematisch te denken (zwaardere objecten vallen sneller)

4. Formeel operationele stadium (12+ jaar)
 Mogelijkheid abstract denken (het kind kan zich iets voorstellen van bijvoorbeeld het begrip
'hemel')
 Mogelijkheid hypothetisch te redeneren
 Dit stadium is niet universeel: niet iedereen bereikt dit stadium


Assimilatie: Het proces waarbij mensen een ervaring
interpreteren binnen hun huidige cognitieve
ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Accommodatie: Het proces waarbij bestaande
manieren van denken veranderen in reactie op
nieuwe stimuli of gebeurtenissen.

Kritiek op het Piagetiaanse perspectief is oa dat de
stadia niet zo discontinue zijn als er staat. Groei is
veel meer een continue proces. Hierop is de
informatieverwerkingstheorie ontwikkeld:
Benadering van cognitieve ontwikkeling waarbij men
probeert te achterhalen op welke manieren mensen
informatie coderen, opslaan en terughalen.

Deze theorie wordt ook wel neo-piagetiaanse theorie genoemd; ontwikkeling wordt meer
gekenmerkt door een kwantitatieve verandering. Ons vermogen om met verandering om te gaan
verandert met de jaren, net als de verwerkingssnelheid en onze efficiëntie. Ervaring in bevordering
van cognitie speelt een grotere rol dan Piaget voorstelde.

Cognitieve neurowetenschap: richt zich op de manier waarop hersenprocessen gerelateerd zijn aan
cognitieve activiteit. Voorbeeld: bewegen heeft een positieve invloed op bijv. het geheugen en
leervermogen bij revalidatie na hersenschade. En: hersenen van kinderen met autisme zijn over het
algemeen groter dan kinderen zonder autisme. Critici brengen naar voren dat de theorie beter in
staat is om te beschrijven dan om te verklaren.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marijejelier. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

64438 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  8x  vendu
  • (2)
  Ajouter