Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Practica bijzondere cel- en weefselleer €6,49
Ajouter au panier

Notes de cours

Practica bijzondere cel- en weefselleer

 9 vues  0 fois vendu

Dit document bevat een uitgebreide beschrijving van de preparaten die besproken worden tijdens de practica van bijzondere cel- en weefselleer. Dit document bevat geen foto's maar wel de nummers van de preparaten waardoor deze makkelijk opgezocht kunnen worden.

Aperçu 4 sur 39  pages

  • 18 décembre 2023
  • 39
  • 2018/2019
  • Notes de cours
  • Timmermans
  • Toutes les classes
Tous les documents sur ce sujet (11)
avatar-seller
lisapladys
Practica bijzondere CW Lisa Pladys




Practica bijzonder cel- en weefselleer


Practicum 1: integument

D 2/12 Voetzool (lichaampje van Meissner) - humaan - trichroom (anilineblauw)
Dit is een preparaat van de voetzool van een mens gekleurd met een trichroom
anilineblauwkleuring. Het analineblauw gaat het bindweefsel mooi blauw aankleuren. We hebben
hier te maken met een dikke huid omdat het stratum corneum vrij duidelijk aanwezig is. Een ander
kenmerk van een dikke huid is dat die altijd onbehaard is. De huid zelf gaan we opdelen in 3 zones.
De oranjeroze laag noemen we het epitheel of de epidermis. Het blauwe er onder is ons bindweefsel
dat we de dermis of de lederhuid noemen. Dan hebben we een wittere zone, bestaande uit allemaal
vetweefsel. Dit is de hypodermis. We gaan eerst kijken naar de hypodermis. De vetcellen daarin zijn
zeer grote cellen waarin de kernen en het cytoplasma helemaal naar de kant weggedrukt zijn en de
volledig cel opgebouwd is met een grote vacuole die dan vet gaat bevat. Aan de zijkant zie je dus de
roze, weggedrukte kernen met een beetje cytoplasma errond. Terwijl het grootste deel van de cel de
centrale vetvacuole voorstelt. Ter gevolge van het insluiten kan je allemaal ronde bolletjes
terugvinden. Dit is lucht en dit is een artefact. Ook kan je kleine streepjes zien en dit zijn ook
artefacten. Ter hoogte van de hypodermis kan je ook nog bloedvaten terugvinden. Daarnaast zijn
ook nog zenuwbundels aan te treffen. De epidermis bestaat uit verschillende lagen die we strata
noemen. Op de grens van epidermis en dermis, steunde op de basale membraan heb je het stratum
basale. Vervolgens heb je het stratum spinosum. Dan heb je het stratum granulosum. Daarna het
stratum corneum en tenslotte het stratum disjuctivum. Normaal is er ook een stratum lucidum maar
dat is op dit preparaat niet te zien. De epidermis is een verhoornd meerlagig plaveiselepitheel. Als
we in meer detail gaan kijken naar de lagen zien we eerst het basale membraan. De eerste laag daar
op zijn allemaal kubische cellen die het stratum basale vormen. Vanuit het stratum basale gaan alle
cellen gevormd worden. Dit zijn onze moedercellen die zorgen voor deling waardoor de andere
lagen tot stand komen. De cellen van het stratum basale gaan dus delen en geven dan aanleiding tot
de cellen van het stratum spinosum. Dit is een iets dikkere laag waar verschillende cellen op
verschillende hoogtes voorkomen. De laag krijgt deze naam omdat de cellen onderling met elkaar in
contact komen door middel van allemaal kleine uitsteekseltjes of spina. Lichtmicroscopisch is dit niet
te zien. We zien dit enkel met de elektronenmicroscoop. Die cellen van het stratum spinosum gaan
allemaal keratinevezeltjes bevatten en naarmate die meer naar boven gaan, gaan die alsmaar meer
van die kerantinevezels bevatten. Vervolgens komen we bij het derde laagje of het stratum
granulosum. Dit heeft zijn naam te danken aan de kleine korreltjes die in de cellen voorkomen. Dit
zijn keratohyaliene korrels die filagrine bevatten. Dat filagrine gaat ervoor zorgen dat die
keratinefilamenten nog vaster aan elkaar gaan vasthangen en dus nog sterker verbonden gaan zijn.
Die cellen van het stratum granulosum gaan daarnaast ook nog een andere stof produceren die een
ondoordringbare laag gaat vormen waardoor de bovenliggende cellen geen voedingstoffen meer
krijgen vanuit het dermisgedeelte en die gaan afsterven. Dan komen we ter hoogte van het stratum
corneum. Dit zijn dus allemaal cellen die geen voedingstoffen meer krijgen en sterk verhoornd zijn
omdat ze allemaal van die keratinefilamenten bevatten en die dus eigenlijk gaan doodgaan. Je gaat
dus geen kern meer kunnen terugvinden omdat dit een laag is aan dode, verhoornde cellen.
Wanneer die dan volledig dood zijn, kom je aan de afschilfering die we het stratum disjunctivum
noemen. Onderaan gaat de epidermis aanleiding geven tot allerlei uitstulpingen die we de
epidermiskammen noemen. Alternerend daarmee heb je de uitstulpingen van de dermis, de


1

,Practica bijzondere CW Lisa Pladys


dermispapillen. Doordat die epidermiskammen en dermispapillen elkaar alterneren krijg je dat beide
zeer stevig aan elkaar vast zitten. Dit afwisselen zorgt er ook voor dat wij een vingerafdruk hebben.
Het voorkomen van die kammen en papillen is dus bij iedereen vrij uniek. Dan komen we aan het
dermisgedeelte. De dermis bestaat uit dicht onregelmatig collageen bindweefsel. Hier kan je 2
verschillende lagen in terugvinden. Het stratum papillaire vormt de dermispapillen en is dus het
bovenste gedeelte. Dit is meestal iets losmaziger. Daaronder heb je het stratum reticulare. Daar
vinden we enkele typische structuren. Dit zijn de zweetklieren. Als we in meer detail naar de
zweetklieren kijken dan zien we dat dit tubulaire klieren zijn die sterk gewonden zijn. het epitheel is
eenlagig en we vinden ook myoepitheelcellen terug die kunnen contraheren waardoor het secreet
vanuit de kliercel vrijgesteld kan worden naar het lumen. Dit is een exocriene klier want die gaat zijn
secreet afgeven via een afvoergang. Deze afvoergangen hebben een 2-lagig kubisch epitheel. Je kan
op dit preparaat ook nog 2 tastorgaantjes terugvinden. Dit zijn de lichaampjes van Meissner en de
lichaampjes van Vater en Patcini. De lichaampjes van Meissner vind je terug ter hoogte van uw
dermispapillen. Wel niet verwarren met bloedvaten die voedingstoffen naar de levende lagen van de
epidermis gaan vervoeren. Het lichaampje van Meissner is eerder eivormig. Het is opgebouwd uit
allemaal gemodificeerde gliacellen of Shwancellen die in een eiachtig of ovoid lichaam gelegen zijn.
je ziet daar allemaal evenwijdig lopende lijntjes in. Dit zijn de gliacellen. Daartussen loopt een
zenuwvezel maar deze is lichtmicroscopisch niet waarneembaar. De functie van dit lichaampje is om
langzame bewegingen over de huid waar te nemen. De zenuwvezel gaat signalen door geven naar
centraal waardoor je beseft dat je iets gevoeld hebt op je huid. Dan hebben we nog de lichaampjes
van Vater- Pacini. Deze vinden we ter hoogte van de hypodermis. Deze structuren zijn vrij groot en
omkapseld door bindweefsel. Ze hebben een uivormig structuur. Ook hier hebben we weer
concentrisch gerangschikte gemodificeerde gliacellen en ook hier loopt weer een zenuwvezel door
die niet waarneembaar is. Deze cel heeft als functie de snelle vibraties over de huid waar te nemen.

D 2/11 Cutis (onbehaarde huid) – hond - HE
Dit is een preparaat van een onbehaard huid, ookwel de cutis genoemd van een hond. Dit vinden we
terug op de zoolkussentjes. We hebben een HE kleuring gebruikt dus alles is mooi rozepaars.
Bovenaan hebben we de epidermis waar we weer de verschillende lagen kunnen terugvinden
biggende met het stratum basale. Ter hoogte van het stratum basale kan je bruine stipjes aantreffen,
dit zijn melaninekorreltjes die bepalen welke huidkleur je hebt. Vervolgens hebben we het stratum
spinosum. Dan het stratum granulosum. Ook hier weer geen stratum lucidum maar gaan we meteen
over naar het stratum corneum. Tenslotte het stratum disjunctivum. We hebben dus ook weer
verhoornd meerlagig plaveiselepitheel. Je kan ook weer epidermiskamen en dermispapillen
aantreffen. Daaronder ligt de dermis zelf. Hier is het onderscheid duidelijker tussen het stratum
papilare en het stratum reticulare. Het stratum papilare is iets losmaziger en rozer van kleur. In het
stratum reticulare treffen we de zweetklieren aan. Je kan hier eventueel ook weer lichaampjes van
Meissner terugvinden in de dermispapillen maar die zijn niet te zien op alle preparaten. Er zijn
enkele strekkingsartefacten te zien. Deze niet verwarren met afvoergangen.

D 2/2 Cutis (onbehaarde huid) - humaan – HE
Hier hebben we weer een preparaat van de cutis maar nu van de mens. Ook weer gekleurd met een
HE kleuring. Dit preparaat is iets minder duidelijk. Het bovenste gedeelte dat volledig roze is, is de
epidermis. De rest is allemaal dermis. De hypodermis ontbreekt. De dermis heeft weer een
gelijkaardige opbouw als bij de vorige preparaten. De epidermis heeft hier wel een duidelijk stratum
lucidum. Dit is het enige preparaat waarbij dit duidelijk zichtbaar is. Dit is een fel laagje waarin je
geen cellen of kernen kan terugvinden. Voor de rest vinden we wel dezelfde lagen terug.



2

,Practica bijzondere CW Lisa Pladys


D 4/2 Zwoerd (licht behaarde huid) - varken - AZAN
Dit is een preparaatje van het zwoerd van een varken. Dit is licht behaarde huid want een varken is
nu eenmaal niet zo hard behaard. We gaan in het roze weer een epidermis terugvinden en in het
blauw de dermis. Het witte is de hypodermis. De lagen zijn weer hetzelfde. Bij behaarde huid is de
huid dunner dus we gaan zien dat de lagen van de epidermis veel dunner zijn dan in de voorgaande
preparaten. Het stratum granulosom gaat zelfs bijna afwezig zijn. We zien hier al haartjes maar die
gaan we verder bespreken in de volgende preparaten. In de buurt van de haartjes komen er
structuren voor. Dit zijn apocriene zweetklieren. Dit zijn klieren met een heel wij lumen en aan hun
apicale kant hebben ze een klein beetje cytoplasma dat gaat uitpuilen naar het lumen toe. Dit zijn
net iets andere apocriene klieren dan bijvoorbeeld die dat we terugvinden bij de melkklieren. Het
zijn eerder uitzonderingen.

D 3/1,2,7 Integumentum commune (behaarde huid) - humaan - AZAN
Dit is een preparaat van de behaarde huid. De haartjes zijn hier overlangs doorgesneden. We vinden
bovenaan een epidermis die dunner is als voorgaande preparaten. Dit is typisch voor een behaarde
huid. Steunend op de basale membraan vinden we het stratum basale. Daarboven hebben we het
stratum spinosum. Het stratum granulosum is bijna afwezig. Dan hebben we een dun stratum
cornum en disjunctivum. We vinden weer epidermiskammen en dermispapillen. De dermis kunnen
we ook weer opdelen in een stratum papilare en een stratum reticulare. Voor de rest vinden we
epidermale derivaten dus afkomstig van de epidermis, namelijk haartjes. Op de plaats waar het
haartje tevoorschijn komt uit de huid zal de epidermis gaan instulpen en vormt zo de uitwendige
wortelschede. Die uitwendige wortelschede bestaat uit levende cellen van het stratum basale en het
stratum spinosum. Ook de basale membraan gaat mee instulpen en zich rond het haartje leggen
maar gaat zich iets verdikken. Het is een blauw laagje dat geen cellen of kernen bevat. Deze verdikte
basale membraan noemen we de glasmembraan. Het uiteinde van het haartje noemen we de bulbus
met daarin een verdikte structuur die de naam bindweefselpapil krijgt. Het is vanuit deze
bindweefselpapil dat het haartje en de inwendige wortelschede ontstaat. In de papil liggen allemaal
levende cellen die gaan groeien en delen en alsmaar meer gaan verhoornen en dus keratine
bevatten om uiteindelijk het haar te vormen. Het haar zelf is dus een dode structuur. Hetzelfde geldt
voor de inwendige wortelschede. Deze inwendige wortelschede zal wel nog een laagje van levende
cellen bevatten. De buitenste laag van dode cellen noemen we de laagje van Henle. Het binnenste
gedeelte dat wel uit levende cellen bestaat noemen we het laagje van Huxley. Samen vormen deze
dus de inwendige wortelschede. Als we meer naar boven gaan blijft enkel het verhoornde laagje van
Henle over dat in het oranje te zien is. Ter hoogte van de haartjes vinden we ook de talgklieren. Dit
zijn holocriene klieren. Langs de buitenzijde bevat deze celletjes met een mooie kern. Deze cellen
gaan talg produceren dat ze opslagen in hun cytoplasma. Uiteindelijke gaan de cellen zo groot
worden dat de kern pycnotisch wordt en na een tijd heb je een cel die volledig gevuld is met talg. Die
cel gaat dan vrijgesteld worden naar de buitenwereld toe. Voor de rest vinden we ook nog
zweetklieren. Een andere structuur die we terugvinden is glad spierweefsel. Dit is te herkennen aan
de spoelvormige cellen met een langgerekte kern. Deze spiercellen vormen de musculus arrector
pilli. Deze gaat contraheren als we het koud hebben waardoor het haartje recht komt. Het kan ook
nog zijn dat je een zenuwbundel terugvindt.




3

, Practica bijzondere CW Lisa Pladys


D 3/5,6 Integumentum commune (behaarde huid) - humaan – AZAN
Dit is ook een preparaat van de behaarde huid maar nu zien we allemaal dwarse doorsnedes. Als we
kijken naar doorsnede C dan zien we aan de buitenkant een bindweefselschede met roze kernen van
de bindweefselcellen. Dan hebben we een roze laag met veel kernen. Dit zijn de levende cellen van
de uitwendige wortelschede. Binnenin zou het haarpijltje moeten zitten maar dit is niet altijd het
geval. Soms kan je gewoon een witte ruimte terugvinden. Dan hebben we een laagje van levende
cellen. Dit is het laagje van Huxley van de inwendige wortelschede. Het oranje laagje is het laagje van
Henle.

L 1/4 Neus met sinusharen - rat- AZAN D 10/1,7 Nagelaanleg – humaan - AZAN
Dit is een preparaat van de neus van een rat. We hebben een azankleuring gebruikt dus al het
bindweefsel is hier blauw. In het midden vinden we hyalien kraakbeen van het neusseptum. Aan
weerszijde van het neusseptum heb je dan de neusholtes met de conchea. Als we meer naar buiten
toegaan vinden we epidermis en dermis met veel haartjes en talgkliertjes in want we zitten hier
weer met een behaarde huid. Onderaan vinden we eerder grote structuren die we de sinusharen
noemen. Deze sinusharen hebben centraal een haartje, soms zelfs 2. Dit haartje zal ook weer
verhoornd zijn. rondom het haartje vinden we de binnenste en de buitenste wortelschede. In het
oranje vinden we de sterk verhoornde binnenste wortelschede. Eerder in het roze, waar je ook
enkele kernen in kan terugvinden hebben we de buitenste wortelschede. Dan zien we een zone met
bindweefsel rondom het haartje. Dit is de binnenste bindweefselschede. Buitenaan hebben we ook
een buitenste bindweefselschede. De opdeling tussen beide komt tot stand door veneuze sinussen.
Deze kunne we ook opdelen in 2 soorten. Zo heb je een anulaire sinus die mooi rondom het haartje
zelf licht. We hebben ook nog trabeculaire sinussen die voorkomen in de bindweefselsepta van de
bindweefselschede. Dit zijn veneuze sinussen dus we gaan hier rode bloedcellen in terugvinden. De
functie van een sinushaar is het detecteren van beweging. Bij aanraking gaat het bloed in de
sinussen bewegen. Deze sinussen gaan de beweging doorsturen naar een zenuwbundel. Die
zenuwbundel gaat zijn signaal doorsturen naar centraal waardoor het dier weet dat het iets heeft
aangeraakt. In de buitenste bindweefselschede kan je soms dus ook zenuwbundels aantreffen. In
principe kan je ook talgklieren terugvinden maar die zijn niet op elk preparaat aanwezig.

D 10/1,7 Nagelaanleg – humaan - AZAN
Dit is een preparaat van de nagelaanleg. Centraal vinden we de vingerkootjes. Daaraan kunnen we
zien dat dit foetaal weefsel is want we kunnen nog heel veel kraakbeen aantreffen. We hebben dus
het vingerkootje met daarrond het perichondrium. Normaal is dit periost maar we hebben hier nog
geen bot. Daarrond vinden we het bindweefsel van de dermis en helemaal buitenaan de epidermis.
In de dermis kunnen we haartjes, zweetklieren en talgklieren aantreffen maar die zijn nog niet goed
ontwikkeld. Op een bepaald moment gaat de epidermis instulpen. Dit is de plaats waar de nagel
gevormd gaat worden. Die ingestulpte epidermis is het stratum basale en het stratum spinosum. Dat
het nagelbed gaat worden. Het feloranje is de nagel zelf of ook wel de nagelplaat genoemd. Meer
achteraan heb je de nagelmatrix waaruit de nagel gevormd wordt. Dit is het epidermaal derivaat dat
effectief gaat delen, dat gaat verhoornen en verder de nagel vormen. Wanneer de epidermis instulpt
ter hoogte van de nagel noemen we dat de nagelplooi. Ter hoogte van de nagelplooi naar boven toe
heb je iets meer verhoornde epidermis. Dit is het eponychium, het einde van de nagelplooi. Dit is het
witte randje bovenaan op je nagel. Ook het uiteinde van het nagelbed is sterk verhoornd en noemen
we het hyponychium.




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisapladys. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52510 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté