Geschiedenis van het publiekrecht en de politiek
Hoofdstuk 1: Definitie: “geschiedenis van het publiekrecht en de
politiek”
A. Geschiedenis
1. De historische benadering is een meta-juridische benadering
Rechtsgeschiedenis is een meta-juridische benadering van de wetgeving. Dit wil
zeggen dat er uit een andere invalshoek naar het recht wordt gekeken. In dit geval is
dat vanuit een geschiedkundige invalshoek. Meta-juridische vakgebieden bestuderen
het recht dus vanuit een andere wetenschap en zijn interdisciplinair.
Hier recht tegenover staat het positief recht (of vigerend/objectief recht), waar de
jurist mee omgaat, wat het recht is dat op een bepaald tijdstip op een bepaalde
plaats geldt. Het recht dat vandaag in België van kracht is, is dus het positief recht. In
de rechtsgeschiedenis stapt men dus uit het juridische paradigma 1 en bestudeert het
vanop een afstand. Een voorbeeld hiervan is kijken naar hoe een bepaalde wet in de
grondwet tot stand is gekomen, bijvoorbeeld: niet ‘mogen twee mannen trouwen?’
maar ‘waarom mogen twee mannen trouwen?’.
Een rechtshistoricus bestudeert de interactie tussen recht en macht, politiek, religie,
techniek, klimaat, onderwijs… Een voorbeeld van een interactie tussen recht en
techniek: maatregelen die getroffen moeten worden tegen computercriminaliteit door
de opkomst van de computers. De rechtsgeschiedenis is ontstaan in ‘die
Historische Rechtsschule’ (een groep onderzoekers die werkt binnen een bepaald
wetenschappelijk paradigma). Eén van de grondleggers hiervan is Carl Friedrich
von Savigny. Hij was van mening dat het positief recht een resultante is van een
historische evolutie. Om die reden drukt het recht dan ook de ‘ Volksgeist’ uit. Een
agrarische staat moet bijvoorbeeld vanzelfsprekend een ander recht hebben dan een
industriële staat. Het Romeins Recht klopt dus niet voor elk land, want elk recht is
een uitdrukking van de ‘volksgeest’. Voor een goed recht moet men dus de
geschiedenis van het land kennen.
2. De wisselwerking tussen recht(swetenschap) en
geschiedenis(wetenschap)
Geschiedenis dient recht
Heuristiek
Recht en geschiedenis spelen op verschillende vlakken voor elkaar een
ondersteunende rol: de geschiedenis dient het recht en vice versa. Bijvoorbeeld: Op
het vlak van de heuristiek2 moet de jurist zich steeds bewust zijn van het tijdsverloop
tussen de feiten en het moment waarop er geoordeeld moet worden over de
juridische gevolgen voor diezelfde feiten. In principe moet een geschil worden
beoordeeld aan de hand van het recht dat gold op het moment van de feiten.
Normen3 mogen normaal gezien geen retro actieve 4 werking hebben. Een moord uit
,2023 kan dus niet beoordeeld worden aan de hand van een wet uit 1970. Dit heeft
echter wel een aantal uitzonderingen en men zal dus steeds goed moeten letten op
de overgangsbepalingen5 van geconsolideerde of nieuwe wetten. Een voorbeeld
hiervan zijn testamenten, waarvan er 3 soorten bestaan: een eigenhandig testament,
een notarieel testament11 en een internationaal testament12. Tijdens het Ancien
Régime moesten deze verplicht worden opgesteld door de pastoor. Na de Franse
Revolutie en de Code civil moest niet een pastoor maar een notaris optreden voor de
vormelijke geldigheid6. Dit duidt op de regel: tempus regit formam actum7. Voor de
materiële geldigheid13, oftewel de inhoudelijke vraag wat aan wie moet worden
gelegateerd8, kijkt men naar de wet op het moment van het openvallen van de
nalatenschap, oftewel de sterfdatum van de testator. Als deze stierf na de Code civil,
dan moest voor de vererving naar de nieuwe wetgeving (Code civil) gekeken worden.
Dit was met de bedoeling om misbruik van de pastoor (in dit geval) te vermijden,
hetzelfde geldt bv. voor een dokter die iemand bijstaat in zijn laatste ziekte. Een
andere regel van het Internationaal Privaatrecht is: locus regit formam acti9. Formam
duidt op de vorm van het document.
Interpretatie
Dit gaat over het correct begrijpen van de normen binnen hun historisch kader. Dit
kan a.d.h.v. de wetshistorische methode, wat inhoudt dat men moet zoeken in de
totstandkomingsgeschiedenis van de wettekst op zoek naar de ratio legis (= de reden
van de wet) (hiervoor kijk je naar de voorbereidende documenten van de wet) om
deze zo correct toe te passen (het wettelijke land), of de rechtshistorische
interpretatie, waarbij men meer op zoek gaat naar de indirecte bronnen van een
norm en gebruikt daarbij niet alleen de voorbereidende documenten, maar ook
andere wetgeving, rechtspraak en rechtsleer, de gewoonte, beginselen… (het
werkelijke land). à Gaat dus op zoek naar de bredere maatschappelijke en
wetenschappelijke context waarbinnen een norm ontstaan is en verder geëvolueerd
is.
Voorbereidende documenten van de (formele) wet 14:
• WetsONTWERP of wetsVOORSTEL
• Memorie van toelichting of toelichting
• Advies Afdeling Wetgeving Raad van State
Al deze stukken zullen ingediend worden bij het parlement voor een
verslag van de parlementaire commissie, bv de commissie economie,
milieu…
• Verslag parlementaire commissie
• Amendementen
• Ontwerp goedgekeurd in één kamer
è RATIO LEGIS = De reden van de wet
Wetsontwerp of wetsvoorstel: Een initiatief tot het maken van een norm
genomen door de regering (de uitvoerende macht), is een wetsONTWERP.
Als dit initiatief genomen wordt door het parlement dan is dit een
wetsVOORSTEL.
De Memorie van toelichting of een toelichting:
, - Een memorie van toelichting: Een lange tekst die uitlegt waarom men
die wet wil maken, die bij elk wetsONTWERP (regering) moet gemaakt
worden.
Dit is enkel verplicht bij een wetsONTWERP
- Een toelichting: Een korte toelichting waarom het parlement die wet wil
maken.
Dit is verplicht en enkel toegelaten voor een wetsVOORSTEL.
Advies Afdeling Wetgeving Raad van State: Advies en/of kritiek dat
gegeven wordt op een wetsONTWERP door de afdeling wetgeving van de
Raad van State. à Enkel verplicht bij een wetsONTWERP (controlemiddel
op de regering), voor een wetsVOORSTEL is dit vrijblijvend.
Verslag parlementaire commissie: De specialisten van het desbetreffende
vakgebied zullen dit bestuderen/bediscussiëren, al dan niet dingen
veranderen, en zullen uiteindelijk de vraag stellen: ‘Willen we deze wet wel
of niet?’. Over deze discussie wordt dan een verslag gemaakt: het verslag
van de parlementaire commissie.
Amendementen: Als het hele dossier uiteindelijk bij het parlement komt,
dan zal dit met alle parlementsleden bediscussieerd worden (in het
halfrond dus). Aangezien zij vertegenwoordigers zijn van onze wil, mogen
zij nog wijzigingen doorvoeren, deze worden amendementen genoemd.
Ontwerp goedgekeurd in één kamer: Vervolgens wordt erover elk van die
artikelen en de wet in zijn geheel gestemd door het halfrond. Bij een
meerderheid is deze goedgekeurd.
Deze wet moet (op federaal niveau) door de koning ondertekent
worden, dit noemt men ‘de bekrachtiging en de afkondiging van de
wet’. Dit is de datum dat wordt meegegeven aan de wet. Deze wet
gaat dan eindelijk van kracht als het in het Belgisch Staatsblad
wordt afgekondigd.
Als men nu de wetshistorische interpretatie toepast, dus de ‘Ratio legis’ zoekt, dan
zeggen vooral de memorie van toelichtingen en het verslag van de parlementaire
commissie waarom deze wet tot stand is gekomen.
- Rechtshistorische interpretatie: Men kijkt hierbij ook naar hoe het recht
geëvolueerd is, en niet enkel naar de totstandkomingsgeschiedenis van
de wet, om de wet beter te begrijpen. Bijvoorbeeld het gelijkheidsbegrip
dat in 1831 inhield dat alle Belgen gelijk zijn, mits je een man bent, en
het gelijkheidsbegrip nu waar wel iedereen gelijk is voor de wet, dus
ook vrouwen. Of het cijnskiesrecht van toen in vergelijking met nu (dat
elke meerderjarige mag stemmen, op enkele uitzonderingen na).
Historisch argument (Historisch denken om de inhoud van het recht te
begrijpen):
, Dit speelt vandaag een minder grote rol, omdat de kennis véél toegankelijker
is dan vroeger door het internet. Maar dit is een beroep doen op het verleden
om uit te zoeken wat de verworven rechten waren en dus om de inhoud van
het recht te kennen. De rol van archieven en de aanstelling van archivarissen
door vorsten speelt hier een belangrijke rol in. Een voorbeeld van zo een
archief is het Belfort van Gent, waarin de verworven rechten bewaard werden.
Bovendien kan de rechter beroep doen op een gerechtelijk expert om achter
de inhoud van de feiten te komen. Bijvoorbeeld in negationismeprocessen
duidt de rechter een gerechtelijke deskundige aan om de feiten te bestuderen
en een conclusie te maken, een historicus in dit geval.
Recht dient geschiedenis
Een historicus zal zich steeds baseren op historische bronnen. Hiertussen kan men
een onderscheid maken tussen “zuivere” rechtsbronnen en historische (in dit geval
de juridische bronnen, oftewel alle geschriften i.v.m. het recht. Voorbeelden hiervan
zijn testamenten, boedelbeschrijvingen, erfenisaangiftes… Hierdoor weten we
bijvoorbeeld hoe men in een bepaalde tijd leefde, omdat ze de meubels beschrijven
die ze anderen nalieten.):
- Rechtsbronnen: De bronnen, niet voor de geschiedenis, maar de
bronnen voor het recht. Het gaat hier dus over de bronnen voor de
vraag: ‘Waar komt het recht vandaan?’. Op zijn beurt wordt er hier weer
een onderscheid gemaakt tussen formele en materiële rechtsbronnen:
o Materiële rechtsbronnen: Dit zijn de bronnen die over de inhoud
van ons recht gaan, dus hier stelt men de vraag: “Waar komt de
inhoud van ons recht vandaan”. Wat er bijvoorbeeld inhoud aan
ons recht geeft is: het klimaat (klimaatsverandering), de religie,
de politiek, de techniek, de economie… Bijvoorbeeld als je wil
weten waarom men in Spanje verplicht een siesta moet houden
tijdens de middag, dan heeft de inhoud van die regel te maken
met het klimaat.
o Formele rechtsbronnen: Dit zijn de bronnen die over de vorm
van het recht gaan, dus m.a.w. ’Hoe is het recht ontstaan?’. Het
recht ontstaat vooral op 5 manieren:
1) De wet (in de materiële zin à belangrijkste bron van recht):
2) De rechtspraak: De manier waarop het recht ontstaat. Dit ontstaat wanneer
rechters dag na dag uitspraken doen over geschillen in de maatschappij en
daar recht bij toepast.
3) De rechtsleer/doctrine: Alle mogelijke geschriften over het recht, bijvoorbeeld
een krantenartikel over het recht/de wet.
Dit zijn de geschreven bronnen en kunnen historische bronnen zijn.
4) Het gewoonterecht: Dit is het ongeschreven recht dat tot stand komt door de
maatschappij. (HT2)
5) De algemene rechtsbeginselen: Heel algemene principes (beginselen) van het
recht, bijvoorbeeld het principe dat rechters altijd een uitspraak moeten doen.