Inleiding welvaart en ongelijkheid (WO)
Deel 2: Hoe komt welvaart tot stand?
Hoe werkt de economie?
- Wat is productiviteit?
- Hoe wordt het BBP berekent?
- Hoe werkt een vrije markt (vraag en aanbod)?
- Wat zegt Keynes?
Wij zoomen in op de gemengde economie, die de basis vormt van onze welvaartstaat. Belangrijke taak
voor de overheid!
Rol van de vrije markt?
- De vraag staat centraal!
- Het marktmechanisme zorgt voor dynamiek en efficiëntie
-> Vb. Vraag, behoefte aan water dus je koopt een flesje.
Productiviteit = sleutel tot welvaart Vb. Ik kan werken aan 14euro per uur door de productiviteit van een
restaurant
- Wij zoomen in op de gemengde economie, die de basis vormt van onze welvaartstaat.
- Naast de vrije markt heb je de overheid als centrale regulator van de welvaartstaat.
- Kernvraag: Wat zijn de belangrijke taken van de overheid?
Rol van de overheid in de vrije markt?
Overheid = Scheidsrechter van de vrije markt
Voorwaarden scheppen voor een goed-functionerende vrije markt:
- Groot aantal spelers op de vraag- en aanbodmarkt
- Homogene producten
- Vrije toegang tot de markten
- Alle marktpartijen zijn perfect geïnformeerd
,Taak van de overheid in de gemengde economie?
Sociaal beleid en milieubeleid = Overheid zorgt voor sociale en ecologische correcties Vb. Parijs
akkoord, akkoord van alle landen (overheden) over de klimaatcrisis
Taak van de overheid in de gemengde economie?
- Overheid zorgt voor uitbouw van goede collectieve voorzieningen (parken, wegen,..)
- Overheid beheert de “commons” (Lucht, oceanen,…)
Deel 3: Hoe wordt deze welvaart verdeeld?
Focus op de (her)verdeling van de welvaart.
- de primaire inkomensverdeling
- de secundaire inkomensverdeling
- de tertiaire herverdeling.
We bekijken ongelijkheid en inkomensverdeling, en de rol van de welvaartstaat als sociaal
herverdelingsinstrument.
- Overheidsfinanciën
- Wat doet ongelijkheid met een mens?
Enkele uitdagingen voor SW-ers
- De klimaatuitdaging/catastrofe
- Aanpak ongelijkheid in de wereld
- Noodzaak en aanpak migratie
Hoofdstuk 1: Wat is economie en hoe denken economen?
1. De twee betekenissen van het woord “economie”
1) The economy -> Economie als werkelijkheid, economie als letterlijke wetenschap
= “The economy” -behoeftebevrediging staat centraal (wat? = gestuurd door de vraag) -produceren,
verdelen en aanwenden van middelen die voor behoeftebevrediging in aanmerking komen (hoe?)
2) Economics -> Economie als menswetenschap
= “Economics” invalshoek
= schaarsteverschijnsel
,= de beperking van de mogelijkheden om alle behoeften te bevredigen.
-> Keuzes maken, zelfs rijkste mensen moeten keuzes maken met budget (niet elke dag een huis)
Dus: -streven naar behoeftebevrediging (behoeften veranderen naar omstandigheden) -daarvoor
omgaan met schaarse middelen
-streven van mensen naar welvaart
-individueel en collectief (land, regio,…)
Economie = een jonge wetenschap
Adam Smith (1723-1790): “An Inquiry into the Nature and Causes of Wealth of Nations.” Periode van:
Verlichting, Industriële Revolutie en uitbreiding van de wereldhandel. -> Oprichter economie (man NK)
2. De kern van het probleem: schaarste verplicht tot kiezen
2.1 Schaarste
- Behoeften = Vraag (consumenten)
- Productie = Aanbod voortbrengen van de middelen tot behoeftebevrediging. (producenten) -> De
vraag stimuleert het aanbod (individueel of collectief)
Spanning tussen behoeften en middelen = schaarsteverschijnsel of welvaartstekort
- Relatief begrip: zowel in tijd als in ruimte verschillend (water, muskietennet, internet, pruik,
smartphone, winterjas,…). (Vb. Vroeger niet met vliegtuig op vakantie) (Vb. Vraag naar klompen
vroeger, nu niet meer)
- De toename van de middelen volstaat niet om het schaarste probleem op te lossen!
2.2 Economisch handelen is kiezen
- De schaarste van de beschikbare middelen verplicht ons om te kiezen.
- Kiezen gebeurt op basis van voorkeuren, preferenties of prioriteiten (Vb. auto’s). - Schaarste ≠
absoluut tekort (Vb. Wc papier tijdens corona was absolute schaarste)
= legt beslag op de ingezette (ook niet-materiële) middelen, deze kunnen niet meer voor andere
doeleinden aangewend worden (keuze vrije tijd en arbeid; hout van de schrijnwerker)
-Keuzes worden niet alleen gemaakt op individueel en gezinsniveau, maar ook collectief (groepen,
organisaties, landen, etc…). Bvb bij het opmaken van een begroting voor gezin, scoutsgroep, bedrijf,
district, nationale regering. (Vb. Met de scouts op kamp, België koopt nieuwe wapens voor oorlog
tegen Rusland)
- Ook niet-monetaire factoren spelen hierbij een belangrijke rol (vrije tijd, psychologische voldoening,
status, cultuur, uitstraling,…) Vb. Broodje met iemand kopen (niet- monetaire factoren
, =geen tijd om brood te smeren, gezelligheid) Vb. Minder werken voor meer vrije tijd
- Opportuniteitskosten
= de waarde van de gederfde baten van het beste alternatief dat niet gerealiseerd werd
= wat je mist omdat je iets anders koos!
Vb. Robinson Crusoe = Wat ga ik doen op een onbewoond eiland vandaag? - Ananassen plukken, dan
heb ik er 6 - Vissen vangen, dan heb ik er 3 -> Door 1 van de 2 te doen loop ik het andere mis.
- Kiezen volgens het optimalisatie-principe
= Met de schaarse middelen een zo groot mogelijke bevrediging van de behoeften (vb generische
medicatie, ruimtelijke ordening)
= Doelmatig handelen om de welvaart te optimaliseren. = Maximaliseren van de baten én
minimaliseren van de offers
3. Behoeften
Economie is de wetenschap die het menselijk handelen bestudeert in zijn streven naar
behoeftebevrediging en daarvoor schaarse middelen inzet.
3.1 Soorten behoeften
- Individuele behoeften: primaire (behoud van het leven en zekerheid) en hogere (leven aangenamer
maken) behoeften Vb. Ik heb dorst -> ik drink. Je hebt ook zelf gekozen om water te drinken
- Collectieve behoeften: de gemeenschap bepaalt hoeveel middelen voor de bevrediging van welke
behoeften worden ingezet en wie hiervoor moet betalen Vb. belastingen, legerdienst, burgerdienst,
onderwijs, leger, fietspaden)
3.2 Kenmerken van behoeften
- Verzadiging, maar terugkerend in de tijd
- Veelvuldig en onbeperkt (mens = vat zonder bodem)
- Rangorde in belangrijkheid, verschillend per individu (voorkeuren of preferenties)
- Niet alleen individueel maar ook collectief
- Veranderlijk in tijd en ruimte (technologie, cultuur, welvaart, lokale omstandigheden) Vb. Bruin zijn
lelijk, nu schoonheidsideaal
4. Economische goederen
Economische goederen:
= schaarse middelen om behoeften te bevredigen