Klassieke sociologische theorie
- Compte en positivisme = 12/10
- Marx = 19-26/10 16/11 verslag
- Durkheim = 9-16/11 30/11 verslag
- Weber = 23-30/11
- Studiedag 7/12
- Mead = 14-21/12
Inleiding
Theorie = algemene verklaring van welomschreven verzameling van feiten of gebeurtenissen, zo mogelijk
bevestigd door consistente dataverzameling of experimenten
Feiten die je ziet openstellen voor toetsing
Niet algemeen aanvaard zijn uitspraken = toetsbaar (! Peer review)
Model = visuele, verbale of wiskundige representatie van een wetenschappelijke idee of theorie
Paradigma = een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen helpt te begrijpen en verklaren.
1 basisvoorbeeld gebruiken en toepassen op sociologische fenomenen
Vb. ruil = gesprek, liefde, vergaderen, ... = ruil van kennis, aandacht, ...
Fenomenen bekijken als verschillende paradigma’s = kader/denkbeeld toepassen
T. Kuhn: ‘kennis = groeiende boom’
Geen geleidelijke groei veranderingen, crisissen, breuken, ...
4 breukmomenten: kader aanvullen kader = vol nieuw kader maken (generatie)
Fase 1 = normale wetenschap als oplossen van puzzels
Fase 2 = anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
Fase 3 = crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
Fase 4 = nieuwe fase van ‘normale wetenschap’
Geen duidelijke paradigma’s: wetenschappers denken nooit op zelfde moment in zelfde kader
Verscheidenheid van paradigma’s naast elkaar (vb. Weber en Durkheim = zelfde moment)
Sociologie = polyparadigmatische wetenschap ( verschillende paradigma’s vergelijken)
Stroming en traditie: Nisbet – the sociological tradition
- Stroming = denkwijze in dezelfde richting (vb. Marxistische stroom, Weberiaanse, ...)
- Traditie = ideeën van generatie naar de andere waarde aan hecten kritisch bekijken
Oude kennis = niet verloren ‘doorkennis’
Verkeerde opvattingen = invloed op latere opvattingen
Sociologisch denken = erfenis positivisme, sociale problemen, wens ‘eigen tijd’ begrijpen
,Ontwikkeling van de sociologische theorie:
1. Klassieke fase: eigenzinnige auteurs
Compte, Marx, Durkheim, Weber, Simmel, Mead, ...
2. Moderne fase: paradigmata
Functionalisme, conflicttheorie, ruiltheorie, symbolisch, interactionisme, ...
Parsons, Merton, Dahrendorf, Homans, Blumer, Goffman, ...
3. Eclecticisme en nieuwe synthesen
Elias, Berger, Habermans, Bourdieu, Luhmann, Bauman, Collins, Castells, Latour, ...
4 hoofdparadigama’s: (ruwe oefening voor onderscheid)
2 basisvragen: Is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd? Gaat sociaal gedrag uit van individu of
collectieve actor?
1 paradigma tegelijk
Samenwerking (functioneren) betekenis conflict ruil
Betekenis: handelen in sociaal verband = betekenisvol interactie teweegbrengen
1. Ruil = gedetermineerd (keuze afhankelijk van voorkeur) + individu (elk heeft eigen voorkeur)
2. Conflict = gedetermineerd (Vaste klasse met waarden) + collectiviteit (klassen kunnen botsen)
3. Samenwerking = vrij (systemen stellen waarden) + collectiviteit (systemen = grote gehelen)
4. Betekenis = vrij (vanuit denkvermogen) + individu (interageren!)
Verwantschap tussen klassieke auteur en paradigmata:
- Comte: positivisme/functionalisme
- Durkheim: positivisme/functionalisme
- Marx: conflictparadigma
- Weber: Sociaal handelingsparadigma
- Mead: Symbolisch interactionisme
,Comte en het positivisme
Positivisme = een filosofie die zich enkel op waarneembare feiten baseert (zie ook empirisme) en alle
metafysische filosofie en theologie, alsook normatieve kennis of ethiek en breder alle kennis die niet
zintuiglijk controleerbaar is, verwerpt.
- Filosofie: lijn van positivisme
Condorcet (verlichting), Saint-Simon (), Comte neopositivisten en ‘logisch positivisten’
Kennis nodig voor samenleving
- Sociologie: doorgedrongen van positivisme
Door Comte en Durkheim (sociologie = sociale feiten positivistische definitie)
- Politiek/beleid en verwetenschappelijkte cultuur: alledaags fenomeen
Feiten, cijfers, ... noodzakelijk voor macht + populisme
Comte: hybride positivistische droom
- Veralgemeende wetenschappelijkheid kennismaatschappij
- Sociologie = koepelwetenschap
Reorganisatie met sociologie = synthetische wetenschap ( onderwerp = hele mensheid)
Kennis = over de ontwikkeling van de mensheid, alle kennis en hoe verworven
Voordien: religie (te fantasie) en metafysica (te abstract) samenhang, orde en overzicht
- Neiging naar sciëntocratie
Handelen = toegepaste wetenschap
- Wetenschap = cultus (van de mensheid) hoe de maatschappij zou moeten werken
Comte = hoge priester van deze religie belachelijk maken van zijn ideeën
Katholicisme zonder christelijkheid = positivisme
- Positivisme: doel = wereld herinrichten (wetenschappelijk totalitarisme)
Heden: effect op opvatting over feitenkennis en handelen, technologie, ...
Vooruitgang door kennis ( geloof) zelfde effecten voor verbetering samenleving
- Lesgever aan proletariërs
- Samenvatting van eigen leer opvatting overbrengen van positivisme
Kennis = stabiliserend (Comte) kennis = revolutionair (Marx)
Algemeen positivisme:
- = wetenschappelijk totalitarisme dat mensen en dingen te pakken wil krijgen, hen op ene juiste
plaats zet en optimaal laat functioneren
- Feitenkennis = bepaald ons leven + efficiëntie en productiviteit
Saint-Simon
= utopisch socialist inrichting van de samenleving na de Franse en Amerikaanse revolutie
- Net zoals Comte = droom van vormen en begrijpen van HELE samenleving
- Afstammeling Karel de Grote? + krijgt de taak om wetenschap te unificeren door Karel
Zelfmedelijden en zelfoverschatting (bedelbrieven) ≈ uitvinding le doctrine industrielle
Einde van sociale onrust?
, Levensdoel: wetenschap redden (kant van arbeiders en revolutionaire in revolutie zelf van adel)
Alghele reorganisatie van onderwijs en opvoeding = broederlijkheid ≠ elitair
- Getekend door tijdsgeest (Franse revolutie)
Politieke vernieuwing (liberté, égalité, fraternité ou la mort)
Kennismaatschappij
Technologische innovatie (uitvindingen – the lunar society)
- Algemeen synthese van kennis ‘le principe organisateur’
Nieuw: georganiseerde samenleving herhaling van gewoontes en tradities
Fysico-politiek = kennis van natuurwetenschap voor werking maatschappij
“travail sur la gravitation universelle” = zwaartekracht zorgt voor eenheid heelal
Kennis verzamelen van verschillende universiteiten en belangrijke wetenschappers
Encyclopedisch project: positieve fusie = systematisch samenbrengen van nieuwe kennis
Verspreiden, verbeteren en toepassen van kennis
L’organisateur: afbakening = vestiging van kennismaatschappij = wetenschap gestuurd
Koppeling macht, kennis en organisatie
Conclusie: menselijke vooruitgang ≈ fysio-politiek en sciëntistisch centralisme
- Kennis = middel tot industrialisering hervorming van het parlement
Leiders van de productie = natuurlijke leiders van samenleving (≠ edel en legisten)
Parlement ≠ stem van het volk = stem van de wetenschap (besturen ≠ heersen)
3 kamers:
1: kamer van uitvinding (ontwerpers, architecten, kunstenaars, ...)
o Verfraaiing en organisatie
2: kamer van onderzoek (natuurwetenschap, wiskundigen, ...)
o Toetsen op haalbaarheid + organisatie onderwijs
3: kamer van uitvoering (industriëlen)
Overige wetgeving: directe democratie + wetenschappelijk despotisme
Comte: geen inbreng van het volk
Heden: hervormingen ter modernisering ≈ technocratie + populisme
Gedachte-experiment ‘le parabole’: als alle wetenschappers sterven = probleem
Als alle koningen, ministers, ... sterven = geen probleem
Combinatie van beide!
- Le nouveau chritianisme: gulden regel = negatieve moraal
Goede moraal = arbeid plaats van samenwerking en liefde
Nadruk op belang rationele en efficiënte werkverdeling (Taylor)
Beloning arbeid: evenredigheid liefdadigheid en armenzorg (!arbeid)
Liefde = samenwerking steun en hulp
Oplossing tot armoede Comte = Altruïsme S-S = samenwerking
- Tout par l’industrie, tout pour elle
≠ Utopisch socialist geen gemeenschappelijk bezit + geen revolutie
Eigendomsvraagstuk: hervorming tvv productiviteit en rijkdom
Industrie en wetenschap + beloning hard werken
Negeren van ongelijkheid, zwakkeren, huidige bezittende klasse, ...
Nieuwe industriële orde: hard genoeg werken volgens idee van wetenschap
Alles door de industrie, alles voor de industrie !
- Saint-simonisme: samenleving van volgers + samenwerken uniform!
Jas = niet alleen aan kunnen doen nood aan andere!
Afschaffing privébezit (sekte) = afhankelijkheid aan elkaar