Deel 1: Inleiding tot het recht
1. ALGEMENE INLEIDING
Recht = voor iedereen en dagelijks:
Vb: - eten kopen in supermarkt = dagelijks verbindingsrecht
- schadevergoeding bij ongeval aansprakelijkheidsrecht
- Scheiden burgerlijk recht Verantwoording:
- dronken rijden = met straf strafrecht o Recht = zaak van alle burgers
- Geflitst op autosnelweg strafrecht o Ied w met recht geconfronteerd
- FOTO Elvis met deepface privacywetgeving o Recht =/ moraal
- FOTO terroristen recht op verdediging o Recht =/ godsdienstige regels
Wat is recht?
• Een geheel van algemeen geldende normatieve regels
ü Verbodsbepalingen – gebodsbepalingen – normen die toelating bevatten –
organieke regels
ü Dwingend recht – aanvullend recht
ü Algemene normen – individuele normen
• Normen die de ordening van het maatschappelijke leven beogen
• Door de staat opgelegde of ontvangen en bekrachtigde normen
• Afdwingbare normen
• Objectief vs subjectief recht (obj = rechtsregels i/h geheel, subj = bevoegdheid, “ik heb het
recht
Vb: ik heb het recht om te trouwen, eigenaar te zijn v/e huis,… om…”
1) Nieuwe wetten = te kennen via Belgisch staatsblad (elke dag)
1. Rechtsregels
2. Afdwingbaar? = sanctie
Recht enkel door overheid
t 3. Door overheid
4. Doel: orde maatschappij
Godsdienst moraal 1. Fatsoen = hoe je
geacht te handelen
2. =/ afdwingbaar, enkel
Moraal VS recht:
slecht geweten
Vb: euthanasiewet, abortuswet,
Vb: je gaat toch niet mee naar de film met je vriend =/ recht = fatsoenregel
Godsdienst VS recht
Vb: zondag = sabbat =/ werken, huwelijk, feestdagen godsd heeft invloed op recht
Rechtsregels:
1) Verbodsbepaling (= verboden)
vb: moorden, drugs handelen, door rood licht rijden
2) Gebodsbepaling (= moeten we doen)
vb: bel. Betalen, hulp verlenen in nood, verzekering auto betalen, betalen in supermarkt
3) Toelating (overheid stemt toe iets te doen)
vb: alcohol vanaf 16j, vergunningen (bouw, concert)
4) Organieke regels (hoe iets georganiseerd moet w)
1
, Vb: # voorzitters in rechtbank, staatscultuur
2
,
Opdracht:
- materiele bev en territoriale
- Territoriale rechtbank : welke rechtbank en welke afdeling (gent, brugge,…)
3
, Dwingende rechtsregels Aanvullende rechtsregels
= MOET ze naleven anders sanctie = van toepassing tenzij men afwijkt
(mag nt afwijken) Vb: TV kopen en pas betalen wnr
1) Van openbare orde ontvangen MAAR verkoper kan
Vb: niet doden voorschot vragen en dat mag
2) Van goede zegen (fatsoen)
Vb: openbaar dronken
3) Ter bescherming v/d zwakken
Vb: minderjarigen, armen, voetganger, huurder, wn’s, consument
Algemene rechtsnormen
= regel die voor ied van toepassing is in zelfde situatie
Vb: huurder, aankoper huis
Een rechtssubject of
Individuele normen persoon is een
drager van
= normen die betrekking hebben op bep. rechtssubject subjectieve rechten
Vb: notaris, koning heeft privileges: kan moord plegen zonder sancties en plichten.
RECHT:
1. Rechtsregel
2. Afdwingbaar sactie door overheid
3. Door overheid
4. Doel: orde maatschappij
Regels opgesteld door overheid = op verschillende niveaus
provinciaal
gewestelijk
gemeentelijk vb: vuilophaling, boete wildplassen
Afdwingbare normen
= als rechtssubjecten hun verplichtingen niet vrijwillig nakomen, worden ze door de overheid
afgedwongen deze als nog na te komen
Sancties: dwangsommen, ontbinding vd overeenkomst,… (door overheid)
Normen die orde i/d maatschappij beogen
2) Scheppen v orde = verhinderen van ‘wet vd sterkste’
3) Mogelijkheid voor elk burger om zijn individuele behoeftes na te streven
4) Openbare diensten inrichten (waarvoor privé-initiatief ongeschikt is)
5) Wet moet rechtvaardig zijn voor de rechtssubjecten (anders zal die niet lang volhouden)
4