Cultuurgeschiedenis: Nieuwste tijd
Inleidende les:
Aan wat denk je als je denkt over ‘cultuur’?
Taal (laat toe om te communiceren en zal een bepaalde gemeenschap verenigen)
Traditie (het wordt gedeeld door mensen)
Antropologie
o = Antropologie bestaat uit het bestuderen van de mens van het verleden als van het
heden. Het woord komt van het Griekse anthropos (mens) en logia
(studie). De antropoloog bestudeert zowel mensen als hun naburige soorten, zoals
lemuren, apen en andere primaten.
o Betekenis geven aan zaken.
o Richt zich expliciet op de betekenis van cultuur.
1. Wat is cultuur?
Uit het boek van John Tosh (historische methode) verklaart men dit als volgt:
Het is een netwerk met als betekenis dat we ons een eenheid voelen door middel van elementen dat
ons verbind (bv: religie). Het omvat in principe alles het gaat van religieuze ideeën tot dingen die niet
erkend zijn.
▪ Niet erkende logica’s zijn: Als iemand zou vragen aan ons wat onze cultuur is
dan weten wij dat ook niet exact. We begrijpen elkaar wel maar we
begrijpen niet waarom we een soort zelfde cultuur delen. Het is soort logica
die niet erkend wordt van de mensen die aan die cultuur deelnemen.
De studie van de antropologie is heel erg beïnvloedt geweest door de linguïstiek.
, 2. Hoe komt het dat deze elkaar beïnvloedde?
Belangrijke linguïsten zijn:
1) Ferdinand de Saussure
Heeft bijna niks geschreven
Heel veel invloed op menswetenschappen
Een Zwitserse docent
Zijn notities zijn een eigen leven beginnen leiden omdat hij zo inspirerend lesgaf voor het
20st -eeuwse denken.
De linguïstiek was op dat moment heel erg historisch gericht. Taalkunde was eigenlijk een soort
geschiedenis van diachronisch. Doorheen de tijd was men bezig met een oertaal, een taal waaruit
alles is ontstaan, naar bepaalde taalgroepen, de manier hoe talen uit elkaar groeien/gegroeid zijn,.
Men wou weten in de geschiedenis of er één mensenkoppel heeft bestaan waaruit men zich verder
heeft ontwikkelt of dat er één ras is waaruit alles verder is geëvolueerd.
Men deed hetzelfde voor taal. Komen de talen van één oorsprong of zijn deze op verschillende
plaatsen ontstaan en is het dus minder historisch dan dat we denken?
De Saussure wil een logische verband zien tussen de betekenaar en het betekende. Talen zijn een
systeem die heel arbitrair (willekeurig) in elkaar zitten met fonemen, klanken verschillende
betekenissen generen. Bv: Boek en broek lijken heel sterk op elkaar en toch is er geen rede in de
natuur waarom deze twee objecten hetzelfde zijn of een verwantschap hebben. We moeten stoppen
met te kijken aan verwantschap (bv boek en broek) van woorden en meer naar de structuur van het
woord. Deze zitten arbitrair in elkaar.
Hij doet dit door middel van twee distincties:
Langue en parole
De gesproken taal (parole)
Mensen spreken voortdurend woorden uit, men is de hele tijd taal aan het produceren
Er gaat vooraf de langue aan te pas maar deze kunnen we niet bestuderen, behalve via
de parole.
o Waarom staat op het einde een e, of d, dt,.. ? Dat weten we niet exact want dat
heeft te maken met een bepaald systeem achter onze parole. Zonder dat we het
kennen. We gebruiken het maar het is een niet erkend besef van het system dat
in de taal aanwezig is. Dat komt door de socialisering van de taal. We passen het
systeem (de langue) dan toe maar er is alleen maar parole. De taalkundigen
bestuderen daarom de parole om te weten hoe de langue in elkaar zit.
,De Saussure vindt het minder belangrijk om de nadruk te leggen op de geschiedenis, het diachrone
maar meer op het synchrone (=voortdurend onderscheid te maken tussen fonemen). Of
taalelementen op één bepaald moment in de tijd bestuderen.
Antropologen zullen dat idee gaan toepassen op culturen: kijken naar cultuur alsof het
een taal is. (voorbeelden culturele antropologen: Clifford Geertz)
2. Clifford Geertz – think description
Hij bestudeerde hanengevechten in Bali. De klassieke antropoloog die zich
verplaatst naar een ex-kolonie van Nederland, merkt dat dit een groot ding
is en van grote betekenis is van de Balinezen. Hij schrijft dan ook dat
wanneer hij begrijpt waarom deze gevechten zo een belangrijk gegeven zijn
voor deze Balinezen, hij pas de cultuur zal begrijpen. Hij zal door middel van dit klein
gegeven, de observatie, proberen een studie te maken van de Balinese cultuur. Dit doet
hij door think description:
▪ Het beschrijven van iets (dat doen antropologen altijd).
▪ Er komt iemand van een andere cultuur onze les observeren (waaronder
ook de taal) om dan zo een breder beeld te vormen van een cultuur.
Onze professor ontmoet een collega en sluit kort zijn linker ooglid terwijl
zijn ander openblijft. Het kan een betekenis hebben en dit probeert hij te
achterhalen. Hij merkt dat zijn communicatie naar de studenten anders
verloopt dan bij zijn collega’s. De studenten weten dat weten dat onze
professor knipoogt naar sommige mensen maar iemand die niks van
onze langue kent, ziet alleen de parole, die blijkbaar gebeurd maar die je
niet weet hoe die in elkaar zit. Men probeert te achterhalen of er een
betekenis achter zit. Misschien komt het door leeftijd, hiërarchie, door
gender,..
• Door middel van think discription zal hij laag na laag proberen te
ontcijferen waarom de prof zijn linker ooglid naar beneden doet.
Dit de De Saussure ook in zijn taalstudie. Hij observeert hoe de parole gebruikt wordt en van daar ga
je als linguïst terugkeren hoe de taal in elkaar zit.
Probleem bij dit soort benaderingen?
Je blijft ergens beslissen welke lagen je toevoegt en dit is moeilijk te vermijden.
Het is een zeer rechtlijnige benadering.
Te veralgemeen (van één iets extrapoleren naar het geheel)
Er zijn ook subculturen aanwezig.
o Moeilijk om te vatten in think description
Hoe denk je die verandering in zo een systeem?
o Het gaat altijd van het systeem uit, de langue, waaraan je heel moeilijk kunt
onttrekken.
, Hierop komt reactie:
3. William H. Sewell jr- thin coherence
Er is wel zoiets als coherentie in een cultuur maar die lijn is heel dun. De thick description probeert
een eenheid te reconstrueren, iets tot een eenheid maakt. Daar waar culturen dunner aan elkaar
hangen wordt onzichtbaar door thick description.
= Het begrip coherentie heeft in de tekstlinguïstiek en de sociolinguïstiek betrekking op de manier
waarop een gesproken of geschreven tekst conceptueel samenhangt en/of door de luisteraar als
inhoudelijk samenhangend wordt ervaren.
Coherentie is in de taalkunde een begrip dat het mogelijk maakt om de relatie tussen twee of
meer uitspraken die een discours vormen te verklaren . Met andere woorden, een
coherentierelatie vormt een middel om een relevant verband tussen twee uitspraken in dezelfde
taaluiting te verduidelijken . Een discours is inderdaad niet beperkt tot een eenvoudige reeks
uitspraken, maar vereist ook dat deze uitspraken een verband tussen hen aantonen. Delen met
het begrip cohesie, heeft het begrip coherentie de rol ervoor te zorgen dat een discours correct
wordt geformuleerd. Het begrijpen van coherent discours omvat dus niet alleen de individuele
interpretatie van elke uiting, maar ook de manier waarop deze uitingen zich tot elkaar
verhouden 1 , 2 , 3 .
Een reeks coherente uitspraken zou bijvoorbeeld als volgt kunnen worden geformuleerd:
• Paul eet een appel. Hij houdt erg van fruit.
In het bovenstaande voorbeeld kunnen we begrijpen dat het onderwerp Paulus een appel eet
omdat hij van fruit houdt. Deze uitingen zouden hun consistentierelatie verliezen als
het apple- object zou worden vervangen door iets anders dat geen fruit is, zoals in het volgende
voorbeeld:
• Paul eet een broccoli. Hij houdt erg van fruit.
Terwijl het begrip cohesie dient om een plausibele opeenvolging van uitspraken in een discours in
stand te houden, maakt het begrip coherentie het mogelijk om deze uitspraken op een duidelijke
en logische manier samen te voegen. Om dit te doen, moet het rekening houden met de
verschillende contextuele aspecten van het betrokken discours 1 . We vinden onder andere
de kennis van de wereld in het bezit van de mensen die bij het discours betrokken zijn (spreker(s)
en gesprekspartner(s)). In die zin kunnen we aannemen dat er een grote hoeveelheid relationele
kennis aanwezig is die het mogelijk maakt om het verband tussen twee voorgestelde uitspraken te
verklaren 2 .
• Paulus danst. Hij is gelukkig.
In het bovenstaande voorbeeld zou een lezer liever de consistente relatie tussen het feit dat Paul
danst en het feit dat hij gelukkig is in twijfel trekken. De uitspraken kunnen echter coherent zijn als
men ervan uitgaat dat er in de contextuele situatie een logisch verband bestaat tussen het feit dat
Paul gelukkig is en de reden waarom hij danst. Dit fenomeen lijkt aan te tonen dat de noodzaak
om plausibele consistentie tussen twee of meer uitspraken te maken een natuurlijk onderdeel is
van ons vermogen om taal te begrijpen 2 .