HANDVATEN VOOR DE KLINISCHE
PRAKTIJK
HOOFDSTUK 1: WERKEN MET MOEILIJK/ LASTIG/ WEERSTANDIG GEDRAG
1. MOEILIJK GEDRAG HEEFT VAAK TE MAKEN MET:
- Weerstand
- Wantrouwen
- Enge visie/paardenbril
- 2 gezichten
- Geen respect
- Houdt geen rekening met anderen
- Een egocentrische attitude
- Erg neiging om over grenzen heen te gaan
- Geen empathie
- Gebrekkig zelfinzicht
- Gebrekkig ziekte-inzicht
- Extern attribueren
- Leugenachtig
- Niet willen meewerken
- Te dicht willen komen
2. WAT IS MOEILIJK GEDRAG?
- Zegt iets over hen (hun stijl, aanpak, persoonlijkheid)
- Zegt iets over ons als hulpverlener (onze gevoeligheden, onze verwachtingen,
onze dromen)
- Is subjectief!
- Moeilijke mensen -> moeilijk gedrag –> of nog beter, moeilijk begrijpbaar
gedrag
2.1 WANNEER IS EEN MENS MOEILIJK?
Mens = moeilijk als
- Gedrag gesteld wordt dat niet verwacht wordt, dat afwijkt van wat je wil (als
hulpverlener)
- En wanneer we verwachten dat dit lastige gedrag verandert
2.2 SOORTEN MOEILIJKE MENSEN (OVER HET ALGEMEEN)
1. Persoonlijkheidsstoornis (uit zich op niveau van interactie)
2. Depressie (heel veel wanhoop ; hopeloosheid van patiënt zet zich over op de
hulpverlener)
3. Weerstand (niet willen meewerken of doen wat jij als hulpverlener best acht)
4. Grenzeloosheid (over jouw grenzen en die van anderen heengaan – geen ‘dijken’ )
,2.3 BEHANDELING /AANPAK BIJ “MOEILIJKE” MENSEN:
- Probeer niet te ‘genezen’ want dat lukt toch niet
- Wel strategieën helpen ontwikkelen zodat ze uit de problemen kunnen blijven
of minder in conflict komen met de omgeving
3. BOKS – BANT METAFOOR: OM MOEILIJK GEDRAG MEER BEGRIJPBAAR TE MAKEN
Wanneer het gedrag van patiënten/cliënten afwijkt van de verwachtingen van de
hulpverlener, beschouwen ze dit gedrag als lastig. HV willen dit gedrag zo snel mogelijk
aangepast zien, maar hier wordt vaak vergeten dat dir ‘moeilijk’ gedrag een vorm van
weerstand is en dat weerstand altijd wel ergens een oorsprong kent.
De ‘lastige’ cliënt wordt hierdoor geconfronteerd met hulpverleners die een
‘BOKS’ houding aannemen:
De “B” staat hierbij voor Betutteling, de “O”
voor Overbezorgdheid, de “K” voor Kritiek en
de “S” voor Straf.
Doelstelling van dit ‘boksen’ is het lastige gedrag
zo snel mogelijk om te buigen naar meewerkend
gedrag.
BETUTTELEN:
- “komaan man, het is 8u, je moet opstaan om onze sessie mee te volgen, anders
ga je niks bijleren en het is belangrijk dat je weet wat je moet veranderen in je
leven”
OVERBEZORGD:
- “je moet meedoen aan de sessies want anders ga je depressief worden”
KRITIEK:
- “Hé om 7u is het ontbijt en om 9u moet je deelnemen aan de sessie. Het is hier
geen hotel en gisteren was je ook al te laat”
STRAF :
- ‘Als je vandaag niet naar de sessie gaat dan moet je de volgende weken ook niet
meer deelnemen en mag je niet meedoen aan de quiz vanavond’.
‘Boksen’ treedt op wanneer HV eigen referentiekader voor maatgevend aanneemt en
deze toepast op de cliënt.
We denken te weten wat goed is voor cliënt, zonder stil te staan bij functie van de
weerstand die heerst bij cliënt
Gevolg: weerstand bij cliënt wordt groter
3.1 REFERENTIEKADER VAN DE PATIËNT
,Het referentiekader van de patiënt/cliënt wordt gekenmerkt door:
- Kwetsbaarheid
- Stress
- Zelfbescherming
- Rouw
Wanneer we niet de moeite nemen om vast te stellen wat de kwetsbaarheid van een
patiënt is , welke vormen van zelfbescherming hij hanteert, welke factoren hij als stressor
beleeft en waarover hij rouwt, zullen we nooit begrijpen waarom de patiënt is zoals hij is
en zich gedraagt zoals hij zich gedraagt.
Niet ‘boksen’ betekent dus vooral dat we oog hebben voor het referentiekader van
de patiënt, voor het ‘waarom’ van de weerstand. Als we begrijpen waaruit
weerstand komt, wat de functie is van weerstand, kunnen we verbinding creëren.
Gedrag kan dan nog altijd als ‘lastig’ ervaren worden, maar wanneer je
begrijpt waaruit het komt, wordt het vaker makkelijker hanteerbaar voor de
hulpverlener én dus uiteindelijk ook voor de cliënt.
3.2 WAT ZORGT VOOR ‘LASTIG’ GEDRAG? WAT ZORGT VOOR ‘WEERSTAND’?
Heel vaak heeft ‘ongewenst’ gedrag te maken met stressoren bij de cliënt/patiënt, met
kwetsbaarheden, met copingsmechanismen en met rouw.
+
Moeilijk gedrag door afwezigheid van drie basisbehoeften
+
Ook ‘doelen’ verklaren waarom iemand moeilijk doet:
- Macht kijrgen
- Aandacht krijgen
- Wraak nemen
- Onkunde/ tekortkomingen in de verf zetten
Vanuit het besef van kwetsbaarheid en rouw wordt ‘lastig gedrag’/weerstand een stuk
inzichtelijker en kan de hulpverlener proberen een ‘BANT’ te scheppen’ met de patiënt.
Een band (in dit geval ‘bant’) scheppen wil niet zeggen dat je als hulpverlener
zomaar alles klakkeloos moet aanvaarden.
Een ‘bant’ ontwikkelen slaat eerder op het compenseren van de ‘tekorten’, het
omgaan met de beperkingen en met de ‘eigenaardigheden’ en het ontwikkelen en
bekrachtigen van restcapaciteiten.
Een ‘bant’ scheppen staat voor ‘bekrachtigen’, assertief zijn’, ‘negeren’, en
‘time-out’
3.3 BANT SCHEPPEN VIA 4 WEGEN
, - Bekrachtig positief en gewenst gedrag
- Wees assertief niet agressief! – model
functie: toon hoe je open kunt zijn over
grenzen op een constructieve manier
- Negeer negatief gedrag – wanneer het niet rechtstreeks gericht is naar iemand
anders en wanneer het niet schadelijk is. Niet alle negatief gedrag moet
beteugeld worden
- Time out wanneer het niet te negeren ongewenst en onaccepteerbaar gedrag is.
Dan moet actie worden ondernomen. Over time out wordt niet gediscussieerd en
er wordt ook niet te veel aandacht gegeven aan het negatieve gedrag.
Laat duidelijk zijn dat een ‘band’ scheppen niet wil zeggen dat je geen grenzen mag
scheppen als hulpverlener. Grenzen stellen kan vaak net heel hulpverlenend zijn, ookal is
dit niet altijd wat de cliënt of patiënt in eerste instantie wenst. Juist door grenzen te
stellen wanneer dit aangewezen is kan je een emotioneel veilig klimaat creëren
3.4 CONCLUSIE
We moeten dus één belangrijke vraag stellen: waarom stelt deze cliënt dit moeilijk
begrijpbare gedrag?
- Door moeilijk gedrag beter te proberen te begrijpen kan verbinding gecreëerd
worden met de cliënt/patiënt en dreigt de situatie niet vast te lopen in discussie,
weerstand, afwijzing, ontgoocheling,…
- Verbinding betekent indien nodig ongewenst gedrag afwijzen en soms zelfs
afsgrenzen, zonder evenwel de persoon in kwestie af te wijzen.