Inleiding tot de kunstwetenschappen
College 1-10
➢ Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………2
➢ Van Plinius tot Van Mander……………………………………………………………………………………………………9
➢ Barok en de academische kunsttheorie……………………………………………………………………………….18
➢ Rubinarium…………………………………………………………………………………………………………….……………27
➢ Hegel, formalisme en Marxisme…………………………………………………………………………………………..27
➢ Iconologie vs. Kennerschap………………………………………………………………………………………………….37
➢ Feminisme……………………………………………………………………………………………………………………………46
➢ De ‘turns’……………………………………………………………………………………………………………………………..53
➢ Materiaal-technisch onderzoek……………………………………………………………………………………………61
➢ Postkoloniale en globale benadering……………………………………………………………………………………64
Academiejaar 2022-2023
1
,*Examentype: 100% openvragen, bekijk de titels goed, ken de historische context, overeenkomsten
en verschillen kennen, namen van wetenschappers en schilders kennen en aan de juiste theorie
linken, termen goed kennen, bij elke stroming 1 voorbeeld van een kunstwerk kennen, maak tijdvak
van de stromingen
Overzichtelijke samenvatting van elke les
College 1. Inleiding
kunst = eigen aan de menselijke soort, maar niet aan de moderne mens.
Mens niet enkel geïnteresseerd over maken, maar ook bespreken v kunst (alfa
wetenschappen -> niet exact)
het was gebruikelijk dat houtsnijders meer
betaalt kregen dan schilders. Vb. rechtszaak
Leonardo da Vinci (15e eeuw)
Pathosformel: een term die is bedacht door de Duitse kunsthistoricus en cultuurtheoreticus Aby
Warburg (1866-1929) in zijn onderzoek naar het hiernamaals van de oudheid.
Komt voor als emotionele en psychische geladenheid en vorm niet meer los van elkaar kunnen
worden gezien. Het gaat om de emotionele kracht van bepaalde visuele metaforen.
Was op zoek naar de manier waarop het rationele en irrationele werd geuit in de kunst
Drie actoren bij de studie van kunst
1 Materiële conditie en fysieke kenmerken
= gewoon kijken: hoe groot, met of zonder kader,…
➔ Begint met een observatie en eindigt met een beschrijving
-Materiaal & techniek
kunstwerk =2D of 3D, natuurwetenschappelijke technieken (vb. infrarood), of
andere
-Geschiedenis of provenance
=keurmerken (kwaliteitsoordeel), afkomstmeren, achterkant
-Conditie/ bewaartoestand
=Natuurlijke veroudering of menselijke alteraties, verkleuringen,
craquelure (kleine barstjes)
2
, - Verandering door menselijke ingreep -> vb. het lam Gods
• Aanpassing van het formaat (vb. Claudius Civilis van
Rembrandt)
• Overschildering
• Transfer van paneel naar doek
• herstellingen
Vorm en stijlanalyse
=vandaag doen we liever met tijdvak, vb. vroegmoderne kunst, ipv. Stijl, vb.
Barok.
-Stijlkenmerken om werk te beschrijven
Afmetingen, contour, compositie, ruimte, licht, kleur, beweging,
standpunt,…
➔ Bepaalde vormkenmerken zijn meer dominant in een bepaalde stijl,
die soms tijdsbepaald is, maar meestal in retrospectief
(terugblikkend naar het verleden) is bepaald
➔ Bepaalde stijl drukt de “geest” van een heel tijdperk uit
- Contouren
Verschil lineaire en picturale schilderijen (scherpe contouren vs.
Schilderachtige contouren die diffuus zijn)
Iconografie
=Wat betekent het/ wat zie je?
-Sacrale iconografie
=Teksten als inspiratie voor kunstwerk
Voorbeeld: Bijbel, apocriefe verhalen (staan niet in de Bijbel) en
Devotionele teksten (=religieuze teksten)
-Profane iconografie
=Wereldlijk
= goddeloze beeldbeschrijving
Kunstwerk in relatie met andere werken
- Voorbereidend werk
= schetsen, voortekenen
- Beeldtraditie: continuïteit of verandering
=sommige onderwerpen blijven terugkomen zoals liggend naakt
- Hyperrestauratie en vervalsing
Emile Renders werken kopen & Jef van der Veken hyper restaureren
- Kopie
Vb. De rechtvaardige rechters van Jan Van Eyck
Auteurschap en dateren
=Signatuur of monogram MAAR
3
, - Niet iedereen doet aan signeren
- Kunstenaar of iemand anders kan het ook vervalst hebben
Materiaaltechnische technieken om te dateren (vb. acrylverf is recent
uitgevonden, schilderij kan dus niet oud zijn
2 kunstenaar vroege kunstgeschiedschrijving = Biografisch
➔ zo veel over mogelijk over kunstenaar leren
Voorbeeld: Geboorte, opleiding, sterfdatum, reizen, religie, lichamelijke
staat, …
-> Dit komt terug in primaire en secundaire bronnen
- Primair = archief en egodocumenten, interview, foto, …
- Secundair = Biografie, memoires, monografie, …
! Door wie, wanneer en waarom werd de bron opgesteld? Heel
belangrijk want kan invloed hebben op manier van schrijven.
3 toeschouwer Hoe naar een kunstwerk wordt gekeken hangt af van:
- Persoonlijke referentiekaders
Vb. Sociale klasse, opleiding, esthetisch gevoel, politieke of
religieuze overtuiging,… =Maatschappelijke context
- Eigentijdse(=historische) of latere toeschouwer
➔ Nadruk ligt meestal op 1 van deze 3 actoren
Kan kunst op twee manieren beschrijven = historisch of kunsthistorisch
Historisch kunsthistorisch
Voor 19e eeuw Na 19e eeuw
Historiografie van kunstwetenschappen Methodologie van de kunstwetenschappen
(= tijdsbronnen, geschreven interpretatie van
het verleden)
Oude visies en methodes Nieuwe academische en wetenschappelijke
methodes
Schilderijen werden gemaakt in opdracht, strikt Kunstenaar is een individueel, creatief “genie”,
contract met voorschriften. iemand die autonoom te werk gaat en eigen
keuzes maakt
➔ College 2 & 3 ➔ College 4-10
Ontstaan van kunstwetenschappen als discipline = 19e eeuw
*Hermeneutisch probleem/ traditie: Hoe kunnen we kunst begrijpen vanuit een ander
tijdsmoment?
(hermeneutisch = uitlegkundig - Woordfeit: De hermeneutiek is het vakgebied dat zich bezighoudt
met de theorie van wetenschappelijk verantwoorde uitleg van teksten, in het bijzonder van literaire
en Bijbelteksten.)
4