DE AANGIFTE PERSONENBELASTING
Inleiding
De inkomstenbelasting is een belasting die jaarlijks wordt geheven op de inkomsten die men in het
afgelopen jaar heeft (of geacht wordt te hebben) verkregen. Het uitgangspunt voor de heffing van
deze inkomstenbelasting vormt de aangifte die door de belastingplichtigen moet worden ingediend,
en waarin zij hun belastbare inkomsten moeten bekendmaken. De aangifte moet worden ingediend
op een formulier waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld (art. 307, §1 WIB). Voor elk
van de inkomstenbelastingen (personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting
en belasting van de niet-inwoners) is er een verschillend formulier, dat rekening houdt met de
bijzonderheden van elk van die belastingen.
De wetgever heeft een aantal maatregelen getroffen om:
De belastingplichtige te beschermen
De administratie ‘macht’ te geven
Procedureregeling
= Het geheel van wettelijke bepalingen
Het niet naleven van de procedureregeling Gevolgen voor de Staat en voor de belastingplichtige
De verschillende fasen van de procedureregeling
1) Aangifte
2) Het onderzoek van de aangifte
3) De vaststelling van het belastbare inkomen
4) De wijziging van de aangegeven inkomsten
5) De vestiging van de belasting en de aanslag
6) De toepassing van de sancties
7) De invordering en de vervolgen
8) Het administratief beroep, de fiscale bemiddeling en de gerechtelijke geschillen
1
, HOOFDSTUK 1: DE AANGIFTE
1. Wie moet een aangifte indienen?
2. De aangifte inzake personenbelasting
3. Plaats van de aangifte personenbelasting
4. Uitreiking en ontvangst van de aangifte personenbelasting
5. Geldigheid van de aangifte
6. Waarde van de tijdige en regelmatige aangifte
1. De aangifteplichtigen
A. Wie moet een aangifte indienen?
De belastingplichtige
Artikel 305 WIB bepaalt dat een aangifte moet worden ingediend door de "belastingplichtigen”,
zijnde de personen die zijn onderworpen aan de personen belasting, de vennootschapsbelasting, de
rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners.
Personenbelasting (PB)
Vennootschapsbelasting (VENNB)
Rechtspersonenbelasting (RPB)
Belasting van niet-inwoners (BNI)
Overledenen
De verplichting tot aangifte in de inkomstenbelasting rust op de erfgenamen, de algemene
legatarissen of de begiftigden (art. 305, 2e lid WIB).
De inkomsten die de overledene nog had verworven in het belastbaar tijdperk, moeten afzonderlijk
worden aangegeven (behalve eventueel indien de overledene gehuwd of nog wettelijk
samenwonende was). De erfgenamen moeten desgevallend, naast hun eigen aangifte, een
afzonderlijke aangifte indienen met vermelding van de inkomsten van de inmiddels overleden
belastingplichtige.
Onbekwame personen
Indien de belastingplichtige wettelijk onbekwaam is, rust de verplichting tot aangifte op de
wettelijke vertegenwoordiger (art. 305, 2e lid WIB).
Tot deze onbekwame personen worden alle minderjarigen gerekend (minder dan 18 jaar), tenzij
wanneer ze ontvoogd zijn. De ontvoogding kan worden uitgesproken door de jeugdrechtbank of
geschiedt automatisch door een huwelijk vóór het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Ook
meerderjarigen kunnen door de rechtbank onbekwaam worden verklaard, indien zij zich bevinden
in een aanhoudende staat van onnozelheid of krankzinnigheid (art. 489 BW).
De wettelijke vertegenwoordigers van deze onbekwame personen zijn normaal de ouders (of de
langstlevende ouder) of een daartoe aangestelde voogd.
2
,Volgens het burgerlijk recht hebben ouders (of de langstlevende ouder, indien één van hen
overleden is) in principe het vruchtgebruik van het vermogen van hun minderjarige niet-ontvoogde
kinderen. De daaruit voortvloeiende belastbare inkomsten moeten dan ook worden opgenomen in
de fiscale aangifte van de ouders.
Indien bijvoorbeeld een minderjarig niet-ontvoogd kind persoonlijk een onroerend goed krijgt via
een erfenis van een overleden tante, dan zijn de inkomsten die uit dit onroerend goed voortkomen
(of het eraan verbonden kadastraal inkomen), toch belastbaar in hoofde van de ouders. In een
dergelijk geval moet het kadastraal inkomen of het huurinkomen van dat onroerend goed door de
ouders als hun eigen inkomen worden vermeld in hun eigen aangifte.
Ingeval de ouders gescheiden zijn, komt het genot van roerende en onroerende goederen van deze
kinderen toe aan de ouder die het ouderlijk gezag uitoefent, tenzij de rechter anders beslist.
Tevens moet worden opgemerkt dat een aan een minderjarig kind toegekende onderhoudsuitkering
of een arbeidsinkomen van een minderjarig kind nooit hii de ouders kan worden belast. Indien
bijvoorbeeld een minderjarige student een vakantiejob uitoefent, wordt dit steeds als zijn eigen
inkomen beschouwd, dat in een eigen aangifte van het kind moet worden opgenomen.
Gefailleerden
Gefailleerden behouden in principe de verplichting om een belastingaangifte in te dienen. De
aangifte van een gefailleerde mag echter ook worden ondertekend door de curator van het
faillissement.
Gehuwden
Gehuwden ontvangen in principe een gemeenschappelijke aanslag, die wordt gevestigd op naam
van de beide echtgenoten (ook al wordt het belastbare inkomen van elke echtgenoot afzonderlijk
vastgesteld; art. 126, §1 WIB). Zij ontvangen slechts één aangifteformulier, dat door beide
echtgenoten samen moet worden ingevuld en ondertekend.
De aangifte moet echter afzonderlijk gebeuren en de belasting wordt afzonderlijk gevestigd:
Voor het jaar van het huwelijk of de verklaring van wettelijke samenwoning
Voor het jaar na het jaar van de feitelijke scheiding
Voor het jaar van echtscheiding of beëindiging van wettelijke samenwoning en scheiding van
tafel en bed
Voor het jaar van overlijden van één van de echtgenoten
Voor internationale ambtenaren met een beroepsinkomen dat een bepaald grensbedrag
overschrijdt
Wanneer echtgenoten of wettelijk samenwonenden hun samenwoning beëindigen en feitelijk
gescheiden gaan leven, zijn zij pas afzonderlijk belastbaar vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin
de feitelijke scheiding zich voordeed (op voorwaarde dat deze scheiding in het belastbaar tijdperk
niet ongedaan gemaakt is) (art. 126, §2, 2°WIB). Zij blijven dan weliswaar nog medeaansprakelijk vo
de betaling van de belastingaanslagen van de vroegere partner.
Voor het jaar waarin de feitelijke scheiding is aangevangen, zijn beiden wel nog gezamenlijk
belastbaar, maar aanvaardt de administratie om begrijpelijke redenen dat zij elk afzonderlijk een
aangifte indienen. Dit kan dan wel enkel on papier.
3
, Als het huwelijk of de wettelijke samenwoning wordt beëindigd door een overlijden, kan de
overlevende partner toch kiezen voor een gezamenlijke aanslag (tenzij de echtgenoten als
alleenstaanden moeten worden aangemerkt om een andere reden dan het overlijden van één van
hen) (art. 126, § 2, laatste lid WIB). Dit kan nuttig zijn met het oog op de toepassing van het
huwelijksquotiënt en het meewerkinkomen. Als beiden in hetzelfde jaar overlijden, komt deze
keuze toe aan de erfgenamen van de laatst overleden echtgenoot.
B. Wie moet geen aangifte indienen?
Bepaalde categorieën van belastingplichtigen zijn vrijgesteld van de aangifteplicht in de
personenbelasting. Niettemin zijn zij verplicht toch een aangifte te doen wanneer hen dat
uitdrukkelijk wordt gevraagd door een daartoe gemachtigd ambtenaar (art. 306 WIB).
Aan de personen die vrijgesteld zijn van de aangifteplicht, wordt een voorstel van vereenvoudigde
aangifte bezorgd (art. 178 KB uitv. WIB).
Regel
1. Belastingplichtigen zonder beroepswerkzaamheid, indien de belastbare inkomsten < dan:
o Belastingvrije som (afzonderlijke aangifte)
o Samengetelde belastingvrije sommen (gezamelijke aangifte)
2. Belastingplichtigen die slechts enkele belastbare inkomsten moeten aangeven:
o Onroerend inkomen, belastbaar ten belope van het kadastraal inkomen
o Bepaalde pensioenen (zoals rust- en overlevingspensioenen)
Afwijkingen
In afwijking van punt 2.
Niet hertrouwde weduwe/weduwenaar/vader/moeder met één of meerdere
kinderen ten laste
Belastingplichtige met één of meerdere kinderen ten laste jonger dan 3 jaar
Belastingplichtige voor het jaar van huwelijk, waarvan de echtgenoot
nettobestaansmiddelen ≤ 2830,00 EUR
Weduwe/weduwnaar voor het jaar van overlijden van de echtgenoot, indien echtgenoot
nettobestaansmiddelen ≤ 2830,00 EUR
Belastingplichtige met: buitenlandse inkomsten/belastingverminderingen/aftrekbare
bestedingen/voorafbetalingen/aftrekbare intresten
Voorstellen van vereenvoudigde aangifte
AJ 2010: pilootproject (5.000 voorstellen) beperkt tot pensioengerechtigden
AJ 2011: 725.000 voorstellen pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte- en
invaliditeitsvergoedingen
4