Beleidswetenschappen Deel De Bens
,1.1 Wat verstaat men onder gezondheid en gezondheidszorg
1.1.1 Gezondheid: een moeilijk te definiëren begrip
WHO (word health organization) 1948:
- ‘Gezondheid is een toestand van lichamelijke, geestelijke en maatschappelijk welzijn en niet
slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.’
- Het is een objectieve benadering van gezondheid
- De WHO idealiseert gezondheid tot een toestand van ‘volledig’ welzijn, iedereen moet
perfect zijn in alle opzichten.
- Risico: behandeldwang
Wat met chronisch zieken?
Volgens Dr Martha Huber
• Het vermogen van een persoon om zich aan te passen en een eigen regie te voeren,
in het licht van de fysieke; emotionele en sociale uitdagingen van het leven.’
• Subjectieve benadering: eigen beleving primeert
• M.a.w.: Gezondheid is het vermogen om met het leven om te gaan
Herstel/Herstelvisie (geestelijke gezondheidszorg)
- Niet allen verbeteren van symptomen of lichamelijke klachten maar
ook het herwinnen van een evenwicht in de relaties met anderen,
vinden van zinvolle tijdsbesteding,
weer aanvoelen van betekenis der dingen in het leven,
eigen regie weer kunnen oppakken.
1.1.2 Het begrip Gezondheidszorg
Patiëntgerichte zorg:
- kijkt naar kwaliteit van medisch handelen die bedoeld zijn om te genezen.
- De ziekte wordt bestreden.
Persoonsgerichte zorg:
- kijkt naar alle zorghandelingen die de kwaliteit van het leven en de gezondheid bevorderen.
- Gezondheid wordt benadrukt.
1.1.3 Factoren die de gezondheid en de gezondheidszorg beïnvloeden
1) Persoonsgebonden en genetische en/of verworven factoren
Elke persoon heeft eigen genetische determinanten
Erfelijke aandoeningen: meestal 1 gen
Familiale aandoeningen: meestal meerdere genetische factoren
- Niet elke genetische belasting leidt tot een genetische aandoening, het hangt oa af van
dominante of recessieve overerving van de genen.
- Nature vs nurture: Genetische voorbestemdheid en opvoeding of levensstijl gaan ook soms
hand in hand
, - BPS (biopsychosociaal model, Engel 1977): naast biomedische aspecten kunnen
psychologische en sociale factoren een impact hebben op gezondheid. Het BPS model houdt
ook rekening met de ziektebeleving die bij de patiënt voor een zekere kwetsbaarheid zorgt.
Dit staat tegenover het biomedisch model.
2) Levensstijl: de manier van leven van een persoon
Invloed kan positief zijn of negatief
Negatief: vermijden van ongezonde levensstijl ( roken, weinig bewegen, ongezonde
voeding en drugs (incl. alcohol)
Nastreven van goede gewoonte vb preventief bloedonderzoek op cholesterol,
kankerscreening
Levensstijl is niet enkel een individueel geven maar vaak ook een collectief
(maatschappelijk, religie, gezin, …) aangeleerd gedrag
3) Fysieke omgevingsfactoren
Luchtverontreiniging ( preventie: LEZ in Antwerpen)
Lawaai ( vb luchthaven)
Milieuverontreiniging (vb Pfas)
=>Weinig vat op tenzij je verhuist van de bron
4) Sociale omgevingsfactoren
Hoe leeft de persoon en waar krijgt hij mee te maken?
Gezinssituatie (vb. warm nest of niet)
Arbeidsomstandigheden ( vb 1 of meerdere werklozen in een gezin)
Sociaal economische status (SES)
Gezond eten kost meer geld dan ongezond eten
Langer opgeleiden hebben vaker een hoger loon
Definitie Health Literacy = gezondheidsvaardigheden
de kennis, motivatie en competenties van mensen om toegang te krijgen tot
gezondheidsinformatie, deze te begrijpen, te beoordelen en toe te passen om oordelen
te vellen en beslissingen te nemen in het dagelijkse leven met betrekking tot
gezondheidszorg, ziektepreventie en gezondheidsbevordering om de kwaliteit van leven
doorheen de levensloop te behouden of te verbeteren’ bv: preventie controle bij
tandarts.
5) Toegankelijkheid van de zorgvoorziening
Vaak gerelateerd aan financiële mogelijkheden
Hoe meer zelf te betalen, hoe minder mensen hiervan gebruik kunnen maken
6) Etniciteit, leeftijd, sekse en gender en persoonlijkheid als determinatoren
, 6.1) Etnische kloof :
veel onderzoek is gedaan bij blanke
Vaak slechtere gezondheid (soc economische status = SES)
Minder kennis over gezondheidszorg ( taalbarrière)
6.2) Leeftijd
Jongeren schatten de effecten van ziekten en veroudering vaak zeer optimistisch in, dit
corrigeert naarmate men zelf beperkingen begint te ondervinden
6.3) Sekse en gender
Seksespecifieke aandoeningen en ziekten vb endometriose, baarmoederhalsproblemen,
prostaatkanker
Genderblindheid: soms heeft me de neiging bepaalde ziekten aan een sekse toe te
schrijven terwijl er geen seksespecifieke reden aanwezig is
Genderbias: is de neiging te geloven dat sekse een bepalende factor is in de
waarschijnlijkheid van de diagnose van een specifieke ziekte, wanner er een
pathofysiologische basis hiervoor niet bestaat. Dit resulteert in een overdiagnose van het
bevooroordeelde geslacht.
6.4) Persoonlijkheid
dimensie Staat tegenover
extraversie introversie
Verdraagzaamheid of altruïsme eigenbelang
Ordelijkheid en consciëntieusheid Onzorgvuldigheid en laksheid
Eomtionele stabiliteit Neurotisme, emot. instabiliteit
Openheid voor nieuwe ervaringen Gesloten koppigheid
1.1.4 Gezondheidszorg en maatschappelijke ontwikkelingen
Ontgroening: afnemen van het aandeel jongeren in de bevolkingspiramide door een dalend
geboortecijfer.
Hierdoor ontstaat vergrijzing maar ook door de gezondheidszorg die geëvolueerd is.
Internet: een zege of een vloek?
- zeer hoge en toegankelijke beschikbaarheid