Theorie Wondzorg
1. Anatomie en fysiologie (herhaling VPZ&c 1)
Functies van de huid:
1. Bescherming tegen externe factoren: Koude, hitte, irritatie, druk, stoten, frictie,
chemische substanties, bacteriën, virussen, verlies van warmte en vocht.
2. Verdediging tegen micro-organismen: Herkenning en aanval door het
immuunsysteem.
3. Absorptie van actieve bestanddelen: Belangrijk voor transdermale toediening
van bepaalde medicaties.
4. Zweetsecretie: Belangrijk voor afkoeling.
5. Thermoregulatie: Beïnvloeding van de huidcirculatie.
6. Registratie van druk, vibratie, tast, pijn en temperatuur.
Structuur van de huid:
1. Opperhuid (Epidermis): Bestaat uit basale laag,
melanocyten, keratohyaline, granulaire laag, en hoornlaag
(stratum corneum).
2. Dermis (Cutis): Papillaire laag met losmazig bindweefsel,
reticulaire laag met dicht netwerk van collageenvezels.
Bevat bloedvaten, lymfevaten, zenuwuitlopers,
zintuigcellen, haarfollikels, talgklieren, en zweetklieren.
3. Onderhuid (Hypodermis): Bevat fibreuze banden en
vetkussentjes.
Wondgenezing:
Fasen: (4)
a. Ontstekingsfase:
■ Vasculaire respons:
● In de eerste fase reageert het lichaam met vasodilatatie
van de arteriën, wat leidt tot een verhoogde capillaire druk
en toename van vocht in het omliggende weefsel.
● Rode bloedcellen en bloedplaatjes migreren naar het
wondgebied, wat resulteert in een bloeding.
■ Vasoconstrictie en coagulatiefase:
● Enkele minuten later volgt vasoconstrictie om
bloedverlies te beperken.
● Bloedplaatjes aggregatie (coagulatiefase) leidt tot de
productie van fibrinogeen en de vorming van een
fibrinenetwerk om bloeding te stoppen.
■ Inflammatiefase:
● Bloedplaatjes scheiden chemotactische stoffen af,
waardoor witte bloedcellen (leukocyten zoals
, granulocyten, macrofagen, monocyten) worden
aangetrokken.
● Leukocyten ruimen dood weefsel, vreemde partikels en
bacteriën op via fagocytose en digestie.
● Overgebleven debris wordt geresorbeerd via het
lymfestelsel of uit de wond gestoten als pus.
■ Klinische tekenen:
● Gesloten wond: zwelling door exsudaatvorming, roodheid
en warmte als gevolg van vasodilatatie, pijn door druk op
zenuwvezels en ischemie.
● Open wond: wondvocht en bloed, later de structuur van
een stolsel, mogelijk pijn door het openliggen van de
huid..
b. Granulatiefase:
■ Fibroblasten en Bouwstoffen:
● Fibroblasten produceren bouwstoffen zoals collageen en
elastine.
■ Vorming van Collageen en Elastine:
● Collageen en elastine vormen een nieuw netwerk in het
wondgebied.
■ Beweging van Cellen:
● Het netwerk biedt structuur waar macrofagen,
endotheelcellen en fibroblasten zich in bewegen.
■ Weefselknoppen en Granulatieweefsel:
● Endotheelcellen vormen weefselknoppen die
binnendringen in het collageennetwerk, resulterend in
granulatieweefsel.
■ Neovascularisatie:
● Nieuwe capillairen worden gevormd, essentieel voor
zuurstof en voedingsstoffen in de wond.
■ Aspect van Granulatieweefsel:
● Granulatieweefsel geeft het wondoppervlak een rood
korrelig aspect.
c. Maturatiefase:
■ Bindweefselreorganisatie:
● Er vindt reorganisatie van bindweefsel plaats na de
piekproductie van collageen in de granulatiefase.
■ Wondcontractie:
● Fibroblasten differentiëren tot myofibroblasten, die
wondcontractie veroorzaken door de wondranden samen
te trekken.
■ Epithelialisatie:
● Nieuwvorming van epitheel begint, met deling (mitose)
van cellen in de basale laag van de wondranden.
● Epitheelcellen migreren over het wondoppervlak naar het
centrum, en epitheeleilandjes vormen zich vanuit
haarfollikels, talgklieren en zweetklieren.
, ● Epithelialisatie beschermt de wond tegen vochtverlies en
het binnendringen van micro-organismen.
■ Wondcontractie door Myofibroblasten:
● Myofibroblasten, ontstaan uit fibroblasten ter hoogte van
de wondrand, trekken de wond samen.
■ Epithelialisatie bij Gehechte Wonden:
● Bij gehechte wonden start epithelialisatie binnen 24 uur.
■ Epithelreservoirs bij Ondiepe Wonden:
● Bij ondiepe wonden dienen haarfollikels, talgklieren en
zweetklieren als epitheelreservoirs, waardoor de
epithelialisatie wordt ondersteund.
■ Beschermende Rol van Epithelialisatie:
● Epithelialisatie beschermt de wond tegen vochtverlies en
micro-organismen.
■ Collageenformatie en Granulatieweefsel bij Grotere Wonden:
● Grotere wonden vereisen eerst collageenformatie en
granulatieweefselvorming in de proliferatiefase voordat
epitheelmigratie kan plaatsvinden.
■
d. Littekenvorming:
■ Collageenmaturatie:
● In de eerste weken is het litteken zacht en fragiel.
● Na een maand wordt het harder, roder, dikker en sterker.
● Uiteindelijk wordt het litteken weer zacht, wit en soepel.
■ Het volledige proces van littekenvorming kan maanden tot zelfs
meer dan een jaar duren.
Typen wondgenezing:
a. Genezing per primam: Zuivere wond zonder necrose, gladde
wondranden, snelle genezing.
b. Genezing per secundam: Wond
met necrose, gecontamineerd,
geïnfecteerd, gelacereerde
wondranden, langzamere
genezing.
c. Regeneratieve wondgenezing:
Oppervlakkige wonden met
beschadiging van de opperhuid, genezing door
proliferatie (=vermenigvuldiging)van epitheelcellen.
Factoren die de wondgenezing beïnvloeden:
1. Eigen aan de wond: Type, diepte, uitgebreidheid, locatie,
weefseleigenschappen, aanwezigheid van necrotisch weefsel, oedeem,
klonters, lokale bloedvoorziening.
2. Voedingstoestand van de patiënt.
3. Concomitante aandoeningen.
4. Psychologische toestand en lichaamsbeeld.