VRAGEN + CASUSSEN SOCIALEZEKERHEIDSRECHT
INLEIDING
1) Het Belgische socialezekerheidsrecht bedient zich grotendeels van twee technieken met het oog op het verlenen van
socialezekerheidsprestaties.
a) Leg uit wat onder elk van beide technieken wordt verstaan.
De twee socialezekerheidstechnieken zijn sociale verzekering en sociale bijstand.
De sociale verzekering is een afgeleide van de verzekeringstechniek. Elke sociaal verzekerde is een bijdrage verschuldigd, ook als
ze niet getroffen zijn of bedreigd worden door het verzekerd sociaal risico.
Vb. Sociaal verzekerden dragen bij tot de financiering van gezinsbijslagen ookal hebben ze zelf geen kinderen.
Het recht op prestaties en de bijdrageverplichting zijn beide wettelijk vastgelegd. De sociale verzekering is verplicht. Zelfs in
situaties waarin bijdragen niet betaald kunnen worden, kan de wet bepalen dat bepaalde groepen nog steeds aanspraak kunnen
maken op socialeverzekeringsprestaties, zoals bij bijdragevermindering voor zelfstandigen in financiële moeilijkheden.
De sociale verzekering krijgt de kwalificatie ‘sociaal’ omdat ze op verschillende manieren afwijkt van de commerciële
verzekeringen. Het traditioneel concept is dat een risico een onzekere, niet van de wil van de verzekerde afhankelijke
gebeurtenis is. Een sociale verzekering beschermd tegen risicos die soms wel ‘gewenst’ zijn (vb. het hebben van kinderen –
kinderbijslag). Ook risico’s die commercieel minder goed of niet verzekerbaar geacht worden (vb. werkloosheidsuitkeringen)
worden wel gedekt door de sociale verzekering.
De sociale verzekering doet beroep op twee vormen van solidariteit:
- Horizontale solidariteit: Personen die bedreigd worden door het sociale risico worden toegelaten, en de
verzekeringsbijdrage verschilt niet naargelang de kans groter of kleiner is dat de persoon in kwestie getroffen zal
worden door het risico.
- Verticale solidariteit: Er is solidariteit tussen personen met een hoger inkomen en personen die de bijdragen moeilijker
kunnen dragen (vb. minimum- en maximumpensioenen).
De sociale bijstand is een subjectief recht op socialezekerheidsprestaties (! Het is geen gunst) dat wordt toegekend aan mensen
die aan de wettelijke voorwaarden hiervoor voldoen. Anders dan bij de sociale verzekeringen, eisen de
socialebijstandsmaatregelen geen bijdragebetaling maar worden ze gefinancieerd met algemene financiele middelen van de
overheid. De socialebijstandsuitkeringen worden voorbehouden voor mensen die aantonen behoeftig te zijn en niet te
beschikken over voldoende bestaansmiddelen.
In tegenstelling tot sociale verzekeringen, die prestaties bieden ongeacht de financiële situatie, beoordelen
socialebijstandsregelingen het behoefte- en inkomensniveau van de gerechtigde (bestaansmiddelenonderzoek).
De socialebijstandsregelingen nemen verschillende vormen aan, bijvoorbeeld een minimuminkomen, materiële hulp, etc. De
klassieke socialebijstandsregelingen verlenen echter alleen tussenkomst als de staat van behoeftigheid gepaard gaat met een
bijkomende kenmerkende eigenschap, vb. werkzoekend zijn.
Ondanks alle socialebijstandsregelingen leidt toch nog steeds niet iedereen een leven dat voldoet aan de menselijke
waardigheid. Daarom bestaat er ook de regeling inzake het recht op maatschappelijke dienstverlening, met een grote
uitvoeringsautonomie voor de OCMW.
b) Vergelijk beide technieken met elkaar en met de andere in de syllabus besproken socialezekerheidstechnieken.
BASISINKOMEN DEMOGRANTE SOCIALE BIJSTAND SOCIALE
UITKERINGEN VERZEKERING
, Financiering Universeel, zonder Specifieke uitkering Overheidsmiddelen, Bijdragen van
bijdragen zonder bijdragen geen bijdragen verzekerden
DOEL Universeel inkomen Specifieke Behoeftige individuen Bescherming tegen
voor iedereen – geen uitkeringen zonder zonder voldoende specifieke risico's
sociaal risico vereist bijdragen bestaansmiddelen
INKOMENS- Nee Nee Ja, beoordeling van Nee
EN behoefte en inkomsten
VERMOGENST
OETS
AANVULLEND Nee Nee Mogelijk aanvullende Afhankelijk van
E eigenschappen zoals specifieke risico's
VOORWAARD werkzoekend
EN
VOORWAARD Meestal niet vereist Meestal niet vereist Ja, vaak vereist voor Ja, vaak vereist voor
EN VERBLIJF verblijf in het land verblijf in het land
APARTE Nee Ja, voor bepaalde Ja, specifieke regelingen Ja, verschillende
REGELINGEN groepen zoals voor verschillende regelingen voor
asielzoekers behoeften diverse risico's
Een demogrante uitkering verschilt dus van de sociale verzekering omdat er geen bijdrage vereist is om te kunnen verkrijgen, en
verschil ook van de sociale bijstand omdat er geen bestaansmiddelenonderzoek moet plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de
Vlaamse gezinsbijslagenregeling. Het basisinkomen verschilt van de sociale verzekering, de sociale bijstand en de demogrante
uitkering omdat er voor het basisinkomen geen sprake moet zijn van een sociaal risico, het wordt aan iedereen toegekend.
c) Bespreek de band tussen de arbeid van de sociaal verzekerde en het recht op socialeverzekeringsprestaties. Toon
met voorbeelden aan dat die band niet steeds even strikt is.
Eerst en vooral zijn er sociale verzekeringen die de vorm aannemen van volksverzekeringen en dus de hele bevolking verzekeren
voor een bepaald sociaal risico. In België is er één, de verzekering voor geneeskundige verzorging.
De overige federale sociale verzekeringen vertonen een professioneel karakter. Dit betekend dat uitsluitend de mensen die een
beroepsactiviteit uitoefenen, tot deze sociale verzekeringen toegang zullen hebben. De band tussen de arbeid van de sociaal
verzekerde en het recht op socialeverzekeringsprestaties wordt wel veel elastischer. Zo kunnen bepaalde categorieen mensen
die niet behoren tot de beroepsbevolking toch beroep doen op sociale verzekering, bijvoorbeeld: leerjongens of meisjes,
stagiairs, leerlingen, etc. die beroep kunnen doen op de Beroepsziektewet (art 2, 6° en 7°). In bepaalde gavellen worden
periodes van inactiviteit ook gelijkgesteld met de uitoefening van de beroepsactiviteit. Vb. een werknemer bouwt binnen een
periode van tijdskrediet nog steeds pensioenrechten op. (Gelijkgestelden)
Ten slotte bestaan er ook nog afgeleide rechten voor personen ten laste. Deze rechten komen toe aan personen die hun recht
op sociale verzekering ontlenen aan hun bij wet omschreven band met een andere persoon, zoals de echtgenoot van een
overleden WN die een overlevingspensieoen of overgangsuitkering zou kunnen genieten (geldt niet als ze gescheiden waren).
De professionele sociale verzekeringen zijn ten slotte ook categoriaal. Ze zijn dus ingericht per beroepscategorie. Er bestaan dus
afzonderlijke sociale verzekeringen voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen. De verschillende categorieen worden niet
op dezelfde wijze beschermd.
2) De Belgische Staat moet zich door wetgeving kwijten van zijn verplichting om een socialezekerheidssysteem in te richten.
a) Leg uit hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de regelgevers van de Europese Unie, de Belgische federale staat
en de gemeenschappen en gewesten.
De bevoegdheden met betrekking tot de sociale zekerheid zijn verdeeld tussen de Europese Unie, de Belgische federale staat, en
de gemeenschappen en gewesten volgens de volgende principes.
Supranationaal niveau
,De Europese Unie heeft in het algemeen weinig regelgevende bevoegdheid op het vlak van sociale zekerheid (met uitzondering
van sommige domeinen). De Europese Unie kan dus geen maatregelen nemen, tenzij er een uitdrukkelijke bevoegdheidsgrond
wordt opgenomen in het Verdrag van de Werking van de Europese Unie.
Volgens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de Unie enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in
verdragen zijn toegedeeld door de lidtstaten. De uitoefening van deze bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van
subsidiariteit en evenredigdheid. De Unie mag dus enkel buiten haar bevoegdheid optreden indien en voor zover de doelstelling
van het optreden niet voldoende kunnen verwezenlijkt door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau, maar omwille
van de omvang of de gevolgen van het optreden beter bereikt kunnen worden door de Unie.
De lidstaten behouden de bevoegdheid om de fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsels vast te leggen. De
lidstaten moeten wel bij de uitoefening van die bevoegdheid de unieregels respecteren.
- Vb. Vrije dienstenverkeer: De nationale wetgevers mogen slechts onder bepaalde voorwaarden de tussenkomst van de
verzekering voor geneeskundige verozrging weigeren, indien de sociaal verzekerde de geneeskundige verzorging geniet
in een andere lidtsaat (terwijl veel lidstaten enkel willen betalen voor hun eigen landgenoten).
De Unie ondersteunt wel het optreden van de lidstaten en vult dit ook aan, met het oog op het waarborgen van een adequate
sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de samenwerking
tussen lidstaten aanmoedigen door de verbetering van kennis, uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering
van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen (verrichten van studies, schrijven van adviezen, organiseren van
overleg). Dit staat gekend als soft law.
- Vb. Aanbeveling 8 november 2019 op de toegang tot sociale bescherming (atypische werknemers en zelfstandigen)
De Europese Unie heeft in sommige gevallen wel een specifieke wetgevingsbevoegdheid. Op het terrein van de sociale
zekerheid voor grensoverschrijdende personen heeft de Europese Unie uitdrukkelijke bevoegdheid gekregen.
Iedere Unieburger geniet het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van
de beperkingen en voorwaarden die in het primaire en secundaire Unierecht zijn vastgesteld. Tenzij de Verdragen in de daartoe
vereiste bevoegdheden voorzien, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, maatregelen inzake sociale
zekerheid en sociale bescherming vaststellen met het oog daarop (art 21 VWEU).
Het VWEU geeft ook aan de Unie de bevoegdheid om door middel van verordeningen (bindend) maatregelen te nemen die op
het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers. Deze
maatregelen dienen ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid wordt gewaarborgd, ook bij migratie.
Er is ook een gemeenschappelijk immigratiebeleid (billijke behandelin van onderdanen van derde landen die legaal verblijven op
het grondgebied va de lidstaten, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigrati en mensenhandel).
Het Europees Parlement en de Raad hebben ook de bevoegdheid volgens het VWEU om regelingen te treffen om een verbod te
handelen op discriminatie op grond van ras, geslacht, geloof, etc. (vb. richtlijn gelijke behandeling mannen en vrouwen).
Internrechtelijk niveau
Artikel 23 van de Grondwet is geen bevoegdheidsverdelende norm. De bevoegdheidsverdeling van de sociale zekerheid wordt
afgeleid uit een analyse van de Bijzondere Wet Hervorming Instelling, waaruit blijkt dat de sociale zekerheid voor het grootste
deel behoort tot de bevoegheid van de federale wetgever. Deze bevoegdheid is vooral gericht op de vrijwaring van de
economische unie en de monetaire eenheid.
Na de 6e staatshervorming zijn toch sommige delen van socialezekerheidsregeling overgeheveld naar de gemeenschappen en
gewesten. De gezinsbijlsagregeling hoort integraal toe tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Voor Brussel-Hoodstad is er
een aparte regeling. De gewesten zijn bevoegd voor werkbereidheid.
3) Grondrecht op sociale zekerheid
a) Leg voor elk van de soorten grondrechtennormen uit welke verplichtingen zij aan de Belgische regelgevers opleggen
op het vlak van de sociale zekerheid?
, Er zijn verschillende grondrechtnormen, waaronder diverse internationale rechtsinstrumenten en artikel 23 Gw., die het recht
op sociale zekerheid waarborgen, zonder als zodanig rechstreeks socialezekerheidsrechten toe te kennen. Deze normen
verplichten de Belgische Staat dus de socialezekerheidsplicht na te leven, het ongestoord genot van uitkeringen, het
standstillbeginsel en het gelijkheidsbeginsel te respecteren.
Socialezekerheidsplicht
De socialezekerheidsplicht vloeit voort uit internationale en europese normen (ECOSOC, IAO-Verdragen; Europese code sociale
zekerheid, etc.) en uit artikel 23 van de Grondwet. Sommige van deze grondnormen zijn open normen, die volledig ingevuld
moeten worden door de lidstaat zelf. Andere, zoals het IAO-verdrag, zijn minimumnormen, ze geven aan welk
beschermingsniveau de socialezekerheidsregelingen ten minste moeten bereiken en hoe aan die regelingen vorm kan worden
gegeven.
Noch de internationale grondrechtnormen, noch artikel 23 van de grondwet verlenen subjectieve rechten. Artikel 23 Gw.
verplicht de Belgische regelgevers om het recht op sociale zekerheid, sociale bijstand en gezinsbijslagen te waarborgen en
voorwaarden voor de uitoefening ervan te betalen, zodat eenieder in staat is een menswaardig leven te leiden. Het
Grondwettelijk Hof kan wettelijke maatregelen inzake de rechten op sociale zekerheid, sociale bijstand en gezinsbijslagen, alleen
afkeuren als zij kennelijk onredelijk zijn.
Artikel 23 van de Grondwet legt ten slotte aan de wetgever niet de verplichting om alle essentiële elementen van het recht op
sociale zekerheid zelf te regelen en verbiedt de wetgever niet om de uitvoerende macht de bevoegdheid te verlenen
uitvoeringsmodaliteiten van bij wet vastgelegde regels te bepalen, inzonderheid als het gaat om een bijzonder technische en
complexe aangelegenheid. De wetgever is dan wel ertoe gehouden het onderwerp van de maatregelen waarop die machtiging
slaat, zelf vast te leggen.
Recht op een ongestoord genot van socialezekerheidsprestaties
Het recht op een ongestoort genot van eigendom wordt gewaarborgd door Artikel 1 Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM.
Het EVRM legt zelf echter geen socialezekerheidsplicht op, dus er is geen mensenrecht op sociale zekerheid. De rechtspraak van
het EHRM verduidelijkt ook dat artikel 1 geen verplichting oplegt om socialezekerheidsregelingen in te voeren of een
socialezekerheidsuitkering van een bepaald bedrag te waarborgen.
Het begrip eigendom is door de jaren heen steeds ruimer geïnterpreteerd, waardoor het EHRM ook socialezekerheids en
socialebijstandsuitkeringen als eigendom beschouwt. Het gaat om reeds verkregen socialezekerheidsuitkering maar ook
aanspraken op uitkeringen waarvoor de betrokkenen een legitieme verwachting koestert. Of een verwachting voldoende
legitiem is, moet uit de context worden afgeleid.
Een inmmenging met het ongestoord genot van eigenom is mogelijk, in kader van het algemeen belang. Deze inmenging moet
vastgelegd zijn bij wet, redelijk zijn en evenredig zijn. Het EHRM zal echter niet snel een schending van het recht vaststellen,
tenzij er een manifest onredelijke inmenging plaatsvindt. Het EHRM gunt de verdragsstaten een erg ruime appreciatiemarge.
- Vb. Legitieme pensioenverwachting.
Verplichting tot eerbiediging van het standstillbeginsel
Het standstillbeginsel is geen algemeen rechtsbeginsel. Het houdt in dat de Belgische Staat geen afbreuk mag doen aan een op
een zeker ogenblik bereikt niveau van sociale zekerheid. Het volgt uit artikel 23 van de grondwet. Het houdt echter geen
verplichting in om steeds een hoger niveau van bescherming te geven.
Volgens de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof verbiedt de standstillverplichting de wetgever echter niet om te raken
aan de modaliteiten van het recht op sociale zekerheid, sociale bijstand en gezinsbijslag. De bevoegde wetgever mag echter het
beschermingsniveau niet verminderen in aanzienelijke mate, zonder redenen die verband houden met het algemeen belang
(proportioneel, redelijk en evenredig).
Ingeval wordt opgeworpen dat een bepaling van een koninklijk of ministerieel besluit het standstillbeginsel schendt, kunnen,
naar gelang van het geval, de Raad van State en de arbeidsgerechten de desbetrefffende bepaling met toepassing van artikel
159 van de Grondwet toetsen aan het standstillbeginsel en in voorkomend geval vernietigen respectievelijk buiten toepassing
laten.