Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Meerdere tussentoetsen met antwoorden vennootschapsbelasting VU Master Fiscaal Recht €6,48   Ajouter au panier

Examen

Meerdere tussentoetsen met antwoorden vennootschapsbelasting VU Master Fiscaal Recht

 111 vues  6 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Tussentoets vennootschapsbelasting VU Master Fiscaal Recht. Vragen en antwoorden, meerdere tentamens uit 2023 tot 2021. De antwoorden zijn uitgebreid uitgewerkt van Cursus Belastingrecht via Navigator. De vragen uit de toetsen lijken enigszin op elkaar en ik verwacht dat de aankomende toetsen ...

[Montrer plus]

Aperçu 3 sur 28  pages

  • 9 janvier 2024
  • 28
  • 2023/2024
  • Examen
  • Questions et réponses
avatar-seller
Tussentoets vennootschapsbelasting 2023

1. Reflecteer op de volgende stelling: “De functie van de vennootschapsbelasting is het
treffen van ondernemingswinsten die als zodanig niet rechtstreeks in de inkomstenbelasting
worden betrokken”.

Vgl. Vpb.0.0.0, blz. 1 en Vpb.0.0.1.b, blz. 3.

De vennootschapsbelasting (Vpb) wordt geheven op grond van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB 1969). Zij kan worden aangeduid als een jaarlijkse,
bij wijze van aanslag geheven, directe belasting van de winsten van lichamen. De heffing
van Vpb strekt zich uit tot alle ondernemingswinsten — in enkele gevallen nog vermeerderd
met sommige andere voordelen — die behaald worden door deze belastingsubjecten.

De eigenlijke bestaansreden van de Vpb als een zelfstandige belastingheffing van lichamen
naar de winst wordt ontleend aan de functie die zij vervult: het treffen van
ondernemingswinsten die als zodanig niet rechtstreeks in de IB worden betrokken. Indien
geen Vpb van lichamen zou worden geheven, zou dit immers leiden tot een onaanvaardbare
fiscale discriminatie van persoonlijke ondernemers en natuurlijke
personen/medegerechtigden, het op grote schaal ontgaan van IB door een massale vlucht
van de persoonlijke ondernemingen naar de BV-vorm en een verstoring van de
concurrentieverhoudingen. In dit opzicht is de Vpb dus complementair aan de IB. Deze rol
van de vennootschapsbelasting wordt ook wel aangeduid als de aanvullende functie.

Men kan zich afvragen of de door de wetgever aangebrachte cesuur tussen
ondernemingswinsten die in de IB worden betrokken en ondernemingswinsten die met Vpb
worden belast, in theoretisch opzicht zuiver is.

De principiële problematiek inzake de rechtsgrond van de Vpb hangt evenwel samen met de
verhouding tussen de Vpb over de winst van het lichaam en de daaraan gerelateerde
IB-heffing bij de aandeelhouder. Bedoeld wordt dan eigenlijk dat de Vpb over de door het
lichaam behaalde winst (de uitgekeerde plus gereserveerde winst), gevoegd bij de IB die
door de aandeelhouders/natuurlijke personen ter zake van (de inkomsten uit) hun aandelen
is verschuldigd, niet tot een ongerechtvaardigde cumulatie mag leiden.

Niet de complementaire functie van de Vpb, maar haar geschetste mogelijk cumulerende
werking met de IB roept dus problemen en daarmee discussie op.


2. “Naast de deelnemingsvrijstelling kent Nederland een verrekeningsstelsel, zij het op zeer
beperkte schaal”. In hoeverre is deze stelling juist?

Vpb.2.4.3.D (‘Verrekening (art. 13aa en 23c)’, blz. 452-454. Niet relevant: Vpb.0.0.1.c3, blz.
5.

De voordelen uit hoofde van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming vallen niet onder
de deelnemingsvrijstelling. Wel kan — in het geval van positieve voordelen — na brutering

,een verrekening van de buitenlandse belasting plaatsvinden. Deze brutering en verrekening
die in art. 13aa en 23c Wet VPB 1969 zijn geregeld, staan in dit onderdeel centraal.


De bruterings- en verrekeningssystematiek is opgemerkt, verdeeld over twee bepalingen, te
weten art. 13aa en 23c Wet VPB 1969. Art. 13aa Wet VPB 1969 schrijft voor dat de door
een belastingplichtige uit hoofde van niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen genoten
voordelen dienen te worden gebruteerd. Die brutering geldt overigens niet ten aanzien van
alle niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen. Voordelen uit ‘onbelaste
niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen’ worden niet gebruteerd, omdat in verband met
dergelijke voordelen geen verrekening wordt verleend. Vervolgens is in art. 23c Wet VPB
1969 bepaald dat wat betreft niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen ter zake waarvan
brutering heeft plaatsgevonden, aanspraak kan worden gemaakt op een verrekening van de
buitenlandse belasting.

Het bijzondere van deze brutering en verrekening is dat niet wordt aangesloten bij het
werkelijk toegepaste belastingtarief op het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden,
maar dat wordt uitgegaan van een verondersteld tarief van 5%. Op deze veronderstelling
wordt echter een uitzondering gemaakt voor dividenden die afkomstig zijn van onder de
EU-moeder-dochterrichtlijn vallende lichamen.

Aangezien dit forfaitaire systeem kan leiden tot strijd met de EU-moeder-dochterrichtlijn,
bevatten art. 13aa lid 4 en art. 23c lid 3 Wet VPB 1969 een uitzondering op het forfait. In
plaats van een brutering en een verrekening tegen een forfaitair tarief van 5% kan de
brutering en de verrekening op verzoek van de belastingplichtige plaatsvinden tegen de
daadwerkelijk door de dochtermaatschappij betaalde winstbelasting. Deze regeling geldt
slechts voor dividenden en dus niet voor vervreemdingswinsten en herwaarderingswinsten
ex art. 13a Wet VPB 1969. Vereist is voorts dat het dividend afkomstig is uit een
niet-kwalificerende beleggingsdeelneming die is gevestigd in een EU-lidstaat of in een bij
ministeriële regeling aangewezen staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte en het betreffende lichaam in de woonstaat is onderworpen
aan een belasting naar de winst als bedoeld in de EU-moeder-dochterrichtlijn.


3. Geef kort aan hoe het CFC-regime in de vennootschapsbelasting zich verhoudt tot de
deelnemingsvrijstelling. Betrek bij uw antwoord op deze vraag de begrippen KIN en KEN en
licht deze begrippen kort toe.

Vgl. Vpb.2.4.9 (‘CFC-regeling’), blz. 500 e.v., en Vpb.2.4.3.C.d (‘Samenloop met
CFC-regeling’), blz. 451-452.

Met ingang van 1 januari 2019 heeft Nederland op grond van de Europese ATAD 1-richtlijn
een CFC-regeling ingevoerd (art. 13ab Wet VPB 1969). Op grond van deze CFC-regeling
worden, kort gezegd, onder voorwaarden ‘besmette voordelen’ van een
(klein)dochtervennootschap van de belastingplichtige bij de belastingplichtige in de
belastinggrondslag opgenomen. Om de samenloop tussen de herwaarderingsverplichting
van art. 13a Wet VPB 1969 en de CFC-regeling van art. 13ab Wet VPB 1969 in goede
banen te leiden, is in art. 13a Wet VPB 1969 een lid 4 opgenomen. Daarin is bepaald dat de

, herwaarderingsverplichting buiten aanmerking blijft voor zover de onderliggende voordelen
in de CFC-regeling zijn betrokken. De CFC-regeling gaat dus voor op de
herwaarderingsverplichting.

Overigens is de samenloop tussen de deelnemingsverrekening en de CFC-maatregel zeer
complex. In de literatuur is ertoe opgeroepen om beide regelingen beter te integreren.

Het effect van de deelnemingsverrekening is dat de voordelen uit hoofde van, doorgaans
buitenlandse, (niet kwalificerende) beleggingsdeelnemingen worden belast tegen het (vaak
hogere) Nederlandse vpb tarief.

Klassieke stelsel: KIN. Verrekeningsstelsel: KEN. KIN bewerkstelligt een vrijstelling van
buitenlandse winsten, bijvoorbeeld door middel van de deelnemingsvrijstelling. Het past dus
niet bij KIN om buitenlandse beleggingsdeelnemingen te belasten in Nederland. KEN wordt
toegepast bij de deelnemingsverrekening van art 13aa jo art 23c vpb.

De deelnemingsverrekening wordt gehanteerd in landen met een belastingstelsel dat
gebaseerd is op de KEN gedachte, waardoor de in het buitenland (bronland) betaalde
belastingen kunnen worden verrekend met de in het thuisland (woonland) te betalen
belasting. De KIN gedachte wordt aangehangen door Nederland en zorgt ervoor dat voor in
het buitenland behaalde en belaste winsten een vrijstelling wordt gegeven van
belastingheffing in Nederland.

Deelnemingsvrijstelling art 13 lid 19 wet vpb samenloop met CFC.


4. Wat is de (volkenrechtelijke) rechtvaardiging voor het constateren van onbeperkte
binnenlandse belastingplicht (voor de vennootschapsbelasting) van een lichaam op grond
van de vestigingsplaatsfictie?

Vpb.1.0.2.c., blz. 27 e.v.

In het algemeen zou met de vestigingsplaatsfictie volgens de initiatiefnemer worden
voorkomen dat een vennootschap nergens is gevestigd en het inkomen van die
vennootschap daardoor nergens wordt ‘opgepikt’.

Art. 2 lid 5 Wet VPB 1969 vervult in verdragssituaties (ook) een nuttige functie voor de fiscus
aangezien deze, op basis van de nationale belastingplicht van het naar Nederlands recht
opgerichte lichaam, een aangiftebiljet kan (blijven) uitreiken aan het lichaam, ook na een
zetelverplaatsing naar een verdragsland waarbij het lichaam voor de toepassing van het
verdrag wordt aangemerkt als inwoner van het andere land. Dat komt de bewijspositie van
de Nederlandse fiscus zeer ten goede, omdat het niet voldoen aan de aangifteplicht kan
leiden tot omkering van de bewijslast bij betwisting van een aan dat lichaam opgelegde
belastingaanslag.


5. De afschaffing van de open commanditaire vennootschap lijkt aanstaande. Wat is de
aanleiding daarvoor?

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LauraJansenLAW. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€6,48  6x  vendu
  • (0)
  Ajouter