Cognitief perspectief
1. Inleiding
Gegroeid vanuit en als reactie tegen de leertheorie
Cognitief perspectief loopt gelijk met het psychodynamisch perspectief
o Beide bezig met wat er zich in het hoofd van de mens afspeelt
o Psychodynamisch perspectief houdt zich bezig met de emoties en affecten
o Cognitief perspectief is bezig met denkprocessen
o Hoe kunnen we ons gedrag bepalen cognitieve schema’s opbouwen
Gebeurt heel ons leven lang
2. Mensbeeld en uitgangspunten
Mensbeeld: de mens is een actief en creatief wezen die zelf richting geeft aan zijn
leven
Mensbeeld: gedrag is het resultaat van de persoonlijke kijk op de wereld en
gebeurtenissen, informatieverwerking
o Mensen zijn actieve en creatieve wezens, die zelf richting geven aan hun
leven
o Menselijke gedrag is resultaat van informatieverwerking
o Menselijk gedrag is te begrijpen vanuit de wijze waarop iemand zijn wereld
ordent
o Aandacht voor de binnenkant = confrontatie met verschillen
Afhanelijk van het ontwikkelingsniveau
o Niet enkel geburtenissen, maar ook de gedachte over gebeurtenis dat ons
gevoel en ons gedrag bepaalt (door informatieverwerking)
4G-model (formule: gebeurtenis + gedachte + gevoel = gedrag)
Gebeurtenis: wat gebeurde er?
Gedachte: wat dacht ik?
Gevoel: wat voelde ik?
Gedrag: wat deed ik?
3. Informatieverwerking
3.1. Opbouwen van cognitieve schema’s
Cognitieve processen/ het verwerken van informatie verloopt via aandacht,
geheugen, waarneming, concentratievermogen, taal(verwerving), …
o Tool om te proberen begrijpen en verklaren waarom bepaalde dingen
gebeuren, waarom mensen zich gedragen, …
o Meestal onbewust/ geautomatiseerd
Vb: autorijden, veters strikken,…
o Soms ook doelbewust, gestuurd en gecontroleerd
Vb: cursus instuderen
o Cognitieve processen zijn niet rechtstreeks waarnneembaar via gedrag
Proces onbewust
Resultaat (gedrag) zichtbaar
Het opbouwen van cognitieve schema’s
o = Innerlijke cognitieve structuren die het beeld van jezelf, de ander, de
wereld en de toekomst
Zijn doorheen de jaren opgebouwd door interacties met anderen
en levensgebeurtenissen
, Cognitieve schema’s bestaan uit categorieën
o Verzamelingen/groepen van mensen, objecten, ideeën, handelingen, …
Blijkt er niets te beantwoorden aan een categorie uitzondering
bevestigd de regel
Categorieën worden verder verdeeld in subcategorieën
Vb: groep: mensen, subgroep: man en vrouw
o = Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
Nodig om met de wereld om te gaan
o Helpt om informatie van buitenaf te verwerken
Cognitieve schema’s bestaan uit begrippen
o Concepten: combinaties van kenmerken die horen bij een voorwerp, een
situatie, een handeling, een idee, …
Vb: het concept ‘stoel’ zitten, 4 poten, rugleuning, …
o Onderlinge relaties
Vb: iemand rijdt met een L voorbijsteken, afstand houden, …
Door cognitieve schema’s vormen we een beeld van de werkelijkheid
o Dankzij de concepten en categorieën
o Geven inzicht in hoe we de werkelijkheid ‘denken’ verbeelden, meningen
vormen, …
o = Cognitieve referentiekaders
Cognitieve schema’s kunnen onder druk komen te staan
o Klopt ons opgebouwde referentiekaders nog of moeten ze aangepast
worden?
Cognitieve processen tussen kinderen en volwassenen verschillen kinderen
zijn nog volop bezig om deze processen te vormen + minder beïnvloed door
sociale en culturele afspraken
o = Zijn ook cultureel bepaald
Cognitieve schema’s in de hulpverlening
o Zelfredzaamheid en autonomie zijn belangrijke kwalitatieve aspecten
kijkend naar de cognitieve processen van de cliënt
o 4G-model
o Bepalen cognitieve schema’s de impact op iemand zijn denken, emoties
en gedrag