Inleiding
Filosoof, philosophos = vriend van de kennis à belangstelling tonen voor de kennis,
begeren van de kennis, wijzheid begeren, wijsbegeerte, wijsgeer
Alledaagse kennis
Filosofie beschouwt alledaagse dingen:
- verschijnselen
- gedrag
- kennis (van verschijnselen en gedrag)
en heeft daarvoor bijzondere technieken
Nadenken
... over wat we weten.
- Wat zijn de verschijnselen?
- Waarom doe je wat je doet?
- Waar komt jouw kennis uiteindelijk vandaan?
- Hoe kwam die kennis tot stand?
- Welke redenen heb je om ze te vertrouwen?
Kernvragen - filosofische disciplines
- Wat is werkelijk?
o ontologie/metafysica/zijnsleer
- Hoe moeten we leven?
o ethiek/moraalfilosofie
- Welke kennis is betrouwbaar?
o epistemologie/kennisleer/wetenschapsfilosofie
- Wanneer is een redenering correct?
o logica/argumentatie
- Wanneer is iets mooi?
o esthetica
Wat is werkelijk?
Filosofen trachten antwoorden te geven op vragen als:
- Wat bestaat? Wat is?
- Wat is tijd? Wat is ruimte? Heeft het zin te spreken van ‘een lege ruimte’?
- Wat is vrijheid? Kan een mens vrij zijn? Heeft het zin te spreken van ‘het individu’?
De antwoorden geven een aanvulling op wat natuurkundigen, psychologen, en alle andere
wetenschapsmensen vanuit hun respectievelijke discipline bedenken:
- vb. natuurkundigen proberen aan de hand van concepten als ‘ruimte’ en ‘tijd’ de
verschijnselen te verklaren;
- vb. sociaal-psychologen pogen aan de hand van begrippen als ‘vrijheid’ en ‘individu’
het menselijke gedrag te duiden.
,REDUCTIE
THALES v.C. 640 - v.C.545, Milete
= werkelijkheid oplossen door te reduceren
- herleiding van veelheid naar eenheid
- op zoek naar de archè (materiële oorsprong) = iets dat onderliggend is aan alles
reduceren tot iets dat je niet verder kan opdelen
o die archè blijft steeds aanwezig in de natuur:
à ‘wat altijd en onveranderlijk is, alles onveranderlijk aanwezig is’
o Thales: de Nijl, is hetgeen dat leven brengt (bomen, dieren…) => WATER
à kom af maken met verhalen v/d goden, opzoek naar natuurlijke verklaring
o Demokritos (460-370): atomen
- radicaal: fysicalisme (radicale reductie)
o alles herleidbaar tot fysica
- gevaar: demystificatie (wil je alles weten, alles herleiden? à niet te veel verklaren)
à mysterie houden
Thales
- geen originele teksten meer
- Anekdotes:
o zonsverduistering voorspeld, olijfpers, put
- eerste natuurfilosoof:
o op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goden of magische
krachten de natuur (physis) verklaren (moet binnen het systeem v/d
natuurkunde blijven)
- stelling van Thales:
o herleiding van de wereld tot wiskunde (eens bewezen, geldt overal)
Pythagoras v.C.570 – v.C.500
stelling: a2+b2=c2
- relatie tussen intervallen van toonladders en wiskundige verhoudingen
- indien de rechthoekzijden gelijk zijn, dan kan de schuine zijde niet worden uitgedrukt
als een verhouding van de rechthoekzijden
à de schuine zijde is een getal dat niet uitdrukbaar is als een getalverhouding
à crisis voor hun denken waar ze tot de vaststelling kwamen dat de wereld er toch
niet zo wiskundig perfect uit zag als graag gehad hebben
- de natuur kan door het beoefenen van de wiskunde worden begrepen
Toepassingen
Argumentatief: suggereert een diepere waarheid. Kan je het herleiden, duidelijker maken?
We kunnen de natuur of eender wat reduceren tot iets lagers, dan ga je er vanuit dat er
altijd een diepere waarheid is
Onderzoekend: zet aan tot verder verkennen door op te delen en dieper te graven
Voor ontwerpers: herleiding van een object tot elementen die je (op een bepaald niveau)
niet meer verder kan opdelen. (abstract) Je ontwerpt vervolgens door
combinatie van die elementen. Of je ontwerpt vanuit één basisvorm (vb.
, kubus). Of je ontwerpt vanuit één principe. (vb. ecologie). Of je gebruikt
één grondstof (vb. hout).
PRINCIPE VAN VOLDOENDE REDEN
ANAXIMANDER v.C.610 – v.C. 545, Milete
Anaximanders redenering
- “De aarde is onbeweeglijk omdat een beweging in welke richting ook geen verschil
zou maken.”
- Anders gezegd: alle richtingen zijn gelijk. Er is geen reden om te bewegen in een
bepaalde richting (want alle richtingen zijn gelijk) dus beweegt de aarde niet.
- Er is geen voldoende reden om te bewegen.
ð Er moet iets zijn, een reden, opdat er een handeling zou gesteld worden, opdat
er iets zou gebeuren
ð Er moet dus omdat er iets zou veranderen, een reden zijn
Verder uitgewerkt:
- “nihil est sine ratione cur potius sit quam non sit”
o “niets is zonder reden waarom het veeleer bestaat dan waarom het niet
bestaat”, iets bestaat als het een reden heeft om te bestaan
à Christian Wolff (1679/1754)
- “obwohl uns diese Gründe meistens nicht bekannt sein mögen”
o “alhoewel deze redenen ons meestal niet bekend zullen zijn”
à de mens wilt van alles de reden weten, we zullen ze niet allemaal kennen
à Wilhelm von Leibniz (1646-1716)
o Niet dat ze er niet zijn, wel dat de mens er niet altijd de toegang toe zal
hebben.
o Er zijn grenzen aan de menselijke kennis
De archè volgens Anaximander
- Apeiron (= Grieks voor ‘het onbegrensde’)
- Datgene wat onderliggend is aan alle dingen heeft zelf geen kenmerken: het is alles
en tegelijkertijd niets.
- Er moet iets zijn dat alle dingen gemeen hebben, de ultieme oorzaak, maar precies
daarom is het zelf onbepaald en dus onvatbaar: apeiron.
- Het is onbepaald, het kan alle vormen aannemen (onbegrensd)
Als hij het een naam geeft zoals lucht of water, dan bepaalt hij het al, maar het is iets
dat nog bepaald moet worden à apeiron
- Het apeiron heeft geen eigenschappen, onmogelijk te herkennen, maar het is er wel
= ultieme vaste grond
- Dat komt weerom neer op het principe van voldoende reden: alles heeft een
(materiële) oorzaak, maar die (materiële) oorzaak is (uiteindelijk) onkenbaar.
Redenen, maar geen oorzaken
- Het principe van voldoende reden betekent niet dat er noodzakelijk een oorzaak is.
- Arthur Schopenhauer (1788-1860):
, o voor alles wat je weet, het feit dat je bestaat, het feit dat je verandert en voor
alles wat je doet zal er een voldoende reden zijn, maar niet noodzakelijk een
oorzaak.
o Waarom een geschenkje? Waarom leef je? Dat heeft een reden, maar niet
noodzakelijk een oorzaak.
Ik heb een geschenkje gekozen voor die persoon, de oorzaak daar van is de
verjaardag => klopt niet, het is de reden
Kritiek van Hume
- David Hume (1711-1776)
- Hoe sterk het principe ook mag zijn, het valt niet te bewijzen (daarom is het ook een
principe dat je aanneemt of niet).
Principe (kan je niet bewijzen) ≠ wet (kan bewezen worden)
- Je kan niet aantonen dat er een verband is tussen een reden en een oorzakelijkheid.
ð 1 als er een reden is, dan hoeft er geen reden te zijn
ð 2 als er een reden & een oorzaak is dan kun je niet aantonen dat dat een
verband is
- Je kan niet bewijzen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld.
Toepassingen
Argumentatief:
Elk onderzoek is gelegitimeerd: je leert niets bij door te stellen dat er geen reden is voor
iets te zijn zoals het is. (voor alles moet een voldoende reden zijn)
à je kunt zeggen dat er is een reden, waarom het zo is, maar daar leer je niets mee, dat is
gewoon zo
à je kan zeggen van: ik ga opzoek naar een verklaring, dan ga je naar een oorzaak opzoek,
dat is dan ook niet gezegd
Onderzoekend:
Alles wat is, heeft een reden: dat is zelf de reden dat je je steeds weer de vraag stelt
waarom iets het geval is. Alles moet dus een verklaring hebben. Het principe van voldoende
reden stimuleert als geen ander de zoektocht naar kennis à zet aan tot verder onderzoek
= een stimulans
Voor ontwerpers:
Stel steeds of verwacht je altijd aan de vraag: waarom? Het antwoord ‘daarom’ is geen
antwoord à de waaromvraag, voor alle beslissingen die genomen zijn, is er een voldoende
reden (stopt vb. bij een evidentie)
De reeks van vragen kan je beëindigen wanneer je bij een evidentie aankomt.
Als zich herhaaldelijk een probleem voordoet moet je op zoek gaan naar de reden dat het
zich voordoet. Het kan toeval zijn wanneer zich iets voordoet, maar hoogstwaarschijnlijk niet
wanneer het zich onder dezelfde omstandigheden weer voordoet (ceteris paribus, ‘de
andere dingen zijn hetzelfde gebleven’). Dan moet er een voldoende reden zijn voor die
gebeurtenis.