() Samenvatting Goederenrecht C.S., alle hoorcolleges en voorgeschreven jurisprudentie
29 vues 1 fois vendu
Cours
Goederenrecht C.S. (RGMPR00306)
Établissement
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Pitlo 3 Goederenrecht
() Dit is een samenvatting van het vak Goederenrecht C.S., met daarin uitgebreid en overzichtelijk samengevat alle hoorcolleges en met daarin de voorgeschreven jurisprudentie verwerkt.
Week 1
Hoorcollege 1: Verhaal en voorrang algemeen
Verhaal halen
Is beginsel is verhaal mogelijk op het gehele vermogen van de schuldenaar (art. 3276 BW) , tenzij de wet of een
overeenkomst anders bepaalt. Zo kunnen partijen bepaalde goederen in een overeenkomst uitsluiten of zijn deze
volgens de wet uitgesloten (bijv. art. 447 Rv). En soms is verhaal ook mogelijk op goederen anders dan van de
schuldenaar, zoals het retentierecht (art. 3:292 BW) of het fiscaal bodemrecht (art. 22 lid 3 IW).
Verhaal nemen doe je met een executoriale titel (art. 430 Rv), daarmee kan executoriaal beslag gelegd worden (art.
439 Rv), daarop volgt een openbare verkoop (art. 463 Rv), waarvan de opbrengt verdeeld wordt (art. 480 Rv).
Gelijkheid van schuldeisers (paritas creditorem)
In beginsel heeft iedere schuldeiser een gelijk recht om verhaal te nemen (‘paritas creditorem’, art. 3:277 BW) ,
maar in de wet bestaan regels van voorrang d.m.v. bepaalde voorrechten, zoals pand en hypotheek (art. 3:279 e.v.
BW). Pandhouders en hypotheekhouders hebben een hoge voorrang op andere schuldeisers (art. 3:277 lid 1 BW)
en hebben het recht van parate executie (art. 3:248 jo. 3:268 BW), wat inhoudt dat zij kunnen executeren zonder
een executoriale titel.
Arrest Unitco → Derden mogen steunvorderingen van een failliet voldoen, dat levert geen doorbreking op van het
‘paritas creditorum’ beginsel. De gelijkheid van schuldeisers betekent normaal gesproken dat alle schuldeisers
gelijk moeten worden behandeld bij de verdeling van het geld dat beschikbaar is vanuit het failliete vermogen.
Echter, in dit geval, omdat de betalingen niet uit het failliete vermogen van de schuldenaar komen, maar van
derden, zijn deze betalingen niet onderworpen aan de regel van de geli jke behandeling. De Hoge Raad oordeelt
dat de gelijke behandeling van schuldeisers niet van toepassing is op specifieke schulden die door derden zijn
betaald. Omdat deze betalingen extern zijn, vallen ze niet onder de regels van het paritas creditorum.
Faillissement
Een failliet is in een toestand van ‘te hebben opgehouden te betalen’ (art. 1 Fw) en verliest na faillietverklaring het
beheer en beschikking over zijn vermogen (art. 23 en 24 Fw). Daarnaast vervallen dan alle individuele beslagen
(art. 33 Fw) en kan het gehele vermogen van de schuldenaar worden uitgewonnen (art. 20 Fw). Dit is in lijn met
het doel van het faillissement: het uitwinnen van het vermogen van de failliet om schulden te voldoen.
Hoorcollege 2: Pandrecht, in het bijzonder op roerende zaken
Onderhands akkoord
De Wet Homologatie Onderhands Akkoord is een ingewikkelde wet die sinds 1 januari 2021 bestaat. Het biedt een
mogelijkheid voor schuldeisers om een akkoord aan te gaan waarbij wordt beoogd de onderneming te redden en
een insolventieprocedure te voorkomen. Bij het akkoord wordt de rangorde van de schuldeisers gewijzigd.
Arrest Mondia/Curatoren V&D: als je je ondanks een buitengerechtelijk akkoord stug vasthoud aan een vordering,
is dat misbruik van bevoegdheid.
Vestigen van een pandrecht
Er zijn verschillende soorten pandrechten: vuistpand en stilpand. Bij vuistpand is de zaak in macht van de
pandhouder en bij stil pand niet (dat is het ‘stille’ ervan):
- vestigen vuistpand: art. 3:84 (titel, bb, algemeen vestiging) + 3:98 (schakelbepaling) + 3:236 (specifiek)
- vestigen stilpand: art. 3:84 (titel, bb, algemene vestiging) + 3:98 (schakelbepaling) + 3:237 (specifiek)
De vestiging van een pandrecht is pas voltooid als de specifieke vestigingshandeling is gedaan (registreren van de
pandakte, dan wel overdracht van het goed).
Arrest Meijs q.q./Bank of Tokyo: Voor vestiging van het pandrecht is enkel wilsovereenstemming voor het vestigen
van een pandrecht, en er moet een akte zijn die bedoeld is voor verpanding van de daarin genoemde vorderingen.
Voor dat vereiste is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat, eventueel i.c.m. andere akten of feiten, dat
kan worden vastgesteld dat de akte bestemd is tot de verpanding van die vorderingen. Hiervoor is geen
aanvaarding nodig van de pandgever en dit kan vormvrij geschieden. Het hoeft dus niet expliciet genoemd te
worden dat er verpand wordt en de originele akte hoeft ook niet persé geregistreerd te worden. In deze zaak
waren er faxbrieven ter registratie opgestuurd, daaruit was voldoende af te leiden dat partijen een pandrecht
wilden vestigen en ze bevatte genoeg informatie. Volgens de Hoge Raad moet het niet te lastig worden om een
pandrecht te bewerkstelligen.
Pandrecht bij voorbaat
Een stilpandrecht kan ook ‘alvast’ worden gevestigd, door alle vestigingshandelingen te voltooien: pandrecht bij
voorbaat (art. 3:97 BW). Er is dan alleen nog niet voldaan aan het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van art.
3:84 BW. Zodra de pandgever wel beschikkingsbevoegd wordt, zal het pandrecht voltooid zijn omdat dat aan alle
vereisten voor vestiging is voldaan.
Voorbehouden pandrecht
Een pandrecht kan ook onder voorbehoud gevestigd worden, dan is de overdracht onderworpen aan de
voorwaarde dat een pandrecht wordt gevestigd op het eigendom. Als de zaak dan wordt overgedragen komt er
van rechtswege een pandrecht op te rusten en krijgt de verkrijger dus een goed dat al bezwaard is met een
pandrecht. De verkrijger zal dan dus niet het gehele eigendom krijgen van de zaak. Hierover gaat ook het arrest
Potharts/Serrée: ‘’ingeval van eigendomsovergang onder voorbehoud van een pandrecht, wordt een recht
verkregen dat al van meet af aan met het pandrecht is belast’’. De verkrijger kan dan geen eerder pandrecht
vestigen dat ingeroepen kan worden tegen het pandrecht dat onder voorbehoud was gevestigd. Ook niet als deze
eerder in tijd zou hebben plaatsgevonden, als een pandrecht bij voorbaat. Want dit zou op zijn vroegst dan tot
stand komen bij overdracht, en de overdracht is al bezwaard.
Het verschil tussen het voorbehouden pandrecht en het pandrecht bij voorbaat, zit hem dus i n wanneer het
pandrecht plaatsvindt. Bij de ene al vóór de overdracht en blijft het kleven en bij de ander pas na de overdracht.
Derdenbescherming voor de pandhouder
De pandhouder is alleen beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever indien het een
vuistpandrecht betreft (art 3:238 BW). Want bij een vuistpand wordt het pandrecht gevestigd door overdracht aan
de pandhouder en is het dus relevant of de pandgever wel beschikkingsbevoegd is.
Bij een stilpandrecht is er geen sprake van een fysieke overdracht en daarom is beschikkingsonbevoegdheid van
de pandgever – en bescherming daartegen - minder relevant. Als het stilpand wordt omgezet in vuistpand dan is
het wel weer belangrijk. Het moment van deze omzetting is dan ook het peilmoment voor de goede trouw. Als de
pandhouder toen niet wist of niet hoorde te weten dat een ander dan de pandgever eigenaar was, wordt hij
beschermd:
Art. 3:238 BW:
- ondanks onbevoegdheid van de pandgever is de vestiging van een pandrecht geldig indien de
pandhouder te goeder trouw is (lid 1)
- rust er al een beperkt recht op dat goed en wist de pandhouder dit niet, dan gaat het pandrecht in ra ng
boven dat eerdere recht (lid 2; rangwisseling)
Voorbeeld rangwisseling ex art. 3:238 lid 2 BW:
A is eigenaar zaak/pandgever en heeft een stil pandrecht met B. En wil verpanden aan C via vuistpand. C weet niet af van het pandrecht
van B en heeft nu dus een vuistpand. Ook al was B eerder, en zou hij normaal gesproken hoger in rang zijn, vind er nu een
rangwisseling plaats (art. 3:238 lid 2 BW). En is C sterker in rang.
Voorbeeld derdenbescherming ex art. 3:86 BW:
A is eigenaar zaak/pandgever en heeft een stil pandrecht met B. A verkoopt het goed aan C, C is de verkrijger. C verkrijgt de zaak
zonder pandrecht, mits zij ten goede trouw is.
Bevoegdheden van een pandhouder
Een pandhouder kan 1) afgifte van het goed vorderen als de schuldenaar tekortschiet (art. 3:237 lid 3 BW) en
2) het goed verkopen indien de schuldenaar in verzuim is en in gebreke is gesteld (art. 3:248 BW).
Een pandhouder mag het goed niet toe-eigenen (art. 3:235 BW; het toe-eigeningsverbod), als dit wordt
overeengekomen in de pandovereenkomst dan is deze overeenkomst nietig. De enige uitzondering hierop is het
fzo-pandrecht bij specifieke goederen zoals giraalgelden en effecten (art. 7:54 BW).
Executieverkoop
De verkoop van de boedel of een goed gaat via een openbare verkoop (art. 3:250 BW) omdat er dan de grootste
kans is op de beste prijs. Op de openbare verkoop zijn twee uitzonderingen:
1) als de voorzieningenrechter anders bepaald (art. 3:251 lid 1 BW), bijvoorbeeld omdat de markt nu niet zo actief
is en op een later moment wel, en
2) als is overeengekomen met de pandgever om het anders dan openbaar te doen (ar.t. 3:251 lid 2 BW).
Hierbij is het arrest Feenstra q.q./ING van belang. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaalt dat er moet worden
gekeken naar de bedoeling van partijen (Haviltex) om te bepalen of een dergelijke afwijkende regeling is bedoeld.
In de casus hadden partijen inderdaad een andere wijze van verkoop bedoeld.
De pandhouder voldoet zich vervolgens uit de opbrengst (art. 3:253 BW) en is verplicht de overwaarde af te
dragen. Het pandrecht mag namelijk geen winst geven.
Positie van de pandhouder bij executie door een ander
Als een executie plaatsvindt door een lager gerangschikte pandhouder of beslaglegger, dan blijft het hoger
gerangschikte pandrecht op het goed rusten (art. 3:248 lid 3 BW). De hoger gerangschikte pandhouder heeft dan
wel de mogelijkheid om de executie over te nemen (art. 461a Rv) en wat er dan gebeurd is dat de lager
gerangschikte pandhouders verdwijnen omdat de hoger gerangschikte pandhouder geen rekening met hun hoeft
te houden. De lager gerangschikte pandhouder deelt wel mee in de opbrengst die overblijft (art. 3:253 lid 1 BW).
Arrest De Jong/KBC: als een pandhouder ter afdwinging van zijn pandrecht een verpand goed in een
executieprocedure brengt als beslaglegger en daarbij niet vermeld dat er een pandrecht op het goed rust, vervalt
dat pandrecht volgens art. 480 lid 1 Rv. De derdenbescherming van art. 3:248 lid 3 BW is hier niet van toepassing.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur RechtenstudentjeGROMAAS. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.