Zelfstudie systematiek
Taxonomie, fylogenie en systematiek
Begrippen
- Taxonomie = de wetenschap die zich bezighoudt met de identificatie (vinden, beschrijven,
tekenen), de nomenclatuur (naamgeving) en classificatie (ordenen) v levende organismen
- Fylogenie = de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoeken vd
afstammingsgeschiedenis ve groep
- Systematiek = taxonomie en fylogenie samen
- De methode om soorten o.b.v. kenmerken te rangschikken en in te delen o.b.v. hun
verwantschap
- Geeft inzicht in evolutionaire geschiedenis v leven op aarde
- Cladogram = model die afstamming schematisch weergeeft of afstammingsschema
- Enkel zeer belangrijke evolutionaire stappen te zien
- Cladogram is onderdeel van systematiek (1vd
mogelijkheden om organismen in te delen)
- Basiseenheid = soort
= groep v organismen die zich, onder natuurlijke
omstandigheden, onderling kunnen voortplanten en
waarvan de nakomelingen zich ook kunnen
voortplanten
Bv. witte neushoorn, zomereik, hond, muilezel
- Soort taxonomisch indelen: hiërarchische indeling
Bv: neusaap
- Domein: Eukaryota
- Rijk: Animalia
- Stam: Chordata
- Klasse: Mammalia
- Orde: Primates
- Familie: Cercopithecidae
- Onderfamilie: Colobinae
- Geslacht: Nasalis (neusapen)
- Soort: Nasalis larvatus (neusaap)
Wetenschappelijke naamgeving
Nomenclatuur = het systeem v wetenschappelijke naamgeving dat wordt toegepast op organismen
→ Legt aantal regels op bij naamgeving
Soortnaam is meestal tweedelig en bestaat uit Latijnse of gelatiniseerde woorden
- 1e deel: geslachtsnaam – genus (bv. homo)
- 2e deel: specifiek voor elke soort (bv. habilis, sapiens)
Op zoek naar een dier, plant, schimmel?
→ determinatiekaarten of -tabellen
1
, Wat is leven?
- Levende wezens voldoen aan aantal kenmerken
- Kunnen gassen uitwisselen met de omgeving
- Zich voeden en afvalstoffen uitscheiden
- Bewegen, groeien, waarnemen
- Zich zelfstandig voortplanten
- Evolutie tonen
Twijfelgeval: virussen
Wel Niet
- Bewegen - Gassen uitwisselen met omgeving
- Waarnemen - Zich voeden
- Evolutie tonen - Afvalstoffen uitscheiden
- Groeien
- Zich zelfstandig voortplanten
→ Virussen leven NIET
- Visrussen zijn een hoeveelheid erfelijk materiaal (RNA of DNA) in een omhulsel v eiwit
- Hun genetisch materiaal kan wel evolutie vertonen
- Zéér klein
- GEEN zelfstandige voortplanting
- Geïnfecteerde cellen maken nieuwe virussen omdat virussen controle vd cel overnemen
Bv. ebola, aids, griep, verkoudheid
!!! Antibiotica helpt niet → specifieke medicatie nodig
- Incubatietijd verschilt per virus
- Verloop virusinfectie
1) Virus hecht zich vast ae levende cel met de hechtharen
2) Het erfelijk materiaal vh virus wordt in cel ingespoten
Daar zal genetisch materiaal v virus zich kopiëren dankzij celstructuren vd levende cel
3) Er worden eiwitmantels gevormd
Binnen de 30 min kunnen een 200tal nieuwe en complexe virussen ontstaan
Zes rijken – Woese (1977)
3 domeinen, 6 rijken → verandert nog steeds
- Indeling op basis v:
- Celkern? Ja/nee
- Één- of meercellig
- Manier v voeden
- Bacteria en archaea = eencelligen zonder celkern
- Protisten = één- of meercelligen met celkern
- Planten = meercellige eukaryoten die hun eigen voedsel
aanmaken dmv fotosynthese
- Dieren en schimmels = meercellige eukaryoten die
voedsel opnemen
2
, KENMERKEN VAN DE ZES RIJKEN
ARCHAEA BACTERIËN PROTISTEN PLANTEN SCHIMMELS DIEREN
Ringvormig DNA Ringvormig DNA Chromosomen Chromosomen Chromosomen Chromosomen
GENETSICH
MATERIAAL Ligt vrij in cel Ligt vrij in cel In celkern In celkern In celkern In celkern
(niet) aanwezig Aanwezig (niet) aanwezig Aanwezig Aanwezig Niet aanwezig
CELWAND
Eencellig Eencellig Een- of meercellig Meercellig Een- of meercellig Meercellig
BOUW
Autotroof of Autotroof of Autotroof of Autotroof Heterotroof Heterotroof
heterotroof heterotroof heterotroof
VOEDSEL
Flagel (anders dan Flagel (anders dan Flagel of Nee Nee ja
bacteriën) bacteriën) gecoördineerde
VOORTBEWEGING beweging v cellen
3
, - Heterotroof = organismen die zich voeden met door andere organismen opgebouwde
voedingsstoffen, ze gebruiken een organische koolstofbron
Bv: bacteriën, archaea, protisten, zwammen, dieren
- Autotroof = organismen die uit een anorganische koolstofbron (bv CO2) zelf voedsel (suiker)
kunnen opbouwen, de meeste doen aan fotosynthese
Bv: bacteriën, archaea, protisten (wieren) en planten
- Bacteria en archaea = organismen zonder een kernmembraan en dus zonder kern, genetisch
materiaal ligt vrij in de cel
- Eukaryoten = organismen met een kernmembraan en dus met kern, genetisch materiaal ligt in
de kern opgeslagen
Archaea en bacteria
- Eencelligen zonder celkern (zeer klein)
- Celinhoud: cytoplasma met DNA (daarrond een celwand)
- Voortplanting door celdeling
! cel deelt zich in 2 identieke dochtercellen
- Groei v bacteriën (exponentiële groei)
Archaea
= oerbacteriën
- Ongeveer 200 soorten
- Rijk v eencellige organismen zonder celkern
- Leven in extreme omstandigheden (warmwaterbronnen, zoutpannen, onze darmen, rioolwater)
- Zijn onschadelijk: veroorzaken geen ziektes
Bacteria
- 10 000 tal beschreven
- Rijk v eencellige organismen zonder celkern
- Dikke celkern
- DNA los in cel
- Kunnen voorkomen in eenvoudige kolonies
- Grootste genetische variatie in DNA
Nuttige bacteriën
- Voeding: yoghurt, kaas, azijn, water zuiveren, …
- Menselijk lichaam: darmbacteriën, huid, … (ong 1 kg)
- Produceren ook antibiotica (zie ook schimmels)
Schadelijke bacteriën
- Ziektes: TBC, salmonella, keelontsteking, diarree, …
!!!! Micro-organismen/ microben ≠ bacteriën
→ te klein om met blote oog te zien
→ bevatten een- en meercelligen
4