Samenvatting Mechanische beademing op de intensive care
51 vues 2 fois vendu
Cours
Intensive Care Verpleegkundige
Établissement
Intensive Care Verpleegkundige
Book
Mechanische beademing op de intensive care
In dit document vind je een samenvatting van het volledige boek "Mechanische beademing op de intensive care" van ter Haar.
Deze samenvatting heeft mij geholpen met het behalen van de stabiele en instabiele beademingstoets tijdens de opleiding tot intensive care verpleegkundige en biedt het daarna ...
Samenvatting: Mechanische beademing op de intensive care
Hoofdstuk 1: Geschiedenis van de mechanische beademing
Er werd vroeger begonnen met beademen via negatieve druk beademing waarbij gebruik werd
gemaakt van de ijzeren long. Deze nam vooral de rol van de ademspieren over.
Bij de eerste positieve druk beademingen was alleen volumegecontroleerde beademing mogelijk, wat
erg onprettig was voor de wakkere patiënt. Later werden de beademingsmachines steeds verder
aangepast tot zoals we ze nu kennen.
Daarnaast hebben ook behandelstrategieën van respiratoire insufficiëntie grote veranderingen
doorgemaakt en is er vooral meer nadruk op het longbeschermend beademen.
, Hoofdstuk 2: Anatomie en fysiologie van de ademhaling
De onwillekeurige en automatische regulatie van het ademcentrum is gelegen in het verlengde merg
en de pons en onderdelen van de hersenstam.
Het verlengde merg (medulla oblongata) bevat twee groepen respiratoir actieve neuronen. De
dorsale respiratoire groep (DRG) vormen het inspiratoire centrum. De sensorische input hierbij komt
van diverse receptoren (zoals chemoreceptoren, temperatuur receptoren), maar ook uit de
hersenschors (cortex). De sensorische uitput hierbij verloopt via de nervus phrenicus naar het
diafragma en via motorische voorhoorncellen uit het ruggenmerg naar de tussenribspieren,
buikspieren en hulpademhalingsspieren.
De ventrale respiratoire groep (VRG) vormen het expiratiecentrum. De expiratie is in rust een passief
proces, maar bij inspanning wordt het actief ondersteund door contractie van de buikspieren en
tussenribspieren.
Respiratoir actieve neuronengroepen in de pons vormen het pneumotactische (beperken van het
teugvolume en stoppen van de inspiratie) en apneuïstische (het in stand houden van de inspiratie)
centrum.
De centrale chemoreceptoren nemen voor 75% de chemische ademdrive voor hun rekening en zijn
vooral gevoelig voor pH (en pCO2) veranderingen. Bij een verlaging van het pH, zal er een stimulatie
zijn van het ademcentrum en bij een verhoging van het pH een remming van het ademcentrum.
De perifere chemoreceptoren nemen voor 25% de chemische ademdrive voor hun rekening. Ze zijn
gevoelig voor de pO2, pCO2 en pH waarbij de pO2 het belangrijkste is. De gevoeligheid van dit
regelmechanisme is niet erg groot. Er is pas stimulatie van het ademcentrum bij een pO2 onder de 8
kPa.
Overige receptoren zijn onder andere rekreceptoren in het gladde spierweefsel van de luchtwegen
die worden gestimuleerd door uitzetting van de longen en luchtwegen en veroorzaken daarmee een
afname van de ademfrequentie. Bewegingsreceptoren in spieren en gewrichten merken inspanning
op en stimuleren hiermee het ademcentrum. Irritatiereceptoren in het luchtwegepitheel zijn gevoelig
voor ingeademde schadelijke stoffen, waarbij prikkeling leidt tot hoesten en bronchoconstrictie. En zo
zijn er nog veel meer receptoren die het ademcentrum kunnen beïnvloeden.
De bovenste luchtwegen bestaan uit neus, neusholte, mondholte, keelholte en het strottenhoofd tot
en met de stembanden. Via het strottenhoofd (larynx) komt de lucht in de onderste luchtwegen
terecht. Hier zal de epiglottis (strotklepje) sluiten bij het slikken en openstaan bij ademen. De glottis
(stemspleet) sluit ook bij het slikken en opent bij ademen en zal bij expiratie vernauwen bij het
praten, zingen, etc.
De onderste luchtwegen zijn de luchtwegen onder de stembanden. Dit zijn de trachea, bronchiën en
bronchioli en de alveoli. De trachea bestaat uit 15-20 kraakbeenringen die de trachea open houden.
Door contractie en relaxatie beïnvloeden de spieren van de trachea de luchtweerstand en de dode
ruimte en spelen ze een rol bij het hoesten. De bronchiën splitsen zich in uiteindelijk 23 generaties
bronchioli. De eerste 16 generaties is de conductieve zonde en vanaf de 16de generatie kan je spreken
van een respiratoire zonde. In de conductieve zone verplaatst lucht zich met hoge snelheid door
middel van convectie (stroming) en in de respiratoire zone staat de lucht vrijwel stil en verplaatsen de
luchtmoleculen zicht door diffusie.
, De luchtwegen hebben een mucociliair klaringssysteem bestaande uit trilhaarepitheel,
slijmbekercellen, mestcellen, Clara cellen, plasmacellen, dendritische cellen, macrofagen en
submuceuze klieren.
De benigne thorax beschermt de organen in de thoraxholte en speelt een rol bij het open houden
van de longen en het maken van adembewegingen. Het bestaat uit 12 paar ribben (costes), 12
thoracale wervels (vertebrae), het borstbeen (sternum), 2 sleutelbenen (claviculae) en 2
schouderbladen (scapulae).
Het diafragma is de belangrijkste ademspier en vormt de afscheiding tussen thorax en abdomen. In
ruststand (bij expiratie) staat het diafragma hoog en bij het inzetten van de inspiratie, trekt het
diafragma samen, zal platter worden en in de richting van de abdomen bewegen. Zo worden de
onderste longkwabben naar achter, onder en opzij getrokken. Bij inspiratie neemt het diafragma 70%
van de totale spierkracht voor zijn rekening. De nervus phrenicus verzorgt de zenuwvoorziening van
het diafragma. Deze ontspringt ter hoogte van de 3de-5de halswervel. Een dwarslaesie ter hoogte van
C3-C5 kan dus de functie van het diafragma beïnvloeden en er dus ook voor zorgen dat het niet meer
werkt.
Overige ademspieren zijn de uitwendige tussenribspieren (intercostaalspieren), zij ondersteunen het
diafragma bij inspiratie en heffen de ribben hierbij zodat de thorax ruimte krijgt.
Ook de kleine en grote borstspieren (m. pectoralis minor en major) ondersteunen de inspiratie.
Bij inspanning wordt de expiratie ondersteund door contractie van de inwendige tussenribspieren,
buikspieren en bekkenspieren.
In de pleuraholte bevinden zich bronchiën, arteriën en zenuwen die bij de long binnen komen en
venen en lymfevaten die de long verlaten.
De alveolaire epitheelcellen kunnen verdeeld worden in twee types. Type 1-pneumocyten vormen
90% van het alveolaire oppervlak en zijn geschikt voor diffusie van zuurstof en kooldioxide en zijn erg
gevoelig voor hoge zuurstofconcentraties. Type 2-pneumocyten kunnen differentiëren naar type 1 in
geval van beschadiging en ze spelen een rol bij het droog houden van de alveoli en het produceren
van surfactant.
Wandspanning is een eigenschap van de wand zelf en oppervlaktespanning is een eigenschap van het
vloeistoflaagje aan de binnenkant van de wand (van de alveoli).
Surfactant verlaagt de oppervlaktespanning van het vloeistoflaagje aan de binnenzijde van de alveoli.
Deze oppervlaktespanning is van invloed op de totale elastische retractiekracht van de long. Zonder
surfactant zullen de oppervlaktespanning en longelasticiteit verhoogd zijn en is er meer druk nodig
om de alveoli open te houden. De eiwitten in het surfactant zijn betrokken bij de afweer tegen
bacteriën en virussen.
De interstitiële ruimte (interstitium) is de ruimte tussen alveolair epitheel en capillair endotheel en
het bevat zowel structurele componenten (zoals collageen vezels en elastinevezels) en diverse cellen
(zoals collageenvormende fibroblasten, gladde spiercellen en cellen van het immuunsysteem). Het
interstitium kan lokaal afwezig zijn, waardoor endotheel en epitheel elkaar raken. Dit is erg gunstig
voor de gaswisseling.
De functionele residu capaciteit (FRC) is het longvolume waarbij long- en thoraxkrachten met elkaar
in evenwicht zijn. Het is de hoeveelheid lucht die na een normale uitademing nog in de longen
aanwezig is. Bij een intacte FRC spreken we van een “open long” waarbij alle longdelen bij de
gaswisseling betrokken zijn. Bij atelectase is de FRC afgenomen en de long niet meer volledig open
voor gaswisseling.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DeniseS94. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.