BOEK 1: INLEIDING TOT HET RECHT
DEEL 1: INLEIDING
HT1: Wat is recht?
wij worden elke dag geconfronteerd met recht
overeenkomsten stellen
→ dingen kopen (bv broodje aan broodjeszaak) = ook recht
alles op unief is ook recht
→ regels geaccepteerd
→ bij examens kan je in beroep gaan
→ van fraude beschuldigd, kan je je verdedigen
⇒ alles wordt beheerst tot recht
Recht = een geheel van bindende regels
drie componenten van recht
- regels die ordenen (recht ordent onze samenleving)
→ regelt structuur, hoe wij ons moeten gedragen naar elkaar / naar samenleving
- regels afdwingen
→ als je regels niet kan afdwingen heb je geen recht
bv: als je op je gsm zit achter het stuur, maar als de OH geen sancties voorziet dan heeft
die regel geen nut
- regels kunnen wijzigen / afschaffen
→ regels evolueren, er zijn voortdurend aanpassingen nodig
HT2: Indeling van het nationaal recht
nationaal recht wordt geproduceerd door belgische wetgevers
- privaatrecht: regelt verhoudingen tussen burgers onderling (OH heeft er geen zaken
mee)
- publiek recht
a) regels die relaties bepalen van burgers tov de OH (bv kiesrecht)
b) regels die relaties bepalen ts overheden (vlaamse - waalse, …)
in het privaatrecht hebben we het:
➢ burgerlijk recht: regelt relaties tussen burgers onderling (bepaalt ons hele leven)
→ bv huwen, echtscheiden, testament maken, …
bron v burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek (BW)
↳ dateert van tijd v napoleon ⇒ heel oud, wordt nu vernieuwd
, OBW = oud burgerlijk wetboek = nog niet herziene bepalingen
nummering in wetboek
- oud: begint altijd met 1
- nieuw: begint met 5
➢ ondernemingsrecht
voor ondernemingen andere regels, om transacties ts ondernemingen soepeler te
maken
bron v ondernemingsrecht: wetboek van economisch recht (WER)
→ bestaat uit verschillende boeken die elk verschillende onderwerpen
hebben (XX.2. → 2e artikel uit boek 20)
➢ gerechtelijk recht (privaatrechtelijk procesrecht)
= regels om te sanctioneren
→ bepaalt in eerste plaats de organisatie (# rechtbanken, functies vd versch
rechtbanken)
bron van gerechtelijk recht: gerechtelijk wetboek (Ger. W)
In het publiekrecht hebben we:
➢ grondwettelijk recht (staat wel onder europese wet maar staat in belgië bovenaan)
wat staat er in de grondwet?
a) staatsstructuur
b) rechten en vrijheden
→ bv recht op vereniging, recht op onderwijs, persvrijheid, vrije mening, …
c) beginselen
→ bv scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht)
die moeten onafhankelijk zijn (belgië wilt geen dictatuur)
➢ bestuursrecht
→ regelt de inrichting en werking van de uitvoerende macht (statuut vd ambtenaren,
werking ministeries / gemeenten / provincies, …)
➢ fiscaal recht
= regelt de relatie tussen de onderneming en de OH (= regelt het staatsinkomen)
→ veel wetboeken (bv BTW, inkomensbelastingen, …)
➢ strafrecht
= alle normen die tot het behoud van de openbare orde en de veiligheid worden
uitgevaardigd en bepaald de misdrijven en straffen
→ handelingen die onaanvaardbaar zijn die bepaalde straffen hebben
↳ de maatschappij vervolgd die personen
bv bij stelen staan een bepaalde straffen op
straffen worden vervolgd door openbaar ministerie
→ als er een klacht wordt ingediend zal het parket dit bekijken en kijken of ze die
persoon vervolgen
→ strafrecht wordt teruggevonden in strafwetboek
, ➢ strafprocesrecht
= bepaalt regels over de rechterlijke procedures
→ procedure nadat de wet is overtreden
→ de dader wordt tegenover de gemeenschap (vertegenwoordigd door OM) gezet
Wat is het nut van het onderscheid tussen privaat en publiek?
→ onderscheid wordt steeds minder relevant
1. relevantie van het onderscheid
privaatrecht:
→ heel veel regels zijn van suppletief recht / aanvullend recht (je kan ervan van afwijken)
→ ook sommige regels zijn van dwingend recht (je kan hier niet van afwijken)
↳ beschermen privaat belang (bv consument moet zoveel dagen bedenktijd hebben)
→ ook sommige regels van openbare orde (ook niet van afwijken)
↳ beschermen maatschappelijk belang
publiek recht bevat veel meer regels van openbare orde dan het privaatrecht
⇒ hierdoor maakt men een onderscheid tussen die twee takken
2. relativiteit
verschil is relatief
→ in sommige rechtsdomeinen heb je van beide takken regels
sociaal recht:
1) individueel arbeidsrecht → relatie wg - wn (2 private personen die een overeenkomst
sluiten) ⇒ privaatrecht
2) collectief arbeidsrecht → overeenkomsten ts groeperingen v wg en vakbonden
↳ afspraken voor volledige sectoren ⇒ publiek recht
economisch recht: recht dat bepaald hoe je je moet gedragen op de markt
→ publiek recht
3. juridische problemen
→ publiek en privaat recht van toepassing
4. europees recht
→ maakt geen onderscheid tussen privaat en publiek
5. overheid
→ gebruikt meer en meer technieken uit het privaatrecht (om de werking vd vrije markt niet
te verstoren), het onderscheid wordt verminderd
bv: als je vroeger werkte voor de overheid ben je ambtenaar
↔ nu: overheid neemt werknemers aan ipv ambtenaren
bv: als OH grond nodig had → de eigenaar werd onteigend (publiek)
↔ nu: OH koopt gronden aan
,HT3: het internationaal recht
het internationaal recht wordt geproduceerd door overeenkomsten tussen België en het
buitenland → ook bv rechten op europees niveau
Waaruit bestaat het internationaal recht?
1. Internationaal privaatrecht IPR
= geeft aan welke nationale wetgeving van toepassing is op een rechtsverhouding waarin
buitenlandse elementen voorkomen
internationale overeenkomsten = welke regels we gaan toepassen
IPR = nationaal → ieder land kan er verschillende regels op na houden
2. het volkeren recht / internationaal publiekrecht
= het recht dat de relaties ts landen onderling regelt, ook de relaties ts landen en
internationale organisaties. Die relaties worden beheerd door contracten tussen staten (=
verdragen)
→ zitten regels bij van privaat- en publiekrecht
België onderhandeld over internationale overeenkomsten
→ verdrag worden ondertekend door afgezanten/diplomaten, maar moet daarna nog
geratificeerd worden (dwz dat de nationale instantie hier nog mee akkoord moet gaan)
⇒ het is niet omdat het ondertekend is betekent niet dat het bindend is
3. het europees recht
→ situeert zich binnen de EU
EU: als toetredende staat hebben wij een bevoegdheid overgedragen
⇒ over sommige dingen mogen wij in België geen regels over maken, regels die
voor ons ook bindend zijn
Europese beginselen
a) voorrang vh europees recht (primotijd vh europees recht)
→ europees recht > nationaal recht
bv als Belgische wet strijdend is met europese moet, moet België deze aanpassen
(ook als dit in de Belgische grondwet staat)
b) rechtstreekse werking
→ wij als burgers kunnen beroep doen op de normen vd EU (niet op allemaal)
, DEEL 2: PUBLIEK RECHT
HT1: Grondprincipes van de staatsorde
1. De rechtsstaat
= een staat die er niet in de eerste plaats is voor zz maar in de eerste plaats er is om de
burgers te beschermen (beschermen tegen OH zelf, tegen medeburgers, tegen buitenlandse
OH / interventies) → regels gelden dus niet alleen voor burgers
in de rechtsstaat staan een paar fundamentele rechten
→ recht op vrije meningsuiting, recht op leven, vrijheid van godsdienst, …
bv Polen: rechters hun onafh af te nemen
bv Duitsland jaren 30: daar bestond geen rechtsstaat meer
⇒ na WO2: verdrag gesloten = EVRM = europees verdrag voor de rechten vd mens
voordeel: er zijn bepaling waar wij rechtstreeks voor kunnen beroepen
2. De wetstaat
= een staat kan aan zijn burgers rechten geven, maar over de tijd heeft men vastgesteld dat
die rechten maar terechtkomen bij een kleine groep (bv stemrecht ingevoerd in belgië: eerst
rijken, dan alleen mannen)
wetstaat = het idee om naar meer gelijkheid te streven onder de burgers
→ zwakke partijen beschermen
wetten uitgeroepen om naar gelijkheid te streven en om zwakken te beschermen
bv fiscale subsidiëring vh onderwijs, sociale zekerheid, …
zijn heel vaak wetten van dwingend recht (privaat te beschermen)
probleem: te veel wetten = overregulering = alles wordt geregeld door de staat
→ resultaat altijd in deregulering (wetten afschaffen)
3. De 3 staatsmachten
1) wetgevende macht (uitgeoefend door verkozen parlement en koning)
➢ maken v wetten
➢ controleren vd uitvoerende macht
➢ recht van onderzoek
2) uitvoerende macht (uitgeoefend door koning en regering)