Dit is een samenvatting van alle belangrijke termen met uitleg die in het vak Moleculaire Genetica 2 voorkomen.
Door dit grondig te bestuderen heb je zeker al een voldoende voor dit vak
Behaald resultaat 17/20!!!
Compound Dragen van twee verschillende recessieve mutaties op dezelfde genlocus (maternaal en
heterozygoot paternaal). Dit kan leiden tot ziekten of aandoeningen wanneer beide mutaties een negatief
effect hebben op de functie van het gen. (vaak bij outbred populaties)
● Kind die compound heterozygoot is heeft op maternale EN op paternale mutatie op het allel
● 2 verschillende mutaties in hetzelfde gen
Dominant Komt al tot uiting bij heterozygote dragers. Zullen meestal voorkomen enkel bij heterozygoten
kenmerken Mensen die homozygoot zijn voor een dominante ziekte, hebben deze ziekte vaak in een veel
agressievere vorm (maar niet altijd!!)
Male-to-Male Als vader ziekte doorgeeft aan zoon / zonen, dan weet je zeker dat het autosomaal is, want
transmission vader geeft geen X-chr door aan zijn zoon, enkel Y-chr. Echter als er een mutatie in het Y-chr is
zal dit bijna altijd leiden tot onvruchtbaarheid en kan dus ook niet worden doorgegeven aan
zoon
Mozaïcisme 2 verschillende celpopulaties met een verschillende genetische samenstelling
X-Skewing Een mutatie op het X-chromosoom veroorzaakt bij vrouwen lyonisatie mosaïcisme. Elke cel
brengt het normale of het mutante allel tot expressie. Normaal zou gemiddeld 50% vd
celpopulatie het wildtype tot uiting brengen en 50% vd populatie de mutante X tot expressie
brengen. Bij X-skewing is er een ongelijke verdeling, bijvoorbeeld 70% mutant en 30% wildtype
=> Kan ervoor zorgen dat ziektebeeld alsnog tot uiting komt
Mendeliaans vs Typisch mendeliaanse overerving = autosomaal dominant en recessief, X-gebonden dominant
monogene en recessief en Y-gebonden overerving
overerving Monogene overerving = Bijvoorbeeld mitochondriale overerving (opm; enkel langs mama)
Heteroplasmie Gemengde populatie van mitochondria bestaande deels uit wild en mutant type mtDNA
→ varieert sterk bij overerving door bottleneck tijdens germline ontwikkeling
→ reden voor sterk variabel ziektebeeld
Consanguiniteit Voortplanten tussen bloedverwanten, zoals neven en nichten. Het vergroot de kans op het
overerven van genetische aandoeningen als gevolg van gedeelde recessieve gen mutaties.
Penetrantie = percentage dat aangeeft bij welk deel vd individuen met een specifiek genotype het
overeenkomstige fenotype kan worden waargenomen.
= Kans dat een drager van een mutatie de ziekte tot uiting brengt. (door Modifying factors)
Normaal gezien bij een monogene mendeliaanse overerving ga je uit van een 1:1 relatie,
namelijk de dragers vd mutatie zijn ziek en de niet-drager vd mutatie zijn gezond, MAAR dit is
niet vaak voor 100% het geval. Veel mutaties kunnen zeer penetrant zijn maar toch niet 100%
penetrant, niet iedereen die de mutatie heeft brengt de ziekte tot uiting.
Penetrantie kan je bepalen door het observeren van het aantal drager van de mutatie en
hoeveel er ook echt ziek worden. Penetratie stijgt met de leeftijd, zeker met ziektes die pas op
latere leeftijd tot uiting komen.
Gereduceerde Wanneer niet iedereen die drager is vd ziekte / aandoening, deze ook tot uiting brengt.
penetrantie
Locus mutaties in verschillende genen/loci → zelfde fenotype/ziekte
heterogeniteit
Allelische Verschillende mutaties in hetzelfde gen → zelfde fenotype/ziekte
heterogeniteit
, Klinische mutaties in hetzelfde gen → verschillende fenotypes/ziekten
heterogeniteit
gen bv dove ouders homozygoot voor mutaties in verschillende genen
complementatie → kinderen compound heterozygoot → niet doof want dubbel heterozygoot voor recessieve
aandoening
Variabele beschrijft de veelvoorkomende observatie dat dragers van eenzelfde mutatie in een stamboom,
expressie een verschillende ernst of verschillende kenmerken van de aandoening vertonen.
● vooral bij dominant want homozygoot
oorzaken:
1. mtDNA heteroplasmie
2. Modifying factors (genetische achtergrond, levensstijl of toeval)
a. Beïnvloed penetrantie!
3. Anticipatie
Anticipatie Variabele dominantie: Hoe langer de repeats, hoe ernstiger het ziektebeeld en hoe jongere
leeftijd de ziekte tot uiting komt.
Ernst vd ziekte correleert met de lengte vd repeats bij opeenvolgende generaties(repeat
expansie) door replicatie slippage. kan ook verkorten
Pseudodominant Kenmerk lijkt dominant omdat zoveel mensen het hebben. Maar het is een recessief kenmerk
patroon van dat zo veel voorkomt. Bijvoorbeeld bloedgroep O, dit is recessief kenmerk maar kan dominant
recessieve lijken in een stamboom omdat het zoveel voorkomt. Vaak wordt z on kenmerk binnen een
kenmerken familie nog extra ingebracht door married in spouses
De novo mutatie Je bent de ‘eerste’ . Mutatie die afwezig is bij ouders maar aanwezig bij een kind. Mutatie kan
wel in een gameet zitten van de ouders waardoor het wordt doorgegeven aan het kind, maar
denk eraan: Niet aanwezig in DNA van de ouders zelf, enkel in een of meer gameten.
Gebeurt vaak op een mutatie-hotspot.
Mozaïcisme De mutatie kan ontstaan zijn na de bevruchting, waardoor een groot percentage van de cellen
deze mutatie dragen = mozaïcisme.
Een ouder kan 1 mutante gameet hebben maar kan ook mozaïcisme hebben in de germline.
Germline Als het mozaïsch patroon puur en enkel in de germline zit
mosaicism
Causale genen Genen die leiden tot monogene overerving, ben je drager van de mutatie dan wordt je ziek
(susceptibiliteits = dichotome kenmerken
genen)
Continue genen Genen die niet aan of uit kunnen worden gezet, bijvoorbeeld lengte, lichaamsgewicht, oogkleur
QLT
polygenische Er zijn meerdere loci betrokken, je spreekt dan niet meer van dominant en recessief maar van
kenmerken co-dominantie
Heritabiliteit Maat voor de fractie van de variantie die genetisch bepaald is tov van de totale variantie
𝑉(𝐺)
h2 = 𝑉(𝑝)
Susceptibiliteit Aanleg voor de ziekte / risico op de ziekte. Het bepaalt het risico op het krijgen van een ziekte.
Is een continue variabele welke discontinue polygenische kenmerken kan voorspellen
Drempelwaarde Verklaart waarom herhalingsrisico verschilt in families
theorie ● ouders met meer hoge-risico allelen verschuiven de susceptibilities curve
● maar de drempelwaarde ligt vast!
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur UABiochemieStudent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.